Regeling vervallen per 01-01-2017

FINANCIËLE VERORDENING 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2016

Intitulé

FINANCIËLE VERORDENING 2013

De raad van de gemeente Apeldoorn;

gelezen het voorstel van het college van 27 mei 2013, nr. 43-2013;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid.

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    eenheid: het gedeelte van de organisatie waaraan een eenheidsmanager leiding geeft,

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de gemeentelijke organisatie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd,

  • c.

    BBV: Besluit Begrotings- en Verantwoordingsvoorschriften

  • d.

    MPB: de meerjarenprogrammabegroting op basis van het besluit begroting en verantwoordingsvoorschriften (BBV), die door de raad wordt vastgesteld.

  • e.

    MPG: Meerjaren Perspectief Grondexploitaties

  • f.

    FIDO: Wet Financiering Decentrale Overheden

  • g.

    programma: samenhangende weergave van beleidsdoelen, budgetten en prestaties zoals voorgeschreven in het besluit begroting- en verantwoordingsvoorschriften (BBV).

HOOFDSTUK 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt de programma-indeling van de MPB vast.

  • 2. De raad stelt per begrotingsprogramma relevante indicatoren vast voor het meten van de gemeentelijke productie, de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid en het afleggen van verantwoording daarover.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden voor elk van de programma’s de lasten en baten per beleidsproduct weergegeven en bij de jaarstukken worden voor elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per beleidsproduct weergegeven.

  • 2. In de begroting wordt per balansnummer voor de nieuwe investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4 Kaders voor de ontwerp-begroting

  • 1. Het college biedt vóór het opstellen van de begroting de raad een voorjaarsnota aan. Inoverleg met de raad kan hiervan worden afgezien.

  • 2. De raad stelt met deze nota de kaders voor de op te stellen ontwerp MPB vast.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma of per beleidsproduct, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en de kredieten.

  • 2. De raad kan aangeven voor welke kredieten hij op een later tijdstip een nadere uitwerking wil ontvangen.

  • 3. Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, meldt het college dat tijdig conform artikel 6 en 7.

  • 4. Het college legt voor investeringen die niet in de begroting zijn opgenomen voorafgaande aan het aangaan van de verplichtingen een voorstel voor een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6 Informatieplicht

  • 1. De raad stelt de verordening actieve informatieplicht en de onderliggende nota actieve informatieplicht vast.

  • 2. Deze nota geeft nadere spelregels voor de invulling van de actieve informatieplicht in onze gemeente, nadere afspraken over wanneer het college de raad direct over ontwikkelingen dient te informeren, de tussentijdse rapportage en begrotingswijzigingen.

Artikel 7 Tussentijdse informatievoorziening

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse informatievoorziening over de realisatie van de begroting van het lopende boekjaar.

  • 2. De informatievoorziening sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3. De informatievoorziening gaat in op afwijkingen, zowel wat betreft de baten en de lasten (input), de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves, de geleverde prestaties (output) en de beheersing van de risico’s.

  • 4. In de informatievoorziening wordt tevens de afwijkingen op de investeringskredieten toegelicht.

Artikel 8 Jaarstukken (verslag en rekening)

  • 1. Het college legt over de MPB verantwoording af aan de raad. Deze verantwoording is opgenomen in de jaarstukken, zijnde jaarrekening en jaarverslag.

  • 2.

    • In de programmaverantwoording die is opgenomen in de jaarstukken wordt minimaal ingegaan op:

    • -

      de gerealiseerde baten en lasten;

    • -

      de in de MPB genoemde kengetallen;

    • -

      de realisatie van de in de MPB genoemde doelstellingen;

    • -

      de realisatie van de in de MPB genoemde prestaties.

Hoofdstuk 3 Finanacieel beleid

Artikel 9 Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 2. De verkrijgingprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

  • 3. De vervaardigingprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Aan de vervaardigingprijs worden de betreffende indirecte kosten toegerekend. Als over het tijdvak van vervaardiging rente wordt toegerekend, wordt dat in de toelichting vermeld.

  • 4. Immateriële vaste activa worden in principe zo snel mogelijk afgeschreven met een maximum van vijf jaar (ex artikel 64 lid 6 BBV provincies en gemeenten).

  • 5. Op de materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Op het investeringsbedrag worden bijdragen van derden afgetrokken.

  • 6. Nieuwe investeringen in activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden ineens onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan alleen bij hoge uitzondering bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering wordt het actief in een zo kort mogelijke periode afgeschreven.

  • 7. De raad stelt via de kadernotitie afschrijvingsbeleid en waardering van activa ten minsteeens in de 4 jaarspelregels voor het afschrijvings- en activeringsbeleid vast. De in dit artikel vermelde uitgangspunten en de afschrijvingstermijnen worden hierin uitgewerkt.

Artikel 10 Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks in de begroting en rekening een overzicht van de reserves en voorzieningen aan.

  • 2. Tenminste één keer per raadsperiode zal een geactualiseerde nota reserves en voorzieningen ter behandeling en ter vaststelling aan de raad worden voorgelegd.

  • 3. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • ·

      het doel, de actualiteitswaarde en de omvang (maximum/minimum) van de reserves;

    • ·

      het doel, de actualiteitswaarde van voorzieningen;

    • ·

      de toerekening van rente over de algemene reserves en bestemmingsreserves,

    • ·

      de relatie met het weerstandsvermogen en de weerstandscapaciteit

Artikel 11 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de kostprijs van producten en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. De rentetoerekening van de kapitaallasten wordt jaarlijks bij de begroting en de rekening bepaald.

Artikel 12 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Jaarlijks bij de behandeling van de begroting biedt het college de raad een paragraaf lokale heffingen ter vaststelling aan. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid ten aanzien van gemeentelijke belastingen, heffingen en tarieven, de belastingdruk voor burgers en bedrijven, de kostendekkendheid van de heffingen en het kwijtscheldingsbeleid.

  • 2. De raad stelt de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen prijzen vast.

  • 3. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van de geraamde respectievelijk werkelijke inkomsten die voortvloeien uit de belastingen, heffingen en tarieven.

Artikel 13 Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de MPB binnen de door de raad vastgestelde kaders uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college hanteert bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt binnen de bepalingen van de Wet FIDO uitsluitend bij financiële instellingen met een AAA rating (minste risico) afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency (gespecialiseerd bureau), de Nederlandse Staat (schatkistbankieren) of bij instellingen voor wiens waardepapieren een minimale solvabiliteitseis geldt;

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • c.

      rente instrumenten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

    • d.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven gevraagd;

    • e.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of hetverlenen van garanties luiden in euro.

  • 3.

    Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college waar mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties. In het door het college vast te stellen Treasurystatuut wordt dit onderdeel nader uitgewerkt.

Artikel 14 Grondexploitatie

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf grondbeleid aan. In deze paragraaf wordt tenminste ingegaan op:

    • a.

      De visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de gemeentelijke meerjarenbegroting; hierin komt het instrumentele karakter van het grondbeleid tot uitdrukking;

    • b.

      Een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

    • c.

      Een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie

    • d.

      Een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    • e.

      Beleidsuitgangspunten omtrent reserves voor grondexploitatie in relatie tot de risico’s die daaraan verbonden zijn.

  • 2.

    In de paragraaf grondbeleid in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de in de begroting aangegeven onderwerpen.

  • 3.

    Jaarlijks biedt het college de raad de nota MPG ter vaststelling aan.

  • 4.

    Bij de tussentijdse informatievoorziening biedt het college de raad een rapportage Grond-bedrijf aan.

  • 5.

    Tenminste één keer per raadsperiode stelt de raad op voorstel van het college een nota

Grondbeleid en een nota Financiële kaderstelling Grondbedrijf vast. De nota Financiële kaderstelling bevat in ieder geval nadere bepalingen voor

  • -

    de begroting, nota MPG, tussentijdse informatievoorziening en de jaarrekening;

  • -

    de financiële organisatie van het Grondbedrijf;

  • -

    het instellen, samenvoegen, splitsen of opheffen en waardering van (sub)complexen en de inrichting van de exploitatiebegroting per (sub)complex;

  • -

    de financiering van het Grondbedrijf.

Hoofdstuk 4 Financieel beheer en interne controle

Artikel 15 Administratie

De administratie is zodanig van opzet dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de eenheden;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten c.a.;

  • c.

    het verschaffen van informatie over de besteding van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie voor indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en organisatieonderdelen.

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde doelen, de begroting en de ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle op de registratie van gegevens als zodanig en de verantwoording zoals bedoeld in lid e.

Artikel 16 Interne controle

  • 1 Het college zorgt ten behoeve van de jaarrekening, de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor een adequate controle op de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheersmaatregelen. De directieraad stelt daartoe een Intern Controleplan vast.

  • 2 Indien daartoe aanleiding is neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 17 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college is verantwoordelijk voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie

Artikel 18 Financiële organisatie

  • 1. Het college draagt er zorg voor en legt in een Uitwerkingsbesluit Financiële verordening

    vast:

  • a. dat de financiële organisatie eenduidig is ingedeeld,

  • b. dat taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden adequaat zijn gescheiden,

    zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de

    verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c. dat mandaten en volmachten zijn verleend voor het aangaan van verplichtingen ten laste

    van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d. dat de wijze waarop de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties

    en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie zijn vastgelegd;

  • e. dat de wijze waarop de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van lasten

    en baten aan de eenheidsplannen en de eenheidsrekeningen zijn bepaald.

  • 2. Voor wat betreft verantwoordelijkheden en bevoegdheden van functionarissen die kunnen

    beschikken over budgetten is een separate budgethoudersregeling opgesteld.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt (met terugwerkende kracht) in werking per 1 januari 2013.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Financiële verordening’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 mei 2013
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 17 juli 2013
Inwerking getreden d.d. 1 januari 2013