Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregels kostendelersnorm en verlaging bijstandsnorm 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

Beleidsregels kostendelersnorm en verlaging bijstandsnorm 2015

Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn;

Gelet op artikel 22a, 27 en artikel 28 van de Participatiewet, artikel 5 van de Ioaw en artikel 5 van de Ioaz;

BESLUIT

vast te stellen de navolgende:

Beleidsregels kostendelersnorm enverlaging bijstandsnorm 2015

Beleidsregels kostendelersnorm en verlaging bijstandsnorm 2015

Inhoudsopgave

2

Pag.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

1

Artikel 1 Begripsbepalingen

1

Artikel 2 Commerciële prijs

2

Artikel 3 Student als kostendeler

2

Artikel 4 Doelgroep

2

Hoofdstuk 2 Verlagingen

2

Artikel 5 Verlaging norm wegens woonsituatie

2

Artikel 6 Verlaging norm voor schoolverlaters

2

Hoofdstuk 3 Overige situaties

3

Artikel 7 Hardheidsclausule

3

Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden

3

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

3

Artikel 9 Inwerkingtreding

3

Artikel 10 Citeertitel

3

Toelichting

3

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

    • b.

      norm: bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de Participatiewet, of de grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of artikel 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) voor zover sprake is van een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

    • c.

      gehuwdennorm: de norm bedoeld in artikel 21 onderdeel b, van de wet;

    • d.

      woning: een zelfstandige woning zoals bedoeld in artikel 7:234 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede een woonwagen of woonschip als bedoeld in artikel 3, zesdelid van de Participatiewet;

    • e.

      woonlasten: de maandelijks verschuldigde huur of hypotheekrente;

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. Commerciële prijs

Onder commerciële prijs als bedoeld in artikel 22a Participatiewet, artikel 5 van de Ioaw en artikel 5 van de Ioaz wordt verstaan:

  • 1.

    voor kale woonlasten een bedrag hoger of gelijk aan 20% van de gehuwdennorm;

  • 2.

    voor woonlasten inclusief een bijdrage voor gas, water en/of licht, een bedrag hoger of gelijk aan 30% van de gehuwdennorm;

  • 3.

    voor een kostganger een bedrag hoger of gelijk aan 40% van de gehuwdennorm.

Artikel 3. Student als kostendeler

Onder student als bedoeld in artikel 22a lid 4 sub d van de Participatiewet, artikel 5 lid 12 sub d Ioaw en artikel 5 lid 12 sub d Ioaz wordt mede verstaan de student die uit Rijks kas bekostigd onderwijs volgt, maar door het bereiken van het maximale recht aan studiefinanciering of Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten geen recht heeft op een toelage uit deze regelingen.

Artikel 4. Doelgroep

  • 1. De artikelen 5 en 6 van deze beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd met een uitkering ingevolge de Participatiewet en waarop de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet niet van toepassing is.

  • 2. Zolang ten aanzien van een alleenstaande of een gezin een verlaging van de bijstandsnorm of toeslag wordt toegepast op grond van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 gemeente Apeldoorn, wordt gedurende de periode van toepassing van 78z, zesde lid, van de wet, geen verlaging op grond van deze beleidsregels toegepast.

Hoofdstuk 2 Verlagingen

Artikel 5. Verlaging norm wegens woonsituatie

De verlaging in verband met de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27 van de Participatiewet bedraagt 15% van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden of als er geen woning bewoond wordt.

Artikel 6. Verlaging norm voor schoolverlaters

  • 1. De verlaging van artikel 28 van de Participatiewet bedraagt voor schoolverlaters op wie artikel 5 van deze beleidsregels niet van toepassing is, 10% van de gehuwdennorm gedurende zes maanden, gerekend vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten;

  • 2. De verlaging als bedoeld in lid 1 wordt niet toegepast voor schoolverlaters die kunnen aantonen dat zij twee maanden voorafgaande aan het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten, een inkomen op of boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm ontvingen.

Hoofdstuk 3 Overige situaties

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels indien toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 8. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015

Artikel 10. CiteertitelDe beleidsregels worden aangehaald als: beleidsregels kostendelersnorm en verlaging bijstandsnorm 2015.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn op xx-xx-2014.

Burgemeester en wethouders van Apeldoorn,

de secretaris, de burgemeester,

Toelichting Beleidsregels kostendelersnorm en verlaging bijstandsnorm 2015

Algemene toelichting

Invoering van de kostendelersnorm per 1 januari 2015

Door de invoering van de Wet maatregelen WWB per 1 januari 2015 is een nieuwe systematiek voor de vaststelling van de uitkeringshoogte ontstaan. In plaats van een systeem van bijstandsnormen, toeslagen en verlagingen is nu sprake van een stelsel waarin de wet bijstandsnormen kent en daarnaast het aantal mensen in een huishouden bepalend is voor de hoogte van de uitkering (de zogenoemde kostendelersnorm: artikel 22a Participatiewet).

De kostendelersnorm houdt rekening met de voordelen van het delen van de kosten binnen één huishouden. Een belangrijk kenmerk van de kostendelersnorm is dat alle huisgenoten individueel recht op bijstand houden. Dit betekent dat als één van de huisgenoten (meer) inkomen gaat verwerven, dit geen gevolgen heeft voor de uitkering van de ander. Dus: het loont om aan het werk te gaan, omdat het loon niet wordt verrekend met de uitkeringen in het huishouden.

Overigens geldt voor gehuwden die niet met één of meer andere meerderjarige personen dan de echtgenoot in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, een uitzondering. Zij worden als een gezin gezien, zodat het verwerven van inkomen door één van de echtgenoten wel consequenties heeft voor de gezamenlijke uitkering.

Vervallen van de Toeslagenverordening

Met het invoeren van de kostendelersnorm per 1 januari 2015 is de verplichting voor de gemeenteraad komen te vervallen om een Toeslagenverordening vast te stellen. Omdat er nog sprake is van overgangsrecht voor bestaande klanten tot 1 juli 2015, zal de Toeslagenverordening dan ook per 1 juli 2015 worden ingetrokken. In de Toeslagenverordening werd het verhogen en verlagen van de bijstandsnorm geregeld. Verhoging door middel van het verlenen van een toeslag vond plaats als de belanghebbende hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander. Verlaging was mogelijk in een viertal in de wet benoemde situaties:

  • a.

    verlaging voor gehuwden die lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van de kosten met een ander;

  • b.

    verlaging in verband met de woonsituatie;

  • c.

    verlaging voor schoolverlaters;

  • d.

    verlaging voor alleenstaanden van 21 of 22 jaar.

De systematiek van de kostendelersnorm maakt het verlenen van een toeslag overbodig. Ook de verlagingsmogelijkheden zijn in de Participatiewet beperkt. De verlagingsmogelijkheden onder b en c zijn overgebleven.

Vaststellen van beleidsregels

Het vervallen van de Toeslagenverordening per 1 juli 2015 heeft als gevolg dat alleen verlagingen kunnen worden toegepast als het college dit door middel van beleidsregels uitdrukkelijk bepaalt. Door middel van deze Beleidsregels verlaging bijstandsnorm vindt deze beleidsvaststelling plaats.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 2. Commerciële prijs

In artikel 22a van de Participatiewet, artikel 5 van de Ioaw en artikel 5 van de Ioaz wordt gesproken over een Commerciële prijs. De hoogte van deze prijs is niet in dit artikel of de memorie van toelichting vastgelegd. In dit artikel wordt geregeld voor verschillende woonsituaties wat wordt verstaan onder Commerciële prijs.

Artikel 3. Student als kostendeler

In de tekst van artikel 22a lid 4 sub d van de Participatiewet, artikel 5 lid 12 sub d Ioaw en artikel 5 lid 12 sub d Ioaz is geregeld wanneer een studerende medebewoner niet wordt aangemerkt als kostendeler. In de wettekst is geen rekening gehouden met de situatie dat de medebewoner een studie volgt en over de gehele studieperiode geen recht meer heeft op Studiefinanciering of WTOS. Denk hierbij aan de situatie dat iemand na 4 jaar Mbo-opleiding een Hbo-opleiding gaat volgen.

Artikel 4. Doelgroep

Lid 1De werking van de beleidsregels is beperkt tot belanghebbenden in de leeftijdscategorie van 21 jaar of ouder, maar die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt en waarvoor de kostendelersnorm niet van toepassing is. Vanwege de lagere jongerennorm en kostendelersnorm is ervoor gekozen geen verdere verlaging toe te passen bij belanghebbenden van 18 tot 21 jaar of kostendelers. In het geval er sprake is van gehuwden geldt dat beiden 21 jaar of ouder en jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd moeten zijn.

Lid 2Bij de invoering van de Participatiewet en de Wet maatregelen WWB per 1 januari 2015 is overgangsrecht vastgesteld. Dit overgangsrecht houdt onder andere in dat de Toeslagenverordening tot 1 juli 2015 van kracht blijft (zie artikel 78z, zesde lid, Participatiewet). Dit betekent dat verlagingen die zijn toegepast op grond van de Toeslagenverordening die op 31 december 2014 van kracht zijn, hun gelding blijven houden tot 1 juli 2015 (tenzij de situatie op grond waarvan een verlaging is toegepast, wijzigt).

Door middel van de bepaling in artikel 4, tweede lid, van deze beleidsregels wordt voorkomen dat op grond van deze beleidsregels naast een verlaging op grond van de verordening ook nog een verlaging op grond van deze beleidsregels wordt toegepast. Deze bepaling is van belang tot 1 juli 2015 en zal vanaf die datum niet meer worden toegepast.

Artikel 5. Verlaging norm wegens woonsituatie

In dit artikel is bepaald dat de norm wordt verlaagd met 15% van de gehuwdennorm, indien een woning wordt bewoond waaraan voor de belanghebbende geen woonlasten zijn verbonden of als er geen woning wordt bewoond.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder woonkosten verstaan:

a) indien een huurwoning wordt bewoond, de huurprijs of kale huur per maand;

b) indien een eigen woning wordt bewoond, de verschuldigde hypotheekrente per maand.

Ook in de situatie dat er maandelijks voor gas, water en licht wordt betaald, maar geen kale huur valt onder dit artikel.

Van lagere bestaanskosten als gevolg van woonsituatie is in ieder geval sprake:

  • 1.

    bij het niet aanhouden van een woning;

  • 2.

    bij bewoning van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van (anti-)kraak;

  • 3.

    indien een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning.

Als een derde, bijvoorbeeld de ex-echtgenoot, de woonlasten van de door de belanghebbende bewoonde woning draagt, heeft het college de keuze om het aldus verkregen woongenot aan te merken als inkomen in natura of de norm te verlagen op grond van artikel 27 van de Participatiewet. Overigens kan het college, indien noch in het kader van artikel 27 van de Participatiewet noch in het kader van artikel 33, eerste lid, van de Participatiewet rekening wordt gehouden met de situatie waarin een ander dan belanghebbende de woonkosten betaalt, de bijstand in voorkomende gevallen lager vaststellen op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet.

De norm wordt tevens met 15% verlaagd als de belanghebbende geen woning bewoont. Deze bepaling ziet op de mogelijkheid om de uitkering van dak- en thuislozen te verlagen, omdat deze lagere bestaanskosten hebben dan belanghebbenden die een woning bewonen. Tegenover het ontbreken van kosten omdat geen woonruimte wordt aangehouden, staat dat dak- en thuislozen regelmatig kosten zullen moeten maken voor dak- en thuislozenopvang. Daarom is gekozen voor een verlaging van 15% van de gehuwdennorm.

Artikel 6. Verlaging norm voor schoolverlaters

In artikel 6 van deze beleidsregels is bepaald dat de verlaging voor is 10% van de gehuwdennorm bedraagt gedurende zes maanden vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op de studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten. Bij toepassing van de verlaging voor schoolverlaters is het volgende van belang. Om de verlaging te kunnen toepassen moet voldaan zijn aan de voorwaarde dat voor het onderwijs of de beroepsopleiding recht bestond op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000 (WSF 2000) of op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Van belang is dat de belanghebbende daadwerkelijk recht heeft op studiefinanciering en niet dat het volgen van de soort opleiding daar in theorie recht op geeft. Dit volgt uit de bedoeling van de wetgever zoals die blijkt uit de toelichting op artikel 28 van de Participatiewet. Daarnaast is het van belang dat de belanghebbende zijn recht op studiefinanciering ontleent aan de WSF 2000 of de WTOS. Een extraneus valt niet onder de WSF 2000. Daarvoor is inschrijving als student vereist. Een voormalig extraneus is dus geen schoolverlater in de zin van artikel 28 Participatiewet. Om cumulatie van verlagingen te voorkomen is deze verlaging alleen van toepassing voor schoolverlaters waarop artikel 5 van de beleidsregels niet van toepassing is. Er kan dus geen dubbele verlaging van de norm plaatsvinden.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Deze bepaling geeft de mogelijkheid aan het college om in uitzonderlijke gevallen maatwerk te leveren. Het moet dan gaan om gevallen waarin het toepassen van de regels uit deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard zouden leiden.

Artikel 8. Onvoorziene omstandigheden

Als zich situaties voordoen waarvoor deze beleidsregels geen oplossing bieden, dan beslist het college over de afhandeling hiervan.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.