Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015

Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015

Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn;

Gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen alsmede de regels met betrekking tot verrekening bestuurlijke boete bij recidive;

BESLUIT

vast te stellen de navolgende:

Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ

Inhoudsopgave

2

Pag.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

1

Artikel 1 Begripsbepalingen

1

Hoofdstuk 2 Waarschuwing

2

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing

2

Hoofdstuk 3 Verwijtbaarheid

2

Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid

2

Artikel 4 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid

2

Hoofdstuk 4 Verrekening

3

Artikel 5 Verrekenen voor andere gemeente

3

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

3

Artikel 6 Hardheidsclausule

3

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

3

Artikel 7 Inwerkingtreding

3

Artikel 8 Citeertitel

3

Toelichting

3

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      Bbz 2004: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

    • e.

      inlichtingenverplichting: de verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid, van de IOAW, artikel 13, eerste lid, van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • f.

      onverwijld: binnen 7 dagen nadat het feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan, dan wel het kenbaar werd of redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn voor belanghebbende;

    • g.

      boete: de bestuurlijke boete bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 20a, eerste lid, van de IOAW, artikel 20a, eerste lid, van de IOAZ;

    • h.

      waarschuwing: de waarschuwing, genoemd in artikel 18a, vierde lid, van de Participatiewet, artikel 20a, vierde lid, van de IOAW, artikel 20a, vierde lid, van de IOAZ

    • i.

      uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet, en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ;

    • j.

      beslagvrije voet: beslagvrije voet zoals bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • k.

      recidiveboete: de bestuurlijke boete bij recidive binnen vijf jaar, zoals bedoeld in artikel 18a van de Participatiewet.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Bbz 2004, IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Waarschuwing

Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing

In plaats van een boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan verstrekte uitkering, tenzij de schending van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat de belanghebbende voor een eerdere schending van de inlichtingenplicht een waarschuwing heeft gekregen.

Hoofdstuk 3 Verwijtbaarheid

Artikel 3. Verminderde verwijtbaarheid

  • 1. De mate waarin de schending van de inlichtingenplicht de belanghebbende kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde toen hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen.

  • 2. Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:

    • a.

      de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

    • b.

      de belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen;

    • c.

      de belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting;

    • d.

      er is anderszins sprake van omstandigheden die leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 4. Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid

Indien het college heeft vastgesteld dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid zoals bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregels, verlaagt het college de boete met 50%.

Hoofdstuk 4 Verrekening

Artikel 5. Verrekenen voor andere gemeente

In afwijking van artikel 60b, tweede lid, van de Participatiewet, verrekent het college de recidiveboete die is opgelegd door een andere gemeente, met inachtneming van de beslagvrije voet indien:

  • 1.

    belanghebbende hierom verzoekt, en

  • 2.

    er sprake is van dringende redenen die leiden tot een situatie van kennelijk onredelijke en onbillijke aard.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 6. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing ervan tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid leidt.

  • 2. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien beslist het college.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 7. Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking per 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregel bestuurlijke boete WWB, IOAW, IOAZ, vastgesteld op 7 januari 2014.

Artikel 8. Citeertitel

De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ.

Aldus op vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn op xx-xx-2014.

Burgemeester en wethouders van Apeldoorn,

de secretaris, de burgemeester,

Toelichting Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Algemene toelichting

Met de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving per 1 januari 2013 zijn verschillende wetten op het gebied van handhaving en sanctiebeleid geharmoniseerd en tegelijkertijd aangescherpt. Voor de gemeente ging het om de Wet werk en bijstand (sinds 1 januari 2015: Participatiewet), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

De grootste wijzigingen per 1 januari 2013 waren de introductie van een bestuurlijke boete en het verplicht terugvorderen van benadelingsbedragen als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht. De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering.

In genoemde wet is op een aantal punten sprake van beleidsvrijheid voor gemeenten. In deze beleidsregels wordt dit uitgewerkt. Per 1 januari 2015 zijn de Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015 in werking getreden. Deze nieuwe beleidsregels zijn aangepast aan de invoering van de Participatiewet en aangevuld met de Bbz2004. Inhoudelijk is geen sprake van nieuw beleid in vergelijking met de voorheen geldende beleidsregels.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing

De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid om in die gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot teveel verstrekte uitkering, geen boete op te leggen maar te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Een waarschuwing is niet aan de orde als er in een periode van twee jaar voorafgaand aan de schending van de inlichtingenverplichting al een waarschuwing is opgelegd, kan er niet meer worden volstaan met het geven van een waarschuwing. In dat geval moet meteen een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid

Indien een boete wordt opgelegd, wordt de hoogte hiervan afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan belanghebbende kan worden verweten. Daarbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert. De bewijslast om aan te tonen dat de schending niet, of verminderd verwijtbaar is, ligt bij belanghebbende.

Als de belanghebbende de schending van de inlichtingenverplichting niet volledig valt te verwijten, kan de op te leggen boete op een lager bedrag worden vastgesteld. In het Boetebesluit socialezekerheidswetten heeft de regering vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid (zie de criteria die genoemd worden onder a t/m c). Het college heeft dit aangevuld.

Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden bij de genoemde criteria:

  • a.

    Het overlijden van de partner of kind, een plotselinge ziekenhuisopname of onvoorzien ontslag.

  • b.

    De belanghebbende is tijdelijk administratief onbekwaam, vanwege zijn geestelijke vermogens. Gaat het om een structurele situatie dan mag worden verwacht dat belanghebbende zich laat bijstaan door een wettelijke vertegenwoordiger.

  • c.

    Als de belanghebbende uit eigen beweging alsnog de juiste informatie verstrekt voordat de gemeente de schending van de inlichtingenplicht heeft geconstateerd, is dat ook grond voor verminderde verwijtbaarheid.

  • d.

    Als er geen sprake is van de hierboven genoemde situaties, maar het college is toch van mening dat de omstandigheden aanleiding geven tot het aannemen van verminderde verwijtbaarheid, dan kan dat (mits goed gemotiveerd).

In de volgende situaties is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid:

  • a.

    De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat deze van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van belanghebbende wordt daarnaast een redelijke inspanning gevergd om op de hoogte te zijn en blijven van de feiten die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat de gemeente belanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een

  • b.

    bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.

  • c.

    Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal is geen reden voor aannemen van verminderde verwijtbaarheid. Van belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de rechten en plichten rondom de uitkering, en over de inhoud van correspondentie.

  • d.

    Verminderde verwijtbaarheid is verder niet aan de orde als de belanghebbende langere tijd niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen. Hij wordt dan geacht ervoor te zorgen dat een ander zijn zaken regelt.

Artikel 4 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid

Uit oogpunt van onder meer zorgvuldigheid en rechtszekerheid is bij verminderde verwijtbaarheid gekozen voor halvering van de boete. De hoogte van de boete bij verminderde verwijtbaarheid bedraagt 50% van het vastgestelde boetebedrag.

Artikel 5 Verrekenen voor andere gemeente

Als belanghebbende in een andere gemeente een recidiveboete heeft gekregen die volledig verrekend wordt met de uitkering (waarbij dus de beslagvrije voet buiten werking is gesteld), en hij verhuist in de periode naar de gemeente Apeldoorn waar hij een uitkering op grond van de Participatiewet gaat ontvangen, is de gemeente Apeldoorn verplicht de recidiveboete van de andere gemeente volledig te verrekenen met de uitkering.

De belanghebbende kan bij het college van de gemeente Apeldoorn een verzoek indienen om toch de beslagvrije voet te respecteren. Het college van de gemeente Apeldoorn beoordeelt dit verzoek volgens de regels die met betrekking tot de verrekening bestuurlijke boete bij recidive door de gemeenteraad van Apeldoorn zijn vastgesteld (zie verordening maatregelen Participatiewet, IOAW, IOAZ en verrekening bestuurlijke boete).

In artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken.

Artikel 7 en 8 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze artikelen spreken voor zich.