Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregels bijzondere bijstand 2015

Geldend van 14-05-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand Apeldoorn 2015

Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Apeldoorn,

gelet op de Participatiewet en gelet op de Notitie Sociaal Vangnet 2015, overwegende dat in het kader van artikel 35 van deze wet het wenselijk is de beleidsregels met betrekking tot bijzondere bijstand in een afzonderlijke richtlijn bijeen te brengen en gelet op de zorg van het college van burgemeester en wethouders voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van bijstand,

stellen vast de volgende

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Apeldoorn 2015

De begripsbepalingen van de Participatiewet zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing.

Inhoudsopgave

2

Pag.

Hoofdstuk 1 Algemeen

3

Artikel 1.01 Individuele en categoriale bijstand

3

Artikel 1.02 Voorliggende voorziening

3

Artikel 1.03 Vier vragen

3

Artikel 1.04 Doen de kosten zich voor?

4

Artikel 1.05 Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

4

Artikel 1.06 Is er sprake van een bijzondere omstandigheid?

4

Artikel 1.07 Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht?

4

Artikel 1.08 Toekenningsperiode

4

Artikel 1.09 Moment van aanvraag

4

Artikel 1.10 Eigen bijdrage

5

Hoofdstuk 2 Bijstand om niet en leenbijstand

5

Artikel 2.01 Vormen van bijstand

5

Artikel 2.02 Aflossing lening of leenbijstand

6

Hoofdstuk 3 Draagkracht

6

Artikel 3.01 Draagkracht uit het inkomen

6

Artikel 3.02 Draagkracht uit het vermogen

6

Artikel 3.03 Draagkrachtperiode

6

Artikel 3.04 Draagkracht personen onder de 21 jaar in een inrichting

6

Artikel 3.05 Beroep op ouders

7

Hoofdstuk 4 Woonkostentoeslag

7

Artikel 4.01 Woonkostentoeslag bij een huurwoning

7

Artikel 4.02 Woonkostentoeslag bij een eigen woning

7

Artikel 4.03 Woonkostentoeslag boven de huurtoeslag huurwoning

8

Artikel 4.04 Woonkostentoeslag boven de huurtoeslag koopwoning

8

Hoofdstuk 5 Toeslag levensonderhoud

9

Artikel 5.01 Toeslag 18-20 jarigen

9

Artikel 5.02 Toeslag voormalige alleenstaande ouder (overgangsrecht)

9

Artikel 5.03 Overbruggingsuitkering

9

Hoofdstuk 6. Kosten ten behoeve van kinderen

10

Artikel 6.01 Reiskosten schoolgaande kinderen hoger of beroepsonderwijs

10

Artikel 6.02 Reiskosten schoolgaande kinderen basis- of voortgezet onderwijs

10

Artikel 6.03 Ouderbijdrage Jeugdwet

11

Artikel 6.04 Weekendverlof uit huis geplaatst kind

11

Artikel 6.05 Reiskosten omgangsregeling

12

Artikel 6.06 Peuterspeelzaal

12

Hoofdstuk 7 Kosten van inrichting en verhuizing

12

Artikel 7.01 Noodzakelijkheid

12

Artikel 7.02 Reservering

12

Artikel 7.03 Vorm

13

Artikel 7.04 Lening, Borgstelling of leenbijstand

13

Artikel 7.05 Bedragen

13

Artikel 7.06 Duurzame gebruiksgoederen op medische of sociale indicatie

13

Artikel 7.07.1 Verhuizing op medische of sociale indicatie

13

Artikel 7.07.2 Welke kosten

13

Artikel 7.08 Duurzame gebruiksgoederen algemeen

14

Artikel 7.09 Bedragen volledige inrichting

14

Artikel 7.10 Babyuitzet

15

Hoofdstuk 8 Bijzondere bijstand voor medische kosten

15

Artikel 8.1.1 Aanvullende verzekering

15

Artikel 8.1.2 Collectieve zorgverzekering minima

15

Artikel 8.1.3 Eigen risico

15

Artikel 8.1.4 Eigen bijdrage

16

Artikel 8.1.5 AWBZ, Zvw en WMO

16

Artikel 8.2.1 Gehoorhulpmiddelen

16

Artikel 8.2.2 Gehoorhulpmiddelen, onderhoud en verzekering

16

Artikel 8.2.3 Montuur, glazen en contactlenzen

16

Artikel 8.3.1 Orthodontie tot 18 jaar

17

Artikel 8.3.2 Tandarts en mondhygiëniste vanaf 18 jaar

17

Artikel 8.3.3 Kunstgebit

18

Artikel 8.4.1 Orthopedisch en speciaal schoeisel

18

Artikel 8.4.2 Pedicure

19

Artikel 8.5.1 Ergotherapie

19

Artikel 8.5.2 Fysiotherapie en oefentherapie

19

Artikel 8.6 Geneesmiddelen

20

Artikel 8.7.1 Alternatieve geneeswijzen

20

Artikel 8.7.2 Antroposofische geneeskunde

20

Artikel 8.8 Psychologische hulpverlening

21

Artikel 8.9 Eigen bijdrage CAK

21

Artikel 8.10 Reiskosten medische behandeling

21

Artikel 8.11.1 Kleding

22

Artikel 8.11.2 Beddengoed

22

Artikel 8.11.3 Waskosten

22

Artikel 8.12 Dieetkosten

23

Artikel 8.13 Maaltijdvoorziening

23

Artikel 8.14 Alarmering

23

Artikel 8.15 Extra stook- en elektrakosten

24

Hoofdstuk 9 Bijzondere bijstand voor overige kosten

24

Artikel 9.1.1 Huur en vaste lasten tijdens detentie of TBS

24

Artikel 9.1.2 Huur en vaste lasten tijdens opname inrichting (geen TBS)

24

Artikel 9.2.1 Eigen bijdrage rechtsbijstand

25

Artikel 9.2.2 Kosten beschermingsbewind

25

Artikel 9.2.3 Kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP

25

Artikel 9.2.4 Bijdrage schuldhulpverlening of vrijwillige bewindvoering

25

Artikel 9.3 Begrafenis- of crematiekosten

26

Artikel 9.4 Kosten verblijfsvergunning

27

Artikel 9.5.1 Reiskosten algemeen

27

Artikel 9.5.2 Reiskosten bezoek aan gedetineerde

27

Artikel 9.5.3 Reiskosten ziekenbezoek

27

Artikel 9.5.4 Reiskosten opleiding en scholing

28

Hoofdstuk 10 Inwerkingtreding

28

Artikel 10.1 Citeertitel en inwerkingtreding

28

Artikel 10.2 Overgangsrecht

28

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.01 Individuele en categoriale bijstand

Bijzondere bijstand kent twee varianten: individuele en categoriale bijstand.

Bij individuele bijzondere bijstand moet aangetoond worden dat er sprake is van bepaalde kosten en dat deze noodzakelijk zijn. Voor de toekenning van categoriale bijzondere bijstand hoeft uitsluitend vastgesteld te worden of de klant behoort tot een bepaalde categorie waarvan aannemelijk is dat die bepaalde bijzondere kosten heeft. Het is dan niet nodig om te controleren of de klant de kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Categoriale bijzondere bijstand is op grond van artikel 35 Participatiewet alleen toegestaan in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de kosten van die verzekering of die premie ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn.

Artikel 1.02 Voorliggende voorziening

Bij de verstrekking van bijzondere bijstand moet rekening worden gehouden met het bestaan van voorliggende voorzieningen. Een voorliggende voorziening is: elke voorziening, buiten de Participatiewet, die gelet op haar aard en doel, geacht wordt passend en toereikend te zijn, waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven voor die kosten. Het gaat om voorzieningen waarop wettelijk aanspraak bestaat (bijv. AWBZ of Wmo) of een beroep kan worden gedaan (bijv. Kredietverlening door een bank of een vergoeding via een zorgverzekering). Andere voorbeelden van voorliggende voorzieningen zijn: de zorgtoeslag en de huurtoeslag. Er bestaat ook geen recht op bijstand voor kosten die in de voorliggende voorziening (geheel of gedeeltelijk) als niet noodzakelijk worden aangemerkt (bijv. Zorgverzekeringswet). De Participatiewet is een vangnet en kan het beleid van voorliggende voorzieningen dan ook niet doorkruisen, tenzij het college een uitdrukkelijke keuze heeft gemaakt om een buitenwettelijke beleidsregel vast te stellen. Daar waar sprake is van dergelijk buitenwettelijk beleid is dit in deze beleidsregels binnen een omlijnd kader aangegeven.

Artikel 1.03 Vier vragen

Als er géén sprake is van een passende en toereikende voorliggende voorziening of als deze kosten niet expliciet zijn uitgesloten door de voorliggende voorziening, zal bij de beoordeling van een aanvraag bijzondere bijstand de volgende vier vragen moeten worden beantwoord:

  • 1.

    Doen de kosten zich voor? (zie 1.04)

  • 2.

    Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? (zie 1.05)

  • 3.

    Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? (zie 1.06)

  • 4.

    Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm? (zie 1.07)

Artikel 1.04 Doen de kosten zich voor?

Het is aan de belanghebbende om aan te tonen dat de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand vraagt ook daadwerkelijk worden gemaakt. Men wordt er bij de aanvraag op gewezen dat zij verplicht zijn om de nota’s tot een jaar na toekenning te bewaren. Ook wordt in de beschikking de bestedingsverplichting opgelegd. In sommige gevallen kan bij de aanvraag verlangd worden dat de kosten worden aangetoond door het overleggen van bewijsstukken zoals offertes of nota's.

Artikel 1.05 Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

Het is alleen mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken voor noodzakelijke kosten van het bestaan. Of kosten noodzakelijk zijn, moet worden beoordeeld in het individuele geval. Kosten als gevolg van verlies, diefstal of breuk worden in ieder geval niet als noodzakelijk aangemerkt en zijn in artikel 14 Participatiewet van bijstand uitgesloten. Als de noodzaak van bepaalde kosten is vastgesteld, wil dit nog niet zeggen dat voor deze kosten bijzondere bijstand moet worden verleend, want de overige vragen moeten ook nog worden beantwoord. Bovendien komt alleen de goedkoopste adequate voorziening voor bijzondere bijstand in aanmerking. Kiest de klant voor een duurdere voorziening, terwijl er een goedkoper alternatief is, dan vergoeden we alleen de kosten van deze goedkopere voorziening. De eventuele meerkosten komen dan dus voor rekening van de klant.

Artikel 1.06 Is er sprake van een bijzondere omstandigheid?

Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Het is daarom niet mogelijk om bijzondere bijstand toe te kennen voor kosten die niet als noodzakelijk worden aangemerkt of als algemeen gebruikelijk kunnen worden gezien. Bij de vraag naar een bijzondere omstandigheid moet ook worden gekeken naar de mogelijkheden om te reserveren. In beginsel geldt namelijk dat voor voorzienbare uitgaven gereserveerd moet worden door de klant.

Met name geldt dit voor:

  • -

    (transport)kosten in verband met verhuizing

  • -

    stoffering van de woning

  • -

    aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen

Als de klant niet heeft gereserveerd dan kan de klant voor deze kosten geheel of gedeeltelijk een lening afsluiten. Schulden of het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de Participatiewet en kunnen dan ook niet als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt.

Artikel 1.07 Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht?

Als de kosten kunnen worden voldaan vanuit de aanwezige draagkracht binnen het inkomen of vermogen, bestaat er geen recht op bijzondere bijstand.

Artikel 1.08 Toekenningsperiode

Bijzondere bijstand wordt incidenteel toegekend als er sprake is van eenmalige kosten. Bijzondere bijstand kan ook periodiek toegekend worden als er sprake is van dezelfde, terugkerende kosten, bijvoorbeeld hogere energiekosten die maandelijks in rekening worden gebracht. In dat geval wordt de bijzondere bijstand voor maximaal een jaar toegekend. De klant is zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van wijzigingen in de inkomens- of vermogenssituatie en het indienen van een nieuwe aanvraag als de periode van toekenning voorbij is.

Artikel 1.09 Moment van aanvraag

De klant moet in beginsel voordat de kosten worden gemaakt een aanvraag indienen. De reden hiervoor is dat het veelal niet mogelijk is achteraf de noodzaak van de kosten vast te stellen. Indien er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden (denk aan ziekenhuisopname) kan hier, ten gunste van de klant, gemotiveerd van afgeweken worden. Het is dan wel van belang dat de noodzaak van de kosten nog kan worden vastgesteld.

Bewindvoerders dienen zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen 3 maanden, na de uitspraak van de kantonrechter waarbij de bewindvoerder wordt benoemd, de nota voor wat betreft de kosten bewindvoerderkosten op te maken (of de kosten in ieder geval bij de klant in rekening te brengen). Wordt de aanvraag bijzondere bijstand dan op tijd ontvangen -binnen één maand na deze nota datum- en er bestaat recht op bijzondere bijstand, dan geldt als ingangsdatum voor de bijzondere bijstand de datum van de uitspraak van de kantonrechter. Let op: indien de benoeming is ingegaan in de eerste helft van de maand, mag de bewindvoerder de beloning in rekening brengen met ingang van de eerste van die maand. Als de benoeming ingaat in de tweede helft van de maand, mag hij de beloning met ingang van de 16e dag van de maand in rekening brengen. Wordt de aanvraag bijzondere bijstand niet binnen één maand na de notadatum ingediend, dan vindt er alleen een inhoudelijke beoordeling plaats van de periodieke kosten over de periode vanaf één maand voorafgaand aan de aanvraag bijzondere bijstand. De intakekosten en de periodieke kosten tot één maand voorafgaand aan de aanvraag worden afgewezen, omdat deze te laat zijn ingediend.

Artikel 1.10 Eigen bijdrage

In deze beleidsregels wordt regelmatig gesproken over de eigen bijdrage. Hiermee wordt de eigen bijdrage bedoeld die moet worden betaald tot een van te voren bepaald maximum bedrag. Als eigen bijdrage wordt niet aangemerkt het meerdere boven de maximum vergoeding van de zorgverzekeraar.

Voorbeeld eigen bijdrage

Belanghebbende is verzekerd voor tandartskosten tot een bedrag van € 500 per jaar met een

eigen bijdrage van 25%.

Hij maakt voor een bedrag van € 600,00 aan kosten. Hiervan wordt:

- € 375,00 (75% van € 500,00) vergoed door de verzekering

- € 125,00 (25% van € 500,00) aangemerkt als eigen bijdrage in de zin van deze beleidsregels

- € 100,00 niet aangemerkt als eigen bijdrage in de zin van deze beleidsregels.

Hoofdstuk 2 Bijstand om niet en leenbijstand

Artikel 2.01 Vormen van bijstand

Bijzondere bijstand kan worden verleend als bijstand om niet of in de vorm van een geldlening of borgstelling.

Hoofdregel is dat bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt. Dit is bijstand die niet hoeft te worden terugbetaald. Bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgstelling, indien:

  • 1.

    redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (artikel 48, tweede lid, sub a, Participatiewet);

  • 2.

    de noodzaak tot bijstandverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48, tweede lid, sub b, Participatiewet);

  • 3.

    de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft (artikel 48, tweede lid, sub c, Participatiewet);

  • 4.

    het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft (artikel 48, tweede lid, sub d, Participatiewet) en

  • 5.

    het bijstand voor duurzame gebruiksgoederen betreft (artikel 51, Participatiewet).

Voor de situatie zoals beschreven onder 1 tot en met 3 hoeft geen lening bij de Stadsbank te worden aangevraagd. Voor alle andere situaties geldt dat een lening bij de Stadsbank een voorliggende voorziening is. Als er geen mogelijkheid is een lening af te sluiten en er bestaat wel recht op een tegemoetkoming in de vorm van bijzondere bijstand, kan deze tegemoetkoming in de vorm van een lening worden verstrekt. Het is mogelijk om bij de verlening voorwaarden op te leggen, bijvoorbeeld om zich te melden bij de Stadsbank om de schuldenproblematiek te bespreken en mogelijk in de toekomst gebruik te maken van de producten van de Stadsbank om schulden te voorkomen dan wel aan te pakken.

Let op! Leenbijstand kan pas worden overgemaakt na toestemming van de klant. Er moet dus altijd eerst overeenstemming zijn met de klant, voordat er wordt overgegaan tot betaling van de bijstand in de vorm van een lening. Gaat de klant niet akkoord, dan betekent dit dat de klant leenbijstand krijgt toegekend en in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een maand gebruik te maken van dit aanbod. Doet de klant dit niet dan komt de leenbijstand te vervallen.

Artikel 2.02 Aflossing lening of leenbijstand

Het aflossingsbedrag en de duur van de aflossing worden vastgesteld conform de bepalingen van de Beleidsregels terugvordering Participatiewet, IOAW en IOAZ.

Hoofdstuk 3 Draagkracht

Artikel 3.01 Draagkracht uit inkomen

Om te bepalen of de klant de bijzondere kosten kan voldoen uit het beschikbare inkomen moet eerst bepaald worden wat de draagkrachtruimte is. De draagkrachtruimte is het verschil tussen het inkomen van de klant en de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Voor de algemene bijstand is in artikel 31, tweede lid, Participatiewet en artikel 33, vijfde lid, Participatiewet geregeld welke inkomsten niet op de uitkering worden gekort. Deze inkomsten worden ook voor de bijzondere bijstandsverlening vrijgelaten. Bij de vaststelling van de draagkracht wordt in beginsel rekening gehouden met het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Een eventueel verstrekte individuele inkomenstoeslag of individuele studietoeslag wordt niet meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht. Alleen voor woonkostentoeslag geldt dat al het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm meetelt als draagkracht, daar deze kosten als algemene kosten worden aangemerkt.

De draagkracht voor de overige kosten wordt vastgesteld op 25% van het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Een draagkrachtpercentage van 25% houdt in dat 75% van de overschrijding wordt vrijgelaten.

Artikel 3.02 Draagkracht uit vermogen

Het vermogen wordt volledig in aanmerking genomen voor zover dit meer bedraagt dan het buiten beschouwing te laten vermogen als bedoeld in de Participatiewet (artikel 34, derde lid, Participatiewet). Bij het verstrekken van bijzondere bijstand is artikel 34, tweede lid, Participatiewet ook van toepassing. In dit lid is geregeld wat niet als vermogen in aanmerking wordt genomen.

Artikel 3.03 Draagkrachtperiode

De draagkracht wordt vastgesteld voor een jaar en gaat in op de eerste van de maand waarin bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Uitzondering: als er in het geval van bijzondere omstandigheden met terugwerkende kracht bijzondere bijstand wordt toegekend gaat de draagkracht in op de eerste van de maand waarin de nota is opgemaakt of, in geval van het ontbreken van een nota, de kosten zich hebben voorgedaan. De draagkrachtperiode wordt voor een kortere periode dan twaalf maanden vastgesteld als de aard van de bijzondere kosten daartoe aanleiding geeft. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als periodieke bijstand voor een korte periode wordt verstrekt of als de bijzondere kosten toegerekend kunnen worden aan een kortere periode. Denk aan de eigen bijdrage tijdelijke opname of reiskosten in verband met bezoek familielid in ziekenhuis. In dat geval wordt van de (in te schatten) kortere periode uitgegaan.

Artikel 3.04 Draagkracht personen onder de 21 jaar in een inrichting

Jongeren onder de 21 jaar die in een inrichting verblijven hebben geen recht op algemene bijstand. Dit betekent dus ook dat voor de draagkrachtbepaling het volledige in aanmerking te nemen inkomen als draagkrachtinkomen geldt. Oftewel: 25% van al het inkomen dat deze jongere ontvangt is draagkracht. Belangrijk hierbij is dat inkomen dat onder de Participatiewet wordt vrijgelaten logischerwijs niet meetelt voor het draagkrachtinkomen. Inkomsten uit WTOS en Studiefinanciering worden bijvoorbeeld alleen in aanmerking genomen tot het bedrag dat geldt voor levensonderhoud.

Artikel 3.05 Beroep op ouders

Bij aanvragen bijzondere bijstand van jongeren onder de 21 jaar moeten op grond van artikel 12 Participatiewet beoordeeld worden of zij voor deze kosten een beroep kunnen doen op hun ouders. Zij zijn immers, totdat de jongere 21 jaar wordt, financieel onderhoudsplichtig. Voor de bepaling of een jongere daadwerkelijk een beroep kan doen op de ouders hanteren we als richtlijn dat het inkomen van de ouder of ouders meer moet bedragen dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus de norm zak- en kleedgeld (inclusief verhoging Zorgverzekeringswet) voor een alleenstaande om te stellen dat de jongere een beroep kan doen op de ouders. Daarnaast telt ook het vermogen boven het voor de ouders geldende vrij te laten vermogen mee voor de beoordeling of de jongere een beroep kan doen op de ouders.

Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan deze toets achterwege blijven. Denk aan een zeer ernstig verstoorde relatie of wanneer vanwege andere dringende redenen niet verlangd kan worden dat de jongere de ouders op de onderhoudsplicht aanspreekt.

Hoofdstuk 4 Bijzondere bijstand voor woonkosten

4.01 Woonkostentoeslag bij een huurwoning

De Wet op de huurtoeslag is voor deze kosten de voorliggende voorziening. Dat geldt ook als er geen recht op een huurtoeslag bestaat, bijvoorbeeld wegens een te hoge huurprijs in verhouding tot het inkomen. De wetgever heeft hierin immers een bewuste beslissing genomen. De Wet op de huurtoeslag wordt uitgevoerd door de Belastingdienst/Toeslagen. Bij een (actueel) minimuminkomen hoort een maximale huurtoeslag. Zijn er wijzigingen in het inkomen, dan kan dit worden doorgegeven en wordt de huurtoeslag navenant naar boven of beneden aangepast. Na afloop van het jaar wordt een definitieve vaststelling gemaakt. De rol van de woonkostentoeslag is dus niet zo groot meer.

4.02 Woonkostentoeslag bij een eigen woning

Voor woningeigenaren blijft de toepassing van de woonkostentoeslag onverkort noodzakelijk. Hier is namelijk de Wet op de huurtoeslag niet als passende en toereikende voorliggende voorziening aan te merken.

Als er sprake is van een eigen woning wordt onder woonkosten verstaan de kosten die de

eigenaar verschuldigd is voor:

  • a.

    de hypotheekrente (let op belastingteruggave);

  • b.

    het eigenaarsdeel onroerendzaakbelasting;

  • c.

    de premie voor de opstalverzekering;

  • d.

    de erfpachtcanon;

  • e.

    eigenaarsgedeelte waterschapslasten;

  • f.

    een vast bedrag voor de kosten van groot onderhoud (zie handboek Wolters Kluwer/Schulinck ‘Grip op WWB’).

Hypotheekrente

Wanneer de klant aan wie een woonkostentoeslag is toegekend en die geen algemene bijstand heeft ontvangen naderhand over dezelfde periode een teruggave van de Belastingdienst ontvangt, moet het college bezien welk bedrag van de woonkostentoeslag moet worden teruggevorderd. Gelet op de wijziging van de voorheffing (voorlopige teruggaaf), kan bij de Belastingdienst om maandelijkse uitbetaling worden verzocht. In de berekening kan deze (voorlopige) teruggaaf vervolgens op de te betalen woonlasten (hypotheekrente) in mindering worden gebracht (al het inkomen boven de 100% telt immers mee als draagkracht). Let op! Als de klant echter ook een uitkering voor levensonderhoud van ons ontvangt, moet de teruggave met de verstrekte uitkering op grond van artikel 31, lid 2 onder f van de participatiewet verrekend worden en niet op de woonkostentoeslag in mindering worden gebracht.

De woonkosten mogen in beginsel niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag (zie uitzondering onder 4.04). De woonkostentoeslag wordt vastgesteld volgens de regels van de Wet op de huurtoeslag en dus wordt de berekening op www.toeslagen.nl gebruikt om de woonkostentoeslag per maand te berekenen.

4.03 Woonkostentoeslag boven de huurtoeslag huurwoning

De Wet op de huurtoeslag is voor deze kosten de voorliggende voorziening. Dat geldt ook als er geen recht op een huurtoeslag bestaat, bijvoorbeeld wegens een te hoge huurprijs in verhouding tot het inkomen. De wetgever heeft hierin immers een bewuste beslissing genomen.

Voorbeeldberekening: Inkomen (echtpaar) met Participatiewet-uitkering ad € 1.300 per maand (inclusief vt). Aflossingscapaciteit (5% x bijstandsnorm incl. vt) € 65,00 per maand.

Huur

€ 600,00

Minus normhuur

€ 200,00

€ 400,00

Minus aflossingscapaciteit

€   65,00 *

Bijzondere bijstand

€ 335,00 per maand

* Als er wordt afgelost op een schuld (die is aangegaan voor noodzakelijke kosten) dan kan de aflossingscapaciteit niet meer in de berekening worden meegenomen.

4.04 Woonkostentoeslag boven de huurtoeslag woningeigenaar

Als een woning in eigendom wordt bewoond, waarvan de woonkosten hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, wordt voor maximaal een jaar een toeslag verleend. De klant kan in zo'n geval in aanmerking komen voor woonkostentoeslag in de vorm van een renteloze lening. Is er sprake van een krediethypotheek dan wordt de woonkostentoeslag daarin meegenomen. Zodra de woning is verkocht, moet de lening worden afgelost.

Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt de verplichting verbonden, dat de belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen, die het best overeenstemt met de eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden. Heeft de eigenaar zijn woning niet binnen het jaar kunnen verkopen én heeft hij er alles aan gedaan om het huis te verkopen en andere woonruimte te zoeken, dan kan de woonkostentoeslag eventueel nog met 6 maanden worden voortgezet. Indien dat ook niet lukt, is bij wijze van uitzondering vervolgens nog eenmaal de mogelijkheid om de woonkostentoeslag te verlengen met 6 maanden. Totaal is in dergelijke situaties maximaal 2 jaar een woonkostentoeslag mogelijk.  Na 2 jaar kunnen de woonkosten dan niet (meer) worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Immers voor de eigenaar moet het mogelijk zijn om in die 2 jaar of zijn financiële positie te verbeteren, zodat er geen noodzaak meer is voor een woonkostentoeslag dan wel in staat zijn geweest de woning te verkopen, ook al staat die woning “onder water”. Immers van voortzetting van de woonkostentoeslag is dan alleen de hypotheekverstrekker gebaat en dat kan niet de bedoeling zijn van (bijzondere) bijstandsverlening , dat dan niet meer als een vangnet fungeert.

Hoofdstuk 5. Toeslag levensonderhoud

5.01 Toeslag 18-20 jarigen

Op grond van artikel 12 Participatiewet hebben personen van 18, 19 of 20 jaar slechts recht op bijzondere bijstand voorzover de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:

  • a.

    de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn (zie 3.07) OF

  • b.

    redelijkerwijs de onderhoudsplicht van de ouders niet te gelde kan worden gemaakt.

Er wordt verder van uitgegaan dat ouders een onderhoudsplicht hebben ten opzichte van het kind en dus garant staan voor noodzakelijke kosten die niet door de bijstand worden gedekt.

Als zelfstandige huisvesting voor jongeren van 18,19 of 20 jaar noodzakelijk is en als aannemelijk wordt gemaakt dat de ouders niet aan de onderhoudsplicht kunnen voldoen, is aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud mogelijk als aanvulling op de bijstandsnorm. Voor de hoogte van de toeslag bijzondere bijstand wordt aangesloten bij artikel 21 van de Participatiewet, er wordt bijzondere bijstand verleend voor:

  • -

    een alleenstaande van 18,19 of 20 jaar tot de norm voor een alleenstaande als bedoeld in artikel 21 sub a van de Participatiewet;

  • -

    gehuwden waarvan één van beide of allebei 18,19 of 20 jaar zijn jaar tot de bijstandsnorm voor gehuwden als bedoeld in artikel 21 sub b van de Participatiewet

De toeslag wordt verlaagd indien artikel 5 en 6 van de beleidsregels van de beleidsregels kostendelersnorm en verlaging 2015 van toepassing is ( verlaging in verband met het niet hebben van woonlasten dan wel verlaging voor schoolverlaters)

Bij het beoordelen van het recht op bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren van 18,19 of 20 jaar wordt in alle gevallen onderzocht of de onderhoudsplicht van de ouders kan worden geëffectueerd.

5.02 Toeslag voormalige alleenstaande ouder(overgangsrecht)

Door de invoering van de Participatiewet komt het onderscheid tussen alleenstaande en alleenstaande ouder te vervallen en kan er geen sprake meer zijn van het handhaven van een toeslag voormalige alleenstaande ouder. Voor klanten die per 01-01-2015 nog beschikken over deze toeslag door tekening in 2014 wordt deze voortgezet op basis van het overgangsrecht, zoals bepaald in artikel XVIII overgangsrecht WWB tot de einddatum , zoals die in de toekenningsbeschikking is aangegeven. Ook de klant, van wie het laatste kind 18 jaar is geworden in het 4e kwartaal van 2014 komt nog voor het overgangsrecht in aanmerking.

5.03 Overbruggingsuitkering

Een overbruggingsuitkering is bijstand welke verstrekt wordt om de periode tot de eerste

betaling van de algemene uitkering voor levensonderhoud te overbruggen, omdat daarvoor

geen middelen beschikbaar zijn. Hierbij kan gedacht worden aan een vluchteling die zich vanuit een opvangcentrum zelfstandig vestigt binnen de gemeente Apeldoorn of iemand die zich na een verbroken relatie zelfstandig vestigt. In die gevallen waarin de klant door de betaling achteraf in de problemen dreigt te raken, kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt.

Een overbruggingsuitkering kan alleen worden toegekend bij aanvang van de uitkering en mag niet in de plaats komen van het verstrekken van een voorschot voor levensonderhoud. Bij een lopende uitkering kan geen overbruggingsuitkering worden toegekend. Als de klant tot de ingangsdatum van het recht op Participatiewet een andere uitkering of inkomsten ontving, bestaat er geen recht op een overbruggingsuitkering. Denk hierbij aan de beëindiging van een werkloosheidsuitkering.

Een aanvraag om een overbruggingsuitkering kan pas worden afgehandeld als duidelijk is dat er recht bestaat op een uitkering voor de kosten van levensonderhoud en per welke datum dit recht bestaat. Statushouders die zich in de gemeente Apeldoorn vestigen en uit een asielzoekerscentrum (AZC) komen hebben altijd een overbruggingsuitkering nodig. De reden hiervoor is dat zij in het AZC per week betaald krijgen (COA) en de vergoeding alleen bedoeld is als zak- en kleedgeld. Statushouders hebben niet kunnen reserveren gedurende hun verblijf in het AZC.

De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan de voor de klant geldende bijstandsnorm, berekend over de periode van de ingangsdatum van het recht op uitkering tot de eerste volledige maandbetaling van de periodieke uitkering. De overbruggingsuitkering bedraagt echter maximaaléén maand uitkering. De overbruggingsuitkering is bijzondere bijstand voor levensonderhoud en wordt als algemene bijstand (om niet) uitbetaald. Van de overbruggingsuitkering moeten alle algemene noodzakelijke kosten voldaan worden, zoals de eerste maand huur en andere vaste lasten. Hiervoor hoeft dan ook geen aparte bijzondere bijstand meer verleend te worden.

Hoofdstuk 6. Kosten ten behoeve van kinderen

6.01 Reiskosten schoolgaande kinderen hoger of beroepsonderwijs

Voor klanten met kinderen die een opleiding volgen die niet in de woonplaats gevolgd kan worden, kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor de hiermee gepaard gaande reiskosten, omdat de WTOS niet als passende voorliggende voorziening kan worden aangemerkt. Er moet dan wel vast komen te staan dat er geen (qua niveau vergelijkbare) opleiding in de woonplaats gevolgd kan worden en dit niet het gevolg is van een te late inschrijving.

Kinderen die hbo of universitair onderwijs gaan volgen en die op of na 1 juli nog geen 18 jaar zijn, komen vanaf de eerste dag van het kwartaal volgend op de start van de opleiding wel in aanmerking voor een OV-studentenkaart. Dit betekent in de meeste gevallen dat er vanaf 1 oktober (start opleiding september) wel recht bestaat op een OV-studentenkaart. Voor die kinderen kan er dan ook tot die datum bijzondere bijstand worden toegekend.

Kinderen die een mbo-opleiding volgen, hebben recht op een OV-jaarkaart vanaf de eerste dag van het kwartaal na de datum dat zij 18 jaar zijn geworden. Voor die kinderen kan er dan ook tot die datum bijzondere bijstand worden toegekend.

Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst mogelijke adequate oplossing op basis van openbaar vervoer. Voor de berekening kan dan ook rekening worden gehouden met vakanties, collegedagen en thuisstudiedagen, stages binnen de woonplaats etc.

Voor de kinderen die mbo onderwijs gaan volgen en waarvoor de ouders een beroep kunnen doen op de WTOS houden wij verder rekening met het bedrag dat in de WTOS en het kindgebonden budget is opgenomen als tegemoetkoming voor de reiskosten (€ 110,00 per jaar). Alleen de meerkosten kunnen in die gevallen vergoed worden.

6.02 Reiskosten schoolgaande kinderen basis- of voortgezet onderwijs

In zijn algemeenheid behoren reis- en vervoerskosten naar het basis- of voortgezet onderwijs tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en is afzonderlijke bijstandsverlening dan ook niet mogelijk.

Er is voor deze reiskosten geen specifiek gemeentelijk uitvoeringsbeleid van toepassing, omdat in de meeste gevallen geen sprake zal zijn van een onredelijk grote afstand die niet per fiets kan worden afgelegd. De klant moet deze kosten dan ook uit het eigen inkomen voldoen.

Daarnaast geldt dat ook de kinderbijslag, het kindgebonden budget en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) voor deze kosten gelden als passende en toereikende voorliggende voorzieningen. Ook een bijdrage op grond van de Verordening leerlingenvervoer geldt als een passende voorliggende voorziening. Voor de bijdrage is vereist dat sprake is van speciaal onderwijs of van een medische, verstandelijke of zintuiglijke handicap. Alleen als een kind vanwege zeer bijzondere omstandigheden niet op de fiets naar school kan en er geen beroep kan worden gedaan op een passende en toereikende voorliggende voorziening kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor deze kosten. Er moet dan wel een medisch advies opgevraagd worden om vast te stellen of het kind inderdaad niet in staat is om op een andere manier naar school te reizen.

6.03 Ouderbijdrage Jeugdwet

Een ouder of stiefouder is, als zijn/haar kind in het kader van aan de jeugdige geboden jeugdhulp buiten het gezin verblijft, verplicht om een ouderbijdrage te betalen voor het kind. Deze ouderbijdrage is verschuldigd op grond van artikel 8.2.1 van de Jeugdwet. Deze bijdrage is afhankelijk van de leeftijd van het kind en de vorm van de hulpverlening. Hierbij is niet relevant of er sprake is van justitiële jeugdbescherming of vrijwillige jeugdhulpverlening. De bijdrage wordt vastgesteld en ten behoeve van de gemeente geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

In een aantal gevallen kan de verschuldigde ouderbijdrage buiten invordering gesteld worden. Dit is het geval als één van de onderstaande situaties van toepassing is (zie artikel 8.1.3 Besluit Jeugdwet):

  • ·

    ontvangen van een bijstandsuitkering op grond van artikel 20, eerste lid, van de Participatiewet (belanghebbende jonger dan 21 jaar zonder kinderen) of op grond van artikel 23, eerste lid, onder a, Participatiewet (belanghebbende verblijft in een inrichting)

  • ·

    ontvangen van een verstrekking op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva), mits geen ander inkomen wordt ontvangen

  • ·

    ontvangen van zak- en kleedgeld op grond van artikel 41 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden

  • ·

    ondergaan van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in de penitentiaire inrichting, een andere inrichting of een psychiatrisch ziekenhuis en daarnaast geen inkomen hebben

Geldt er voor een klant wel een ouderbijdrage die aan het CAK betaald moet worden dan kan, als er geen kwijtschelding kan worden verkregen en er géén kinderbijslag voor het kind wordt ontvangen, bijzondere bijstand voor deze bijdrage worden verleend.

Ontvangt de klant wel kinderbijslag ten behoeve van het kind dan is bijstandsverlening in principe niet aan de orde. De bijdrage kan dan worden voldaan uit de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Deze beide tegemoetkomingen worden als passende en toereikende voorliggende voorzieningen aangemerkt.

Er kan ook een ouderbijdrage worden opgelegd als een kind in een Boddaert centrum wordt geplaatst. Een kind wordt dan niet uit huis geplaatst, maar wordt een aantal dagdelen per week samen met zijn ouder(s) begeleid en behandeld. Omdat er in die gevallen geen sprake is van besparing in de kosten van levensonderhoud voor het kind (behoudens de maaltijden die op het Boddaert worden gebruikt) kan er wel bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eventuele meerkosten. De dagdelen dat het kind wordt geplaatst bepalen welke maaltijden er op het Boddaert genuttigd worden. Als een kind de hele middag geplaatst is, hoort er een broodmaaltijd bij. Wordt het kind aan het eind van de middag en het begin van de avond geplaatst dan hoort er een warme maaltijd bij.

De kosten (NIBUD) van de maaltijden die worden uitgespaard (die op Boddaert genuttigd worden) kunnen van de ouderbijdrage worden afgetrokken. De meerkosten komen voor vergoeding in aanmerking.

6.04 Weekendverlof en reiskosten uit huis geplaatst kind

Weekendverlof

Per 01-01-2015 vervalt de hogere bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder. Soms mag een kind naar huis als onderdeel van de behandeling. In die situatie heeft de alleenstaande weer feitelijk de zorg voor het kind, maar bestaat er geen recht op het kindgebondenbudget ( minimaal 3 dagen per week). Op basis van bijzondere bijstand kunnen de meerkosten vergoed worden. De dagen dat het kind op weekendverlof is geweest tellen dan als dagen dat er recht bestaat op bijzondere bijstand als zijnde meerkosten. De hoogte van het bedrag is 2/7 van het bedrag van het bedrag van het kindgebondenbudget indien er wel recht op zou hebben bestaan.

Reiskosten

Als kinderen onder Bureau Jeugdzorg vallen en er een kinderbeschermende maatregel is getroffen, kan bij Bureau Jeugdzorg een beroep worden gedaan op een reiskostenvergoeding. Eenmaal per maand kan een vergoeding voor reiskosten verstrekt worden. Als meer bezoek wenselijk is zal dit door de begeleider van Bureau Jeugdzorg bekeken worden, incidenteel is meer vergoeding voor reiskosten mogelijk via Bureau Jeugdzorg.

Als het kind in een instelling verblijft die onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Awbz-instelling) verblijft is er geen vergoeding mogelijk vanuit Bureau Jeugdzorg. Als een kind niet thuis verblijft, is het soms wel mogelijk om kinderbijslag te ontvangen. Als er veel kosten zijn voor een uitwonend kind kan soms tweemaal kinderbijslag worden toegekend.

Als er geen beroep kan worden gedaan op een vergoeding van Bureau Jeugdzorg of kinderbijslag is bijzondere bijstand voor reiskosten mogelijk. Voor de bezoekfrequentie wordt aangesloten bij de bezoekregeling zoals bepaald door de instelling.

6.05 Reiskosten omgangsregeling

Er bestaat voor deze kosten géén recht op bijzondere bijstand. Volgens de vaste jurisprudentie van de CRvB moeten namelijk de reis- en verblijfkosten die een kind in het kader van een omgangsregeling maakt ten laste komen van de ouder tot wiens gezin het kind behoort (de verzorgende ouder). Het gegeven dat die ouder niet bereid is de betreffende kosten te dragen, kan niet tot bijstandsverlening leiden, omdat dit een kwestie is die de echtgenoten zelf op moeten lossen. Bovendien moeten deze kosten worden gezien als uitgaven welke in het familieverkeer normaliter voorkomen en dus reeds om die reden niet kunnen worden beschouwd als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten.

6.06 Peuterspeelzaal

De kosten in verband met het bezoek aan de peuterspeelzaal worden in het algemeen gebruikelijk geacht voor zover dit maximaal 3 dagdelen per week betreft. Indien er echter in incidentele situaties vanuit medisch en/ of sociaal oogpunt een indicatie aanwezig is dan is bijzondere bijstand nodig voor de kosten van de meerdere dagdelen waarop gebruik wordt gemaakt van de peuterspeelzaal.

Een wenselijk geachte plaatsing voor een peuter uit zwak sociaal gezin of van allochtone afkomst bij een peuterspeelzaal ter voorkoming van speel-, leer- en/of taalachterstand (gezien vanuit Nederlandse begrippen) en ter voorbereiding op het basisonderwijs is op zich geen noodzakelijke indicatie voor het toekennen van bijzondere bijstand. Het basisonderwijs ontvangt extra gelden voor onder meer begeleiding, logopedie en remedial teaching, waardoor een eventuele achterstand gedurende de reguliere basisschoolperiode kan worden weggenomen.

Hoofdstuk 7. Kosten van inrichting en verhuizing

7.01 Noodzakelijkheid

Kosten in verband met inrichting van de woning of verhuizing behoren naar hun aard in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dienen daarom uit het inkomen (loon, bijstand of een andere uitkering) te worden voldaan. Dat kan door te reserveren of te lenen. De kosten kunnen ook voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In het algemeen ligt hier een medische indicatie of urgentieverklaring aan ten grondslag. Zie hiervoor 8.07.

7.02 Reservering

Kosten in verband met inrichting van de woning of verhuizing behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en hierin zal iedereen zelf moeten voorzien door te reserveren of door gespreide betaling achteraf.

Hoewel over het algemeen duidelijk is dat een inkomen op minimumniveau het algehele uitgavenpatroon onder druk kan zetten, neemt dat niet weg dat de wetgever ervan uit gaat dat ook bij een minimuminkomen reserveringsmogelijkheden aanwezig zijn. Ook schulden en het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg van het bestaan van die schulden worden niet als een bijzondere omstandigheid aangemerkt. Over het algemeen kan dan ook gesteld worden dat er alleen in zeer bijzondere omstandigheden vanuit wordt gegaan dat iemand niet heeft kunnen reserveren voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

7.03 Vorm

De klant wordt geacht de kosten voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, verhuiskosten en inrichtingskosten te kunnen betalen uit een inkomen op bijstandsniveau en eventueel eigen vermogen. Als de klant niet (voldoende) heeft kunnen reserveren voor de kosten, dan kan in bijzondere omstandigheden besloten worden bijstand te verlenen voor de kosten. Voor de vorm waarin deze bijstand wordt verstrekt wordt de volgende volgorde gehanteerd:

  • 1.

    Lening /Borgstelling bij een kredietverlener

  • 2.

    Le enbijstand

  • 3.

    Bijstand om niet

  • 7.

    04 Lening, Borgstelling of leenbijstand

Is er niet gereserveerd of was door de onvoorzienbaarheid van de kosten te weinig tijd om voldoende te reserveren dan dient de klant een lening af te sluiten bij de Stadsbank of een commerciële bank. In principe is de klant vrij in de keuze van een bank.

De bank kan vragen om een borgstelling, bijvoorbeeld als de klant ouder dan 65 jaar is of als er schulden zijn. Aangezien een borgstelling er toe kan leiden dat de gemeente bijzondere (leen)bijstand moet verstrekken geldt een aanvraag voor borgstelling als een aanvraag om bijstand. Als een lening bij een bank niet haalbaar is, dan wordt beoordeeld of leenbijstand verleend kan worden.

7.05 Bedragen

De kosten van inrichting worden (tenzij afwijkende bedragen zijn aangegeven in de verstrekkingenlijst) gemaximeerd op de bedragen zoals genoemd in de NIBUD Prijzengids. Het bedrag dat de klant had kunnen reserveren voor een te voorziene verhuizing wordt in mindering gebracht op het bedrag waarvoor borgstelling wordt verleend of (leen)bijstand toegekend wordt.

7.06 Duurzame gebruiksgoederen op medische of sociale indicatie

Als de noodzaak van de eerste aanschaf van duurzame gebruiksgoederen medisch geïndiceerd is en vastgesteld is dat vanwege bijzondere omstandigheden reservering niet mogelijk was, kan de bijzondere bijstand om niet worden verstrekt. Denk bijvoorbeeld aan de eerste aanschaf van een magnetron bij een maaltijdvoorziening of een wasdroger voor iemand die plotseling de was niet meer op kan hangen. Voor de vervanging van een dergelijk duurzaam gebruiksgoed dient vervolgens wel weer gereserveerd te worden en dus kan alleen voor de eerste aanschaf bijzondere bijstand worden verleend. De maximaal te verstrekken bedragen staan vermeld in de NIBUD Prijzengids.

7.07.1 Verhuizing op medische of sociale indicatie

Ook voor verhuiskosten op grond van een medische of sociale indicatie dient in principe te worden gereserveerd voor zover deze kosten voorzienbaar waren. Zo is een verhuizing naar een aanleunwoning voorzienbaar. Zonodig kan een medisch advies worden opgevraagd. Als een noodzakelijke verhuizing slechts gedeeltelijk of helemaal niet voorzienbaar was, kunnen de kosten die met de verhuizing samenhangen vergoed worden als bijstand om niet.

7.07.2 Welke kosten?

Voor bijstandsverlening komen slechts in aanmerking die kosten, die direct met een noodzakelijke verhuizing samenhangen. Dit betekent dat een vervanging van een koelkast niet tot de verhuiskosten behoort. Goederen die de verhuizing niet hebben overleefd, zoals een kledingkast die uit elkaar valt, kunnen tot de kosten behoren die met de verhuizing samenhangen. De bedragen staan vermeld in de NIBUD Prijzengids. Hieronder worden de verschillende kosten toegelicht.

Transportkosten

Kosten van overbrenging van huisraad en dergelijke van de vorige woning naar de toegewezen woning vallen onder de verhuiskosten. De goedkoopst mogelijke wijze van transport komt voor vergoeding in aanmerking.

Stofferingskosten

Het gaat hier om het aankleden van de nieuwe woning: gordijnen, gordijnrails, behang, verf. Behang en verf mogen niet in de vorm van een lening worden verstrekt, maar altijd om niet.

Dubbele huur

Voor zover er sprake is van “dubbele huur”, die niet te voorkomen was en voortvloeit uit een noodzakelijke verhuizing, kunnen deze kosten apart meegenomen worden in de bijstandsverstrekking. Voor de berekening van de dubbele huur wordt ervan uitgegaan dat voor de ene woning huurtoeslag wordt verstrekt en voor de andere niet. De kosten van de nieuw te betrekken huurwoning kunnen in dergelijke gevallen voor vergoeding in aanmerking komen. Een eventuele waarborgsom kan vergoed worden, maar heeft dan wel weer de vorm van leenbijstand. Eventuele bemiddelingskosten, administratiekosten etc komen niet voor vergoeding in aanmerking. Dit zijn geen noodzakelijke kosten.

Verhuizing van of naar een andere gemeente.

Bij een noodzakelijke verhuizing naar een andere gemeente komen alleen de transportkosten voor bijstandsverlening in aanmerking. De gemeente van vestiging is de aangewezen gemeente voor de verstrekking van bijzondere bijstand voor de inrichtingskosten en de overige kosten die met de verhuizing gepaard gaan (bijv. dubbele huur en waarborgsom).

Andersom betekent dit dat als belanghebbende van een andere gemeente naar ons komt wij de kosten van verhuizing behalve de transportkosten vergoeden.

7.08 Duurzame gebruiksgoederen algemeen

De kosten van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Een mogelijkheid om dergelijke kosten te financieren is het afsluiten van een lening bij een kredietverlenende instantie. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. Het feit dat belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich nog geen bijzondere omstandigheid. Zelfs bij WSNP hoeft immers het verstrekken van leenbijstand geen problemen op te leveren, als in overleg met de bewindvoerder de invordering wordt opgeschort tot einde WSNP.

Onder noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt onder andere verstaan:

* een wasmachine

* een koelkast

* een gaskachel

* een gasfornuis of kookplaat

* een bed en een matras

* een bankstel

* vloerbedekking

De prijzen voor deze duurzame gebruiksgoederen bedragen maximaal zoals vermeld in de NIBUD Prijzengids .. Het is tegenwoordig maatschappelijk aanvaard dat de woninginrichting en inventaris 2e hands worden aangeschaft. Kringloopwinkels en secondhandshops bieden deze mogelijkheden volop. Ook zijn er winkels die goedkopere producten aanbieden dan in de Prijzengids zijn opgenomen.

Bij overschrijding van de vaste prijzen, komen de meerkosten voor rekening van de belanghebbende. De gemiddelde afschrijvingstermijn voor duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld op 8 jaar. Op grond van artikel 51 lid 1 Participatiewet kan bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen in overleg met de klant worden verleend in de vorm van een geldlening, dan wel in zeer uitzonderlijke gevallen in de vorm van een bedrag om niet.

7.09 Bedragen volledige inrichting

Voor complete woninginrichting wordt niet van de NIBUD Prijzengids uitgegaan, maar van de bedragen zoals opgenomen in de verstrekkingenlijst ( zie ook 8.05), exclusief stofferinsgkosten. Het is tegenwoordig maatschappelijk aanvaard dat de woninginrichting en inventaris 2e hands worden aangeschaft. Kringloopwinkels en secondhandshops bieden deze mogelijkheden volop. Ook zijn er winkels die goedkopere producten aanbieden dan in de Prijzengids zijn opgenomen. De maximale vergoeding van woningrichting en inventaris zijn daarom verlaagd.

De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de alimentatie-index.

7.10 Babyuitzet

De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Ook een babyuitzet bestaat immers uit duurzame gebruiksgoederen. Een aanvraag voor een babyuitzet beoordeel je net als elke reguliere aanvraag voor duurzame gebruiksgoederen. Uitgangspunt is dat deze kosten uit de bijstandsuitkering of het daarmee vergelijkbare inkomen dienen te worden voldaan, hetzij door reservering vooraf hetzij door gespreide betaling achteraf. Indien een klant door bijzondere omstandigheden niet over de middelen beschikt om de aanschaf te realiseren, moet worden beoordeeld of recht op leenbijstand of bijzondere bijstand om niet bestaat. Anders gezegd: de individuele omstandigheden bepalen in hoeverre en in welke vorm bijzondere bijstand geboden is. Denk bij de beoordeling van de bijzondere bijstand aan: de mogelijkheid om een beroep te doen op de ouders, mogelijkheden om een lening af te sluiten, mogelijkheid om de individuele inkomenstoeslag te gebruiken, wat heeft de klant zelf al bij elkaar weten te krijgen etc.

De hoogte van de bijstand bedraagt maximaal de richtprijs voor een basis babyuitzet uit de NIBUD Prijzengids. Het is tegenwoordig maatschappelijk aanvaard dat kosten van babyuitzet 2e hands worden aangeschaft. Kringloopwinkels en secondhandshops bieden deze mogelijkheden volop. Ook zijn er winkels die goedkopere producten aanbieden dan in de Prijzengids zijn opgenomen.

Hoofdstuk 8. Bijzondere bijstand voor medische kosten

8.1.1 Aanvullende verzekering

Voor medische kosten moet men zich verzekeren met een zorgverzekering. We gaan ervan uit dat personen zich adequaat verzekeren. Dit houdt in dat naast de basisverzekering, die verplicht is, in ieder geval een goede aanvullende verzekering en tandverzekering wordt afgesloten.

De gemeente stimuleert de deelname aan de Collectieve Zorgverzekering die bij Menzis is afgesloten.

8.1.2 Collectieve verzekering

Belanghebbenden kunnen zich collectief aanvullend verzekeren. Deze verzekering geeft een extra dekking voor kosten die anders mogelijk onder de bijzondere bijstand vallen. Wordt er bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die tevens onder de collectieve aanvullende zorgverzekering vallen dan zijn er twee mogelijkheden

1.De klant is collectief verzekerd:

de kosten worden door de gecontracteerde ziektekostenverzekeraar conform de afgesproken maximumbedragen vergoed.

2.Indien de klant niet collectief verzekerd is, maar wel voldoende aanvullend verzekerd is (gelijkwaardig aan de Garantverzorgd 2 polis) wordt bijzondere bijstand verstrekt tot een zelfde bedrag als de collectieve verzekering zou hebben gedaan. Voor het vaststellen van de noodzaak is in die gevallen geen medisch advies nodig.

De reden van het niet collectief verzekerd zijn is niet van belang als de klant heeft gekozen voor een gelijkwaardige aanvullende verzekering.

8.1.3 Eigen risico

Op grond van artikel 15 Participatiewet geldt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een passende en toereikende voorliggende voorziening. In die wetgeving is een bewuste keuze gemaakt om een eigen risico in te voeren en de zorgtoeslag is bedoeld als gedeeltelijke compensatie voor deze kosten.

Binnen de Zvw kan tevens worden gekozen voor een hoger eigen risico tegen een lagere premie. Dit houdt bijvoorbeeld in dat eerst een bedrag van € 860,00 aan medische kosten zelf betaald moet worden en dat de verzekering pas daarna uitkeert. Op de premie bespaart de klant dan bijvoorbeeld € 50,00 per maand. Ook voor dit hogere eigen risico wordt geen bijzondere bijstand toegekend. Het is het risico dat iedereen heeft en wat niet afgewenteld kan worden op de gemeente.

8.1.4 Eigen bijdrage

De Zvw is een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Dat geldt ook als de kosten niet volledig worden vergoed door de zorgverzekering en er een eigen bijdrage opgelegd wordt. Dat betekent dat bijzondere bijstand niet mogelijk is voor kosten die onder de Zvw vallen. Er is namelijk sprake van een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 Participatiewet. Je komt dan niet meer toe aan de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand op grond van artikel 35 Participatiewet. Je kunt wel beoordelen of er op grond van buitenwettelijk beleid (kaders) recht op bijzondere bijstand bestaat.

8.1.5 AWBZ, Zvw en WMO

De Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ), de WMO en de Zvw zijn een voorliggende voorziening. Als bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor kosten die volledig onder de AWBZ, WMO of Zvw worden vergoed, dan wordt de aanvraag afgewezen. Ook als er bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor kosten die onder de AWBZ, WMO of Zvw niet als noodzakelijk worden aangemerkt wordt de aanvraag in beginsel afgewezen, tenzij een buitenwettelijke beleidsregel is vastgesteld of er sprake is van zeer dringende redenen.

8.2 Oog en oor

8.2.1 Gehoorhulpmiddelen

De Zorgverzekeringswet (Zvw) en AWBZ moeten beschouwd worden als een aan de bijstandsverlening in de weg staande voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 lid 1 Participatiewet. Dat de zorgverzekering geen volledige dekking voor deze kosten biedt en slechts een deel van de kosten vergoedt, doet hieraan niet af. Gebleken is dat er bijna geen analoge gehoorapparaten meer worden aangeschaft. Digitale toestellen zijn beter maar ook duurder. Binnen de bijstand wordt alleen de goedkoopst mogelijke adequate voorziening vergoed. Op grond van informatie van het Zorginstituut Nederland en verschillende zorgverzekeraars blijkt dat het vergoedingsbedrag over het algemeen toereikend moet zijn om een digitaal gehoortoestel aan te kunnen schaffen. De voorliggende voorziening wordt passend en toereikend geacht. Er is dus geen reden om voor de eigen bijdrage bijstand te verstrekken. 8.2.2 Gehoorhulpmiddelen, onderhoud en verzekering

De kosten van verzekering, batterijen en onderhoud van het gehoortoestel worden niet vanuit de zorgverzekering vergoed. In beginsel wordt dan ook geen bijstand verleend voor deze kosten. Op grond van het buitenwettelijke beleid (zie kader) is tot een maximumbedrag per jaar bijstandsverlening mogelijk.

8.2.3 Montuur, glazen of contactlenzen

De Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering zijn voor de kosten van brillenglazen in beginsel aan te merken als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen. Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van brillenglazen, zodat (aanvullende) bijzondere bijstandsverlening in beginsel niet aan de orde is. Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden van het buitenwettelijke beleid voldoet (zie kader) is bijstandsverlening niet mogelijk.

8.3. Tanden en kiezen

8.3.1 Orthodontie voor personen tot 18 jaar

Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten, zodat (aanvullende) bijzondere bijstandsverlening in beginsel niet aan de orde is. Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden van het buitenwettelijke beleid voldoet (zie kader) is bijstandsverlening niet mogelijk.

8.3.2 Tandarts en mondhygiëniste personen vanaf 18 jaar

Voor de kosten van een tandheelkundige behandeling dient sinds 1 januari 2006 de Zvw, mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, in beginsel als een aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. In gevallen waarin deze zorg, als zijnde niet noodzakelijk, niet tot de prestaties behoren die op grond van het bij of krachtens de Zvw bepaalde voor vergoeding in aanmerking komen kan op grond van artikel 15 lid 1 Participatiewet voor deze kosten géén bijzondere bijstand worden verleend.

Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden van het buitenwettelijke beleid voldoet (zie kader) is bijstandsverlening niet mogelijk

8.3.3 Kunstgebit

De aanschafkosten van een kunstgebit of reparatiekosten van een kunstgebit worden vergoed

door de zorgverzekeraar. Na goedkeuring worden de kosten van een kunstgebit (inclusief de

techniekkosten) voor 80% vergoed op grond van de basisverzekering tot een bepaald maximum

bedrag, afhankelijk of de tandarts of een tandprotheticus de gebitsprothese verzorgt. Daarnaast

wordt een vergoeding via de aanvullende verzekering verstrekt. Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten, zodat (aanvullende) bijzondere bijstandsverlening niet aan de orde is.

8.4.Voeten en benen

8.4.1 Orthopedisch en speciaal schoeisel

  • ·

    Speciaal confectieschoeisel:Hieronder wordt verstaan seriematig gemaakte schoenen die zich onderscheiden in wijdtematen. Er zijn 14 verschillende wijdtematen, C en E zijn supersmalle wijdtematen en K en M zijn extra brede wijdtematen. Daarnaast zijn er speciale confectieschoenen voor reuma- en diabetici-patiënten, zgn. thematische schoenen. Dit zijn seriematige schoenen van een speciaal materiaal gemaakt. Dit soort schoenen is slechts te koop bij orthopedische schoentechnische bedrijven en in gerenommeerde schoenenwinkels (in Apeldoorn zijn dit Lamers & Elferink en Oxener). Met betrekking tot de speciale confectieschoenen wordt opgemerkt dat wanneer op de rekening van Lamers is aangetekend dat het gaat om een speciale schoen met wijdtemaat C en E of K en M, er vanuit kan worden gegaan dat de noodzaak aanwezig is.

  • ·

    Semi-orthopedisch schoeisel:Hieronder wordt verstaan fabrieksmatig in serie vervaardigde schoenen, waaraan op voorschrift van een behandelde specialist speciale voorzieningen worden aangebracht door een gekwalificeerde orthopedische schoentechnicus.

  • ·

    Orthopedisch schoeisel:Dit soort schoenen wordt voorgeschreven bij ernstige aandoeningen.

De orthopedische schoenen zijn te onderscheiden in:

  • 1.

    Schoenen die op voorschrift van een behandelend specialist worden vervaardigd door een daartoe gekwalificeerd orthopedisch schoentechnicus. Het gaat hierbij om individueel gemaakt schoeisel, ook wel genoemd het individueel vervaardigd orthopedisch maatschoeisel.

  • 2.

    Individueel vervaardigde binnenschoenen zonder zool en hak, te dragen in een confectieschoen, vervaardigd door een orthopedisch schoentechnicus.

Aan de eigen bijdrage voor orthopedische schoenen ligt het besparingsmotief ten grondslag. Immers, iedereen zal regelmatig schoenen moeten aanschaffen. Het wordt daarom billijk geacht dat ook verzekerden die aangewezen zijn op orthopedische schoenen, een vergelijkbaar bedrag in de aanschaffingskosten van deze schoenen betalen. Anders dan in gevallen, waarin de eigen bijdrage het gevolg is van budgettaire overwegingen is er voor de verlening van bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor orthopedisch schoeisel in beginsel geen plaats. Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden van het buitenwettelijke beleid voldoet (zie kader) is bijstandsverlening niet mogelijk.

8.4.2 Pedicure

De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de Participatiewet als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten. Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden van het buitenwettelijke beleid voldoet (zie kader) is bijstandsverlening niet mogelijk.

8.5. Bewegen

8.5.1 Ergotherapie

De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de Participatiewet als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten. Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden van het buitenwettelijke beleid voldoet (zie kader) is bijstandsverlening niet mogelijk.

8.5.2 Fysiotherapie en oefentherapie

De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de Participatiewet als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten. Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden van het buitenwettelijke beleid voldoet (zie kader) is bijstandsverlening niet mogelijk.

8.6. Geneesmiddelen

De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de Participatiewet als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten. Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden van het buitenwettelijke beleid voldoet (zie kader) is bijstandsverlening niet mogelijk.

8.7. Alternatieve geneeswijzen

8.7.1 Alternatieve behandelingen

De kosten van alternatieve geneeswijzen worden niet vergoed in de AWBZ en de basisverzekering, omdat de werking ervan niet wetenschappelijk is bewezen. Op grond van artikel 15 Participatiewet is bijstandsverlening dan ook in beginsel niet aan de orde. In de Garantverzorgdpolis 2 en 3 worden de kosten voor alternatieve geneeswijzen en geneesmiddelen vergoed tot een maximumbedrag per jaar/behandeling. Ook andere aanvullende zorgverzekeringen hebben over het algemeen vergoedingen opgenomen voor alternatieve geneeswijzen. Gelet op het bovenstaande is er geen bijstandsverlening mogelijk voor deze kosten, tenzij er sprake is van zeer dringende redenen (artikel 16 Participatiewet).

8.7.2 Antroposofische geneeskunde

Ook hiervoor geldt dat deze kosten niet worden vergoed in de AWBZ en de basisverzekering. Voor deze kosten bestaat in beginsel dan ook geen recht op bijstand. De kosten van Antroposofische geneeskunde worden namelijk niet vergoed omdat de werking ervan niet wetenschappelijk is bewezen.  

In de Garantverzorgdpolis 1 en 2 polis worden de kosten voor Antroposofische geneeswijzen en sommige homeopatische geneesmiddelen vergoed. Ook andere aanvullende zorgverzekeringen hebben over het algemeen vergoedingen opgenomen voor deze vorm van geneeskunde.

Gelet op het bovenstaande is er geen bijstandsverlening mogelijk voor deze kosten, tenzij er sprake is van zeer dringende redenen (artikel 16 Participatiewet).

8.8 Psychologische hulpverlening

Vanaf 1 januari 2014 vindt behandeling voor psychische klachten plaats door de huisarts of door een praktijkondersteuner geestelijke gezondheidszorg als de huisarts daarmee samenwerkt. Hulp van huisarts en basisondersteuner vallen onder de basisverzekering. Hiervoor is geen eigen risico of eigen bijdrage verschuldigd.

Als behandeling door de huisarts of praktijkondersteuner onvoldoende is, dan vindt verwijzing plaats naar de Generalistische Basis GGZ (voorheen heette dit eerstelijns psychologische zorg) of Gespecialiseerde GGZ. Sinds 2014 valt iedereen met een lichte tot matige psychische aandoening onder de Generalistische Basis GGZ. De Gespecialiseerde GGZ is bedoeld voor zware, ingewikkelde psychische aandoeningen.

Beide vormen van psychologische hulp vallen sinds 1 januari 2014 onder de basisverzekering en worden volledig vergoed. Er is geen sprake van een eigen bijdrage. Op deze kosten is het eigen risico wel van toepassing.

Het bovenstaande wil niet zeggen dat alle vormen van psycholgische hulp vergoed worden. Er zijn veel soorten van psychologische hulp die niet vanuit de basisverzekering vergoed worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de behandeling voor slaapstoornissen, cursussen en trainingen die geen geneeskundig karakter hebben (zoals de Kanjertraining) en hulp voor problemen met werk en relatieproblematiek. In voorkomende gevallen is voor dit soort kosten vergoeding buiten de GGZ mogelijk, bijvoorbeeld uit de aanvullende verzekering of als huisartsenzorg.

Gelet op het bovenstaande is er geen bijstandsverlening mogelijk voor deze kosten, tenzij er sprake is van zeer dringende redenen (artikel 16 Participatiewet).

8.9 Eigen bijdrage CAK

Voor diverse voorzieningen in het kader van de WMO en de AWBZ kan een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in rekening worden gebracht. Deze eigen bijdrage wordt geïnd door het CAK en wordt vanaf 1 januari 2015 in de meest voorkomende gevallen vergoed vanuit Garantverzorgd polis tot een bedrag € 400,00 . Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden van het buitenwettelijke beleid voldoet (zie kader) is bijstandsverlening niet mogelijk.

8.10 Reiskosten medische behandeling

Zittend ziekenvervoer wordt door de zorgverzekeraar vergoed voor nierdialysepatiënten,

patiënten die een chemokuur of radiotherapie krijgen, mensen die blind of slechtziend zijn en niet met het reguliere openbaar vervoer kunnen reizen en rolstoelgebruikers. Voor deze groepen is een uitzondering gemaakt omdat er voor hen nauwelijks alternatieve wijzen van vervoer zijn. Voor mensen die niet tot deze categorieën behoren, bestaat een zogeheten hardheidsclausule. De individuele zorgverzekeraars hanteren - om hiervoor in aanmerking te komen - een aantal criteria, die niet in de Regeling vastliggen, en waaraan voldaan moet zijn:

  • ·

    langer dan vijf aaneensluitende maanden gebruik moeten maken van het ziekenvervoer, en 

  • ·

    noodzaak van minimaal twee keer per week bezoek aan het ziekenhuis voor behandeling, en 

  • ·

    reisafstand van minimaal 25 km of een uur autorijden (maximaal 200 km enkele afstand)

  • ·

    bredere uitleg van begrip rolstoel; ook bijvoorbeeld scootmobiel valt hier onder. 

Er is per verzekerde per kalenderjaar een wettelijke eigen bijdrage verschuldigd. Deze eigen bijdrage wordt vergoed vanuit de (meeste) aanvullende verzekeringen.

Gelet op het bovenstaande is er geen bijstandsverlening mogelijk voor de eigen bijdrage, tenzij er sprake is van zeer dringende redenen (artikel 16 Participatiewet).

Incidenteel ziekenvervoer valt buiten deze regeling. Omdat in eerste instantie gebruik kan worden gemaakt van de omgeving (mantelzorg) of de kosten voor eigen verantwoording zijn.

De kosten van incidenteel ziekenvervoer behoren in principe niet tot de bijzondere noodzakelijke

kosten van het bestaan. Er wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend.

8.11. Textiel

8.11.1 Kleding

In beginsel zijn dit algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Ook bij ziekenhuisopname, brand, ontslag uit detentie of uithuisplaatsing kind moet ervan uit worden gegaan dat in principe voldoende kleding aanwezig is of dat de aanschaf van kleding door de verzekeraar wordt vergoed.

In bijzondere situaties, zoals plotselinge toename of afname van gewicht door ziekte, kan bijstand worden verstrekt. De meerkosten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. De meerkosten (de kosten die de normale, algemeen noodzakelijke kosten van kleding als gevolg van ziekte of handicap te boven gaan) worden in beginsel bepaald door de GMD-lijst. Deze kosten betreffen een totaalbedrag aan meerkosten (waskosten, slijtage en vervanging) van zowel kleding als beddengoed. Indien de aandoening niet is opgenomen in de GMD-lijst kan zonodig door middel van een medisch advies worden vastgesteld wat de meerkosten zijn of kan met behulp van de NIBUD Prijzengids berekend worden wat de meerkosten zijn door de richtprijzen te vermenigvuldigen met het aantal stuks dat extra nodig is.

8.11.2 Beddengoed

Beddengoed kan onder bepaalde omstandigheden extra slijten. Gedacht kan worden aan extra

wassen door incontinentie. De meerkosten (de kosten die de normale, algemeen noodzakelijke kosten van beddengoed als gevolg van ziekte of handicap te boven gaan) worden in beginsel bepaald door de GMD-lijst. Deze kosten betreffen een totaalbedrag aan meerkosten (waskosten, slijtage en vervanging) van zowel kleding als beddengoed. Indien de aandoening niet is opgenomen in de GMD-lijst kan zonodig door middel van een medisch advies worden vastgesteld wat de meerkosten zijn of kan met behulp van de NIBUD Prijzengids berekend worden wat de meerkosten zijn door de richtprijzen te vermenigvuldigen met het aantal stuks dat extra nodig is.

8.11.3 Waskosten

Extra bewassingskosten of als het wassen door een handicap wordt uitbesteed, komen in aanmerking voor een vergoeding bijzondere bijstand. De meerkosten (de kosten die de normale, algemeen noodzakelijke kosten van wassen als gevolg van ziekte of handicap te boven gaan) worden in beginsel bepaald door de GMD-lijst. Deze kosten betreffen een totaalbedrag aan meerkosten (waskosten, slijtage en vervanging) van zowel kleding als beddengoed. Indien de aandoening niet is opgenomen in de GMD-lijst kan zonodig door middel van een medisch advies worden vastgesteld wat de meerkosten zijn of kan met behulp van de NIBUD prijzengids berekend worden wat de meerkosten zijn door de richtprijzen per wasbeurt te vermenigvuldigen met het aantal wasbeurten dat extra nodig is.

Geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt als men in het verzorgings- of verpleeghuis verblijft. Het idee hierachter is dat de AWBZ aangemerkt kan worden als passende en toereikende voorliggende voorziening. Het wassen van bedlinnen, handdoeken en dergelijke komt ten laste van de instelling.

Het wassen en stomen van de eigen kleding (ondergoed en bovenkleding) moet een verzekerde zelf betalen. Alleen als de kleding vanwege de aandoening van de verzekerde vaker verschoond moet worden dan gebruikelijk is, of als de kleding door de instelling is verstrekt, komen de extra waskosten ten laste van de AWBZ, dus ten laste van de instelling.

De instelling moet er voor zorgen dat de verzekerde de mogelijkheid heeft zijn kleding te wassen of te laten wassen. Tot het wassen behoort ook het strijken en vouwen. Het opruimen en verzamelen van de was komt ten laste van de instelling voor zover de verzekerde er zelf niet toe in staat is.

8.12 Dieetkosten

Als gevolg van een ziekte kan belanghebbende op advies van een arts gehouden zijn een dieet te

volgen. Genoemd kan worden de ziekte van Crohn. De meerkosten van sommige diëten liggen

boven de kosten van een normaal voedingspatroon. Voor deze meerkosten kan bijzondere

bijstand worden verstrekt. Via de bijzondere bijstand kunnen de meerkosten ten opzichte van normale voeding worden vergoed. Zie voor de richtprijzen de Nibud Prijzengids. Bij twijfel aan de noodzaak van een dieet en/of gebrek aan een advies van een arts kan een medisch advies worden opgevraagd.

8.13 Maaltijdvoorziening

Klanten zijn niet altijd vrij in hun keuze voor een maaltijdvoorziening en zijn hiervoor afhankelijk van waar zij woonachtig zijn. Is iemand niet vrij in zijn keuze dan nemen we daadwerkelijke kosten als uitgangspunt. Is de klant wel vrij in zijn keuze dan houden we de prijzen van Smakelijk, Maaltijd en Catering te Apeldoorn aan als maximum tot een maximum van 6 warme maaltijden per week.

Wanneer een belanghebbende gebruik maakt van de maaltijdvoorziening van de Stichting Maaltijdvoorziening Apeldoorn en de Dienst acht deze voorziening noodzakelijk dan kan er bijzondere bijstand worden verleend voor de meerkosten. Voor de bepaling van de noodzaak kan gebruik worden gemaakt van de indicatie van het Zorgloket (afgegeven voor bijvoorbeeld thuiszorg). Bij gebrek aan een indicatie moet de noodzaak zelf beoordeeld worden.

In sommige gevallen zijn er personen die gebruik maken van de (al dan niet warme) maaltijdvoorziening die via zorgcentra in hun woonbuurt verstrekt worden. De prijs van deze maaltijden ligt in het algemeen hoger dan die van Smakelijk, Maaltijd en Catering . Indien hiervan gebruik wordt gemaakt en de maaltijd wordt aan huis bezorgd dan dient in zo’n geval dezelfde prijs aangehouden te worden als die van Smakelijk, Maaltijd en Catering , dus men heeft zelf een hogere eigen bijdrage.

Alleen de zogenaamde meerkosten - het verschil tussen de maaltijdvoorziening en de normale kosten van de warme maaltijd – komen voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking. De normale kosten van een warme maaltijd worden vastgesteld aan de hand van de Nibud richtlijnen. Daar deze prijs de waarde van een warme maaltijd vertegenwoordigt, kan hiervoor geen bijzondere bijstand worden verstrekt. De meerkosten worden aangemerkt als bijzondere noodzakelijke kosten. Zie ook het bedrag genoemd in de verstrekkingenlijst.

8.14 Alarmering

Bij een medische of sociale indicatie kan er behoefte zijn aan een persoonsbonden alarmering. Met name bij ouderen die slecht ter been zijn of een verhoogd valrisico hebben speelt dit.

Bij de verlening van bijzondere bijstand voor de kosten van alarmering moet uitgegaan worden van de meest goedkope en adequate voorziening. De eigen bijdrage na vergoeding van Menzis (aansluitkosten en periodieke bijdrage) die klanten verschuldigd zijn kan vanuit de bijzondere bijstand vergoed worden. In de meeste gevallen is er een indicatie afgegeven door het Zorgloket voor alarmering. Ook komt het voor dat de alarmering een verplicht onderdeel is van het wonen in een aanleunwoning of verpleegafdeling. Ook in die gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdrage van het alarmsysteem en eventuele noodzakelijke zorgopvolging.

Alleen de goedkoopst mogelijke adequate oplossing wordt vergoed, dus als de klant keuzevrijheid heeft in aanbieder wordt alleen de goedkoopste aanbieder vergoed.

8.15 Extra stook- en elektrakosten

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de stookkosten en de kosten van elektriciteitsverbruik. Aangezien de algemene bijstand voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.

Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. De extra kosten voor verwarming en elektra komen voor vergoeding in aanmerking als hiervoor een medische noodzaak bestaat. De medische noodzaak kan worden aangetoond door middel van een verklaring van een arts/specialist of door een door ons aangevraagd medisch advies. Hierbij moet worden aangegeven of er een medisch aantoonbare noodzaak is voor de extra kosten en hoelang deze kosten noodzakelijk zijn.

Omdat de kosten van verwarming en elektra behoren tot de algemene kosten van bestaan waarin een inkomen op bijstandsniveau voorziet, komen alleen de meerkosten voor bijstandverlening in aanmerking. De meerkosten worden bepaald door de werkelijke verbruikskosten af te zetten tegen het gemiddelde verbruik. In de Prijzengids van NIBUD zijn het gemiddelde verbruik per woningtype en/of gezinssamenstelling op jaarbasis en de bijbehorende kosten per maand terug te vinden. De gemiddelde kosten van de klant kunnen worden bepaald aan de hand van de jaarafrekening.

Hoofdstuk 9. Bijzondere bijstand voor niet-medische kosten

9.1.1 Huur en vaste lasten tijdens detentie of TBS

Op grond van de Participatiewet heeft degene die rechtens zijn vrijheid is ontnomen geen recht op bijstand. Deze uitsluiting heeft een dwingend karakter. Het betreft zowel algemene als bijzondere bijstand. Alleen wanneer zich zeer dringende redenen voordoen (artikel 16 Participatiewet), kan bijzondere bijstand worden verleend. De vraag die hierbij moet worden beantwoord: leidt het niet verlenen van bijstand voor betrokkene tot ernstige gevolgen, met name voor diens gezondheid? En leidt het niet verlenen van bijstand tot het prijsgeven van de woning waardoor de ex gedetineerde op straat moet leven met alle gevolgen van dien. Bijstandsverlening moet dan onvermijdelijk zijn. In de praktijk betekent deze benaderingswijze dat bijstandsverlening nagenoeg is uitgesloten. verwijderen

Overigens is het bovenstaande van toepassing op een alleenstaande; indien bij gezinsbijstand een partner gedetineerd wordt, kan de overgebleven partner voor wie de uitsluiting immers niet geldt, zelfstandig een uitkering aanvragen tot het einde van de detentieperiode en in de betreffende kosten voorzien.

Op grond van een convenant tussen de VNG en het ministerie van Veiligheid en Justitie is het mogelijk bijstand te verstrekken voor het aanhouden van een woning van een gedetineerde. Het doel daarvan is een goede re-integratie van de ex gedetineerde. Het kunnen aanhouden van een woning betekent dat de gedetineerde na zijn ontslag uit detentie in ieder geval over onderdak beschikt.

Het gaat om de doorbetaling van de woonlasten van een woning van een gedetineerde. Onder detentie wordt verstaan: gevangenisstraf, voorlopige hechtenis, tbs, uitleveringsdetentie, gijzeling, vreemdelingenbewaring en detentie in het buitenland.

9.1.2 Huur en vaste lasten tijdens opname inrichting (geen TBS)

Indien er sprake is van een opname in een inrichting zal voor de duur van de peilmaand plus de daarop volgende maand de actuele bijstandsnorm gehandhaafd blijven. Daarna volgt de omzetting naar de norm zak- en kleedgeld (artikel 23 Participatiewet). Uiteraard geldt een dergelijke omzetting ook daar waar sprake is van de gezinsnorm en één van de partners wordt opgenomen. Gelijktijdig met de omzetting van de norm dient een beoordeling gemaakt te worden van de doorgaande noodzakelijke niet uitstelbare vaste lasten, reserveringen enz. en zal zonodig bijzondere bijstand verstrekt moeten worden. Voorkomen moet worden dat door de normwijziging schulden ontstaan. Van geval tot geval dient de noodzaak te worden

vastgesteld.

Voor een indicatie wanneer de klant terug naar huis kan keren kan contact opgenomen worden met de behandelend specialist. Als uitgangspunt geldt dat er maximaal voor de duur van zes maanden bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van het aanhouden van de woning, dus dat vast moeten komen te staan dat de klant binnen zes maanden terug zal kunnen keren. Het betreft dan in ieder geval de volgende kosten:

  • ·

    de kosten van de woninghuur;

  • ·

    de kosten van het maandelijkse termijnbedrag voor levering van energie en water;

  • ·

    de kosten van de inboedelverzekering.

Na zes maanden kan de bijzondere bijstand nog eenmaal verlengd worden met drie maanden indien de behandelend specialist hiertoe een indicatie afgeeft. Als in de tussentijd wordt vastgesteld dat terugkeer naar de woning langer gaat duren of helemaal niet meer mogelijk is, wordt aan de klant de tijd gegeven om de vaste lasten op te zeggen met inachtneming van de geldende opzegtermijn. Daarna wordt de bijzondere bijstand in ieder geval beëindigd.

9.2.1 Eigen bijdrage rechtsbijstand

Een klant zal zich voor rechtshulp eerst moeten melden bij het Juridisch Loket voor kosteloze rechtshulp. Dit kan via www.juridischloket.nl, telefonisch, per email of een persoonlijk consult.

Als het Juridisch Loket de klant niet kan bijstaan en inschakeling van een deskundige nodig vindt, dan maken zij een diagnosedocument en verwijzen zij naar een advocaat.

Als gebruik wordt gemaakt van de diensten van een advocaat, is een eigen bijdrage verschuldigd. Soms komen daar ook nog andere kosten bij zoals griffierecht.

Deze kosten worden onder bepaalde voorwaarden vergoed op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). In deze wet is geregeld wanneer wel of geen gefinancierde rechtskundige bijstand zal worden verstrekt. Van dit laatste is bijvoorbeeld sprake als er geen belang is om een rechtsprocedure te voeren of als de zaak om een te gering bedrag gaat.

Uit vaste jurisprudentie van de CRvB blijkt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen als op grond van de Wrb een toevoeging voor rechtsbijstand is verleend. De eigen bijdrage wordt vastgesteld door de Raad voor Rechtsbijstand. Door verwijzing van het Juridisch Loket wordt korting op deze eigen bijdrage verkregen. Voor de noodzakelijke kosten die overblijven, kan bijzondere bijstand worden verleend. Als een klant zonder verwijzing een toevoeging heeft aangevraagd is de eigen bijdrage hoger, omdat de korting dan niet wordt verleend. Voor het bedrag dat als korting zou zijn verleend als de klant de aangewezen route had gevolgd wordt geen bijzondere bijstand verleend op grond van artikel 35 Participatiewet. Dit betreffen geen noodzakelijke kosten, omdat de klant deze had kunnen voorkomen.

Als er geen toevoeging is afgegeven door de Raad voor Rechtsbijstand zal er zelf een beoordeling van de noodzaak van de procedure plaats moeten vinden. Het niet of niet tijdig aanvragen van een toevoeging kan worden aangemerkt als een onvoldoende betoond besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Dit kan dan een reden zijn om de eventueel te verlenen bijstand in de vorm van een lening te verstrekken.

9.2.2 Kosten beschermingsbewind

De hoofdregel is dat de beloning van de bewindvoerder gelijk is aan vijf procent van de netto-opbrengst van de onder bewind staande goederen. Een uitkering valt niet onder de opbrengst van de onder bewind staande goederen. In die gevallen stelt de kantonrechter in veel gevallen de beloning van de bewindvoerder afwijkend vast. Deze beloning kan zowel bestaan uit een periodiek gedeelte (het jaartarief van de bewindvoerder en soms ongespecificeerde kosten) als uit eenmalige intakekosten. Als bij de aanvraag niet wordt aangetoond dat de kantonrechter een hogere beloning heeft goedgekeurd, wordt bijzondere bijstand verstrekt volgens de tarieven van de regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, die in werking treedt per 01-01-2015 en de LOVCK (Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren) vervangt.

9.2.3 Kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP

Als een belanghebbende in een schuldsaneringtraject wordt geplaatst onder de WSNP is hij salaris voor de bewindvoerder verschuldigd. Dit salaris moet met voorrang worden betaald uit de boedel. De boedel bestaat uit het voor beslag vatbare gedeelte van het inkomen en vermogen van belanghebbende.

Het kan voorkomen dat de rechtbank het salaris van de bewindvoerder hoger heeft vastgesteld dan het bedrag dat uit de boedel kan worden betaald. Uit jurisprudentie blijkt dat in dat geval de bewindvoerder het gedeelte van zijn salaris dat niet uit de boedel kan worden betaald niet bij de klant in rekening mag brengen. Om die reden bestaat er dan ook geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van het salaris van de bewindvoerder.

9.2.4 Bijdrage schuldhulpverlening of vrijwillige bewindvoering/beheer

Voor personen met een het door de Stadsbank gehanteerde percentage van het inkomen van het minimum geldt dat de kostenloze dienstverlening van de Stadsbank een passende en toereikende voorliggende voorziening betreft. Voor personen met een inkomen boven de dit gehanteerde percentage kan bijzondere bijstand verleend worden conform bovenstaande buitenwettelijke beleidsregel. Indien de aanvrager niet aan de voorwaarden van het buitenwettelijke beleid voldoet (zie kader) is bijstandsverlening niet mogelijk.

9.3 Begrafenis- of crematiekosten

Als iemand overleden is, moeten de kosten van lijkbezorging worden voldaan door die bloed- en aanverwanten, die krachtens het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. In zijn algemeenheid is het uitgangspunt dat een ieder zelf kan voorzien in de noodzakelijke kosten van lijkbezorging. De middelen om een begrafenis/crematie te bekostigen zijn:

  • ·

    verzekeringen op het leven, zoals begrafenis- en levensverzekeringen en ongevallenverzekering;

  • ·

    lidmaatschap van een speciale vereniging, bijv. crematievereniging;

  • ·

    overlijdensuitkering, als de overledene een uitkering ontving krachtens de Ziektewet (ZW), Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Algemene Ouderdomswet (AOW) e.d.;

  • ·

    spaargelden, waaronder ook het "vrij te laten bescheiden vermogen";

  • ·

    nalatenschap;

  • ·

    een in een depositofonds gestort bedrag met als enige bestemming de betaling van de kosten van begraven van de storter en eventuele partner.

Voor zover de eigen middelen daartoe niet toereikend zijn en de nabestaanden de kosten van lijkbezorging niet of niet geheel voor hun rekening nemen, bestaat de mogelijkheid om leenbijstand/bijstand om niet voor deze kosten te verstrekken (natuurlijk met in achtneming van alle voorwaarden die aan de verstrekking van bijzondere bijstand zijn verbonden). Er moet rekening worden gehouden met de eigen middelen van de overledene, de draagkracht van de aanvrager, evenals met de noodzakelijke kosten van lijkbezorging.

Niemand geeft opdracht voor de begrafenis.

De gemeente heeft de plicht te zorgen voor de lijkbezorging, geeft hiertoe opdracht en neemt de kosten op zich. Een en ander op grond van de Wet op de Lijkbezorging. In deze situatie is er dus geen sprake van bijstandsverlening. Achteraf zal altijd moeten worden bezien of er verhaal mogelijk is op de eventuele nalatenschap en op de nagelaten betrekkingen.

Begrafeniskosten in het buitenland

Bijstandsverlening voor begrafenis- of crematiekosten in het buitenland van een (in Nederland of in het buitenland) overleden vreemdeling is niet mogelijk. Ditzelfde geldt voor de overleden Nederlander die buiten Nederland begraven wordt.

Reiskosten naar een begrafenis/crematie

Voor de reiskosten om een begrafenis of crematie bij te wonen, wordt geen bijzondere bijstand verleend.

Noodzakelijke kosten zijn:

  • 1.

    akte van overlijden

  • 2.

    basistarief uitvaartverzorger

  • 3.

    rouwkaarten (maximaal 100)

  • 4.

    eenvoudige kist

  • 5.

    opbaren in het rouwcentrum of thuis

  • 6.

    rouwauto

  • 7.

    grafrechten voor algemeen graf

  • 8.

    begraafkosten begraafplaats

Niet noodzakelijk is in ieder geval:

  • 1.

    rouwadvertentie

  • 2.

    kosten eredienst

  • 3.

    koffietafel etc.

  • 4.

    meerdere volgauto's

  • 5.

    bloemstuk op de kist

Voor de hoogte van de kosten kan gebruik worden gemaakt van de NIBUD richtlijnen.

9.4 Kosten verblijfsvergunning

Legeskosten verblijfsvergunningen en kosten van naturalisatieprocedures behoren tot de algemene incidentele bestaanskosten waarvoor een kredietmogelijkheid bij bijvoorbeeld een gemeentelijke kredietbank als voorliggende voorziening moet worden beschouwd.

De reden hiervoor is, dat de klant weet dat hij/zij te maken krijgt met deze kosten (voorzienbaarheid) en daarvoor moet reserveren uit de eigen middelen, hetzij vooraf (sparen),hetzij achteraf (lenen). Er zal dus in eerste instantie een beroep moeten worden gedaan op de voorliggende voorziening, zijnde een kredietverlenende instelling. Uitsluitend als er sprake is van omstandigheden waardoor niet gereserveerd kon worden (denk aan jaarlijkse verlenging van een groot gezin of verlenging vlak na verlaten van de centrale opvang) voor deze kosten en als er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, dan is bijzondere bijstand mogelijk.

Kosten van naturalisatie worden in beginsel niet vergoed; deze kosten behoren niet tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Een (legale) vreemdeling heeft ten aanzien van zijn recht op inkomensvoorzieningen dezelfde rechten als een Nederlander. Om die reden is het niet noodzakelijk voor vreemdelingen om zich te laten naturaliseren.

9.5.1 Reiskosten algemeen

In de bijstandsnorm is een bedrag begrepen voor deelname aan het maatschappelijke verkeer. Dat bedrag is onder andere bestemd voor bezoek aan familie e.d.. Het gaat daarbij om algemene kosten die iedereen moet maken. Bezoekkosten die voortkomen uit bijzondere omstandigheden (bv. ziekte, detentie) kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. In het algemeen zullen kosten voor bezoek binnen de gemeente Apeldoorn niet voor vergoeding in aanmerking komen.

9.5.2 Bezoek aan gedetineerde

Bij detentie in Nederland kan voor de partner en/of andere gezinsleden van de gedetineerden bijzondere bijstand worden verstrekt voor de reiskosten. In het algemeen kan 1x per maand voor deze kosten bijstand verstrekt worden. Bij detentie in het buitenland kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor reiskosten tot aan de grens, voor de kosten van het gedeelte van de reis in het buitenland wordt geen bijstand verstrekt. Voor de reiskosten van de gedetineerde zelf kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt. De kosten worden vergoed op basis van de kosten van openbaar vervoer (2e klasse).

9.5.3 Ziekenbezoek

Als er sprake is van opname van een partner of gezinslid (eventueel ook ander familielid) in een ziekenhuis in een andere gemeente komen de reiskosten voor vergoeding in aanmerking. De frequentie van het aantal bezoeken is afhankelijk van de omstandigheden en de familierelatie, waarbij een gemiddelde van 2x per week als uitgangspunt kan worden genomen.

Als de partner of een gezinslid in een inrichting buiten de gemeente Apeldoorn verblijft, kan voor de reiskosten bijzondere bijstand worden verleend. De frequentie is afhankelijk van de omstandigheden. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met andere voorzieningen bv. recht op dubbele kinderbijslag.

De kosten worden vergoed op basis van de kosten van openbaar vervoer.

9.5.4 Opleiding of scholing

Voor de reiskosten die verband houden met noodzakelijk geachte scholing wordt geen bijzondere bijstand verleend. Indien nodig kunnen reïntegratiegelden ingezet worden voor deze kosten.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

10.1 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels bijzondere bijstand 2015”

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels bijzondere bijstand 2013”

Deze beleidsregels treden – na behoorlijk te zijn bekend gemaakt - inwerking met ingang van ……., behoudens Hoofdstuk 3 over draagkracht en hoofdstuk 5, toeslag levensonderhoud, die met terugwerkende kracht in werking treden per 1 januari 2015.

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze richtlijnen worden de Beleidsregels bijzondere bijstand versie 13 juni 2013 ingetrokken.

10.2 Overgangsrecht

Reeds toegekende bijstand, verleend op grond van de vóór (datum inwerkingtreding) geldende beleidsregels, blijft van kracht tot het einde van het reeds vastgestelde draagkrachtjaar. Na afloop van dit draagkrachtjaar treden de nieuwe beleidsregels in werking.

De toepassing van de vóór (datum inwerkingtreding) geldende beleidsregels eindigt eveneens zodra een wijziging in de omstandigheden van de persoon of het gezin optreedt die leidt tot een nieuw besluit inzake verdere verlening van bijzondere bijstand voor dezelfde kosten.

De toepassing van de vóór (datum inwerkingtreding) geldende beleidsregels eindigt eveneens als in het kader van een heronderzoek het recht op bijzondere bijstand wordt herbeoordeeld. Indien dit leidt tot beëindiging of vermindering van de toegekende bijzondere bijstand kan er een gewenningstermijn voor de duur van 3 maanden vanaf de datum van het wijzigingsbesluit gehanteerd worden.

De beleidsregels zijn op 19 maart 2015 vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn en bekend gemaakt in het Apeldoorns Stadsblad van 13 mei 2015.

Burgemeester en wethouders van Apeldoorn,

de secretaris, de burgemeester,