Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling bijdrage instandhouding monumenten 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2019

Intitulé

Regeling bijdrage instandhouding monumenten 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

  • 1.1 Tenzij in deze regeling uitdrukkelijk anders wordt vermeld, gelden de voorwaarden en bepalingen van de Algemene subsidieverordening (Asv).

  • 1.2 Begripsbepalingen

    In het kader van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      een aanvraag: een aanvraag om een bijdrage in de kosten van instandhouding van een monument;

    • b.

      een aanvrager: de meerderjarige natuurlijke persoon of de rechtspersoon, die krachtens het eigendomsrecht het genot heeft van een monument, of dit recht aantoonbaar in de naaste toekomst verkrijgt, en die bij de gemeente een aanvraag indient;

    • c.

      het budget: de bedragen die de raad in enig kalenderjaar beschikbaar stelt voor het toekennen van bijdragen in de kosten van instandhouding van een monument;

    • d.

      het casco: de hoofdstructuur van een gebouw, bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel, te weten dak-, kap- en gebintconstructie, vloeren, balklagen, dragende muren, fundering, kelder en gewelven;

    • e.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn;

    • f.

      de raad: de gemeenteraad van Apeldoorn;

    • g.

      de gemeente: de gemeente Apeldoorn;

    • h.

      instandhouding: het totaal van de voorzieningen die worden getroffen tot opheffing van (bouwtechnische) gebreken, waaronder begrepen het normale onderhoud, noodzakelijk voor het in stand houden van de cultuurhistorische waarde van het gemeentelijke monument;

    • i.

      subsidiabele kosten: de door het college aanvaarde kosten als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

    • j.

      monument: een in de gemeente gelegen pand en/of object, dat overeenkomstig de van toepassing zijnde gemeentelijke monumentenverordening op de gemeentelijke monumentenlijst is geplaatst. (Bijgebouwen, interieurelementen en andere aanhorigheden bij en in een gemeentelijk monument worden als onderdeel van het monument aangemerkt indien deze als waardevol worden vermeld in de redengevende beschrijving van het monument)

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Deze regeling is uitsluitend van toepassing op gemeentelijke monumenten en op in de gemeente gelegen molens.

  • 2. Het college kan in heel bijzondere gevallen een rijksmonument voor bijdrageverstrekking op voet van deze regeling in aanmerking brengen.

Artikel 3 Budget

De raad stelt jaarlijks bij de vaststelling van de meerjarenprogrammabegroting voor het eerstvolgende kalenderjaar het budget vast voor het verlenen van bijdragen op voet van deze regeling

Artikel 4 Besteding

  • 1. Het college kan een aanvrager ten laste van het in artikel 3 bedoelde budget een bijdrage verstrekken in de subsidiabele kosten van instandhouding van een gemeentelijke monument

  • 2. Het college besteedt een beperkt deel van het in artikel 3 bedoelde budget voor de betaling van abonnementskosten bij de Monumentenwacht.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1 Tot de subsidiabele kosten worden gerekend de kosten van:

    • a)

      van herstel van het casco;

    • b)

      de bijkomende kosten als omschreven in lid 2,

    • c)

      van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet in combinatie met herstel van het casco.

    • d)

      reconstructies van verdwenen of gewijzigde onderdelen, indien en voor zover deze verdwijning en wijziging afbreuk doet aan de monumentale waarde van het object;

    • e)

      herstel van specifieke technische installaties ten behoeve van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld dieselmotoren, raamzagen en persen.

    • f)

      het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming- of luchtbevochtigingsinstallaties.

    • g)

      het opstellen van een instandhoudingsplan.

    • h)

      het verrichten van bouwhistorisch onderzoek of een haalbaarheidsonderzoek.

    • i)

      buiten- en daarmee samenhangend binnenschilderwerk, voor zover het betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren.

    • j)

      herstel en vernieuwen van rieten daken (met rietlatten en herstel van sporen).

    • k)

      herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten), leien, lood, zink of koper en, uitsluitend in samenhang hiermee, het herstel van gedeelten van het dakbeschot en sporen.

    • l)

      herstel van goten, in zink, koper of lood, inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren en het aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water.

    • m)

      herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen van stoepen, roedenverdeling, lijstwerk en luiken.

    • n)

      herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen.

    • o)

      herstel van dak- of torenluiken en loopbruggen, inclusief het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast.

    • p)

      inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels.

    • q)

      op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen.

    • r)

      behandelen van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters.

    • s)

      herstel van gedeelten van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen, en spantbenen).

    • t)

      herstel van glas-in-loodbeglazing en het aanbrengen van beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas.

    • u)

      vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of met grote historische waarde.

    • v)

      het plaatsen van achterzetbeglazing in samenhang met herstel van historisch waardevolle ramen.

    • w)

      het gangbaar houden van historische krachtwerktuigen en machines.

  • 2 Tot de subsidiabele kosten worden eveneens gerekend de kosten verbonden aan de uitvoering van de in het eerste lid genoemde voorzieningen, voorzover het betreft:

    • a)

      de directiekosten, bestaande uit kosten voor honorarium, uitvoeringstekeningen, toezicht en kosten van verschotten.

    • b)

      de directe kosten dat wil zeggen de loonkosten en de materiaalkosten.

    • c)

      de indirecte kosten dat wil zeggen de algemene bouwplaatskosten, de algemene bedrijfskosten en de winst.

    • d)

      de BTW.

    • e)

      de over de directe kosten te berekenen onvoorziene kosten.

    • f)

      de constructeurskosten.

    • g)

      de kosten van de CAR-verzekering.

  • 3 Indien aanvrager voorzieningen in zelfwerkzaamheid verricht, worden alleen de materiaalkosten van de in zelfwerkzaamheid verrichte voorzieningen als subsidiabele kosten aangemerkt.

Artikel 6 Aanvraag

Een aanvraag wordt ingediend op een door het college vastgesteldformulier en gaat, in afwijking van het bepaalde in de Asv, vergezeld van:

  • a.

    een inspectierapport van een onafhankelijke deskundige, dat niet ouder is dan twee jaar, en dat de noodzaak van de voorgenomen werkzaamheden aantoont;

  • b.

    een bestek of een technische omschrijving, bevattende de noodzakelijke herstel- en onderhoudswerkzaamheden;

  • c.

    tekeningen die de bestaande én de nieuwe situatie weergeven (schaal 1:100), indien de bestaande situatie wijzigt;

  • d.

    een gespecificeerde kostenraming van de in te zetten manuren en de te verwerken materialen.

  • e.

    de offerte(s) van hetbij de KvK ingeschreven bedrijf (de bedrijven) die met de werkzaamheden zullen worden belast;

  • f.

    een realistische planning van de uitvoering van de werkzaamheden.

Artikel 7 Afhandelen aanvraag

  • 1. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen twee weken.

  • 2. Indien de aanvraag niet alle gegevens bevat die het college voor het nemen van een beslissing noodzakelijk acht, stelt het college aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen een termijn van vier weken te completeren.

  • 3. Indien de aanvraag niet binnen de aangegeven termijn is gecompleteerd kan het college de aanvraag niet ontvankelijk verklaren. Het college verklaart de aanvraag niet ontvankelijk als de aanvraag niet binnen acht weken is gecompleteerd.

  • 4. Het college handelt aanvragen in volgorde van binnenkomst af.

  • 5. Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag dan wel na het compleet worden van de aanvraag een beslissing.

  • 6. Het college kan de beslissing, als bedoeld in artikel 10, voor ten hoogste 12 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 8 Aanhouden aanvraag

  • 1. In afwijking van het vijfde lid van artikel 7 besluit het college de aanvraag aan te houden tot het volgende kalenderjaar indien

    • a)

      het budget niet toereikend is om de aanvraag te honoreren;

    • b)

      de vereiste bouw- en/of monumentenvergunning nog niet is verkregen.

  • 2. Aanvrager wordt schriftelijk in kennis gesteld van een besluit tot het aanhouden van de aanvraag.

Artikel 9 Afwijzing aanvraag, intrekking voorlopige toekenning

Het college wijst een aanvraag af of trekt een voorlopige toekenning in indien:

  • 1.

    voor het betreffende monument in het lopende kalenderjaar en/of het daaraan voorafgaande kalenderjaar een bijdrage is verleend op voet van deze regeling dan wel op voet van de Verordening subsidie monumenten 1997;

  • 2.

    de aanvraag is ingediend nadat is gestart met het treffen van de voorzieningen waarvoor de aanvraag is ingediend;

  • 3.

    naar zijn oordeel gegronde redenen bestaan aan te nemen dan wel vastgesteld wordt, dat niet aan de voorwaarden en bepalingen van deze regeling wordt of zal worden voldaan.

  • 4.

    de kosten van instandhouding zijn of kunnen worden gedekt uit de opbrengsten van een brand- en/of stormverzekering of enige andere vorm van verzekering

  • 5.

    het bedrijf dat de voorzieningen treft of heeft getroffen niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 10 Voorlopige toekenning

Het college geeft slechts toepassing aan artikel 4, indien

  • 1.

    het budget toereikend is om de aanvraag te honoreren;

  • 2.

    de voor de werkzaamheden vereiste vergunningen zijn verleend;

  • 3.

    de geraamde subsidiabele kosten van de voorzieningen tenminste € 1.500 bedragen;

  • 4.

    de instandhoudingswerkzaamheden worden uitgevoerd met in achtneming van de Uitvoeringsvoorwaarden die van deze regeling deel uitmaakt;

  • 5.

    bij de uitvoering van de instandhoudingswerkzaamheden niet wordt afgeweken van het plan op basis waarvan de bijdrage is verleend, tenzij het college vooraf schriftelijk toestemming voor de afwijking heeft verleend.

  • 6.

    een daarvoor door het college aangewezen deskundige of ambtenaar toegang wordt verleent tot de bouwplaats en inzage wordt gegeven in alle voor een goede beoordeling van de aanvraag relevante bescheiden.

Artikel 11 Hoogte van de bijdrage

  • 1. Bij de voorlopige toekenning bedoeld in artikel 10 stelt het college de bijdrage als bedoeld in het eerste lid van artikel 4 vast op

    • a.

      20% van de subsidiabele kosten, indien de aanvraag betrekking heeft op een gemeentelijk monument;

    • b.

      40% van de subsidiabele kosten, indien de aanvraag betrekking heeft op een molen.

  • 2. De met in achtneming van het eerste lid berekende bijdrage bedraagt niet meer dan € 10.000.

  • 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een bijzonder geval als bedoeld in het tweede lid van artikel 2 stelt het college de bijdrage vast op 20% van de subsidiabele kosten, doch niet hoger dan € 50.000.

Artikel 12 Nadere voorwaarden

Het college kan aan de uitvoering van de werkzaamheden waarvoor een bijdrage wordt verleend nadere voorschriften verbinden.

Artikel 13 Uitvoeringstermijnen

  • 1 De voorlopige toekenning vervalt

    • a)

      als niet binnen 12 maanden na de voorlopige toekenning met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen.

    • b)

      Als de werkzaamheden niet binnen 24 maanden na de voorlopige toekenning van de bijdrage zijn voltooid.

  • 2 Bij onvoorziene omstandigheden, die buiten de directe invloedsfeer van de aanvrager liggen, kan het college op verzoek van aanvrager de in het eerste lid genoemde termijnen éénmaal met een half jaar verlengen.

Artikel 14 Gereedmelding tevens verzoek om vaststelling

  • 1. Aanvrager meldt de instandhoudingswerkzaamheden binnen 12 weken na het gereedkomen van de voorzieningen gereed door indiening van het door het college vastgesteld formulier Gereedmelding van de werkzaamheden.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde formulier gaat vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de gemaakte kosten;

    • b.

      originele facturen van de uitgevoerde werkzaamheden;

    • c.

      kopieën van de betalingsbewijzen.

Artikel 15 Afhandelen gereedmelding

  • 1. Het college bevestigt de ontvangst van de gereedmelding binnen twee weken.

  • 2. Indien de gereedmelding niet alle gegevens bevat die naar het oordeel van het college nodig zijn om de bijdrage definitief vast te kunnen stellen, stelt het college aanvrager in de gelegenheid de gereedmelding binnen een termijn van vier weken te completeren.

  • 3. Indien de gereedmelding niet binnen de aangegeven termijn is gecompleteerd kan het college de gereedmelding niet ontvankelijk verklaren en de voorlopige toekenning intrekken.

  • 4. Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding dan wel na het compleet worden van de gereedmelding een beslissing.

Artikel 16 Vaststelling en uitbetaling van de bijdrage

  • 1. Het college stelt de bijdrage definitief vast met in achtneming van de in artikel 11 vermelde subsidiepercentages en maximale bijdragen, zulks op basis van bij de gereedmelding door het college aanvaarde subsidiabele kosten.

  • 2. De definitieve vaststelling van de bijdrage kan nooit hoger zijn dan het voorlopig toegekende bedrag.

  • 3. Het college betaalt een definitieve bijdrage binnen vier weken na zijn vaststelling uit.

  • 4. Het college betaalt géén voorschotten op voorlopige toegekende bijdragen uit.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het college zou leiden tot een onredelijke beslissing, kan het college van het bepaalde in deze regeling afwijken.

Artikel 18 Mandaat

De directeur van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling wordt bevoegd verklaard te beslissen op aanvragen voor een subsidie in het kader van deze regeling, met uitzondering van de bevoegdheid ex. artikel 2 lid 2 en artikel 17.

Artikel 19 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling bijdrage instandhouding monumenten 2010” en treedt in werking op 1 januari 2010.

  • 2. Deze regeling vervangt de Subsidieverordening monumenten 1997. De ingetrokken verordening blijft van kracht op besluiten tot bijdrageverlening die vóór die dag hebben plaatsgevonden.

Artikel 20 Bijlage

De Uitvoeringsvoorwaarden voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten maken deel uit van deze regeling.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college d.d. 1 december 2009
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 23 december 2009
Inwerking getreden d.d. 1 januari 2010