Regeling vervallen per 25-04-2014

Rentesubsidieregeling 2011 (versie 2)

Geldend van 17-07-2014 t/m 24-04-2014

Intitulé

Rentesubsidieregeling 2011 (versie 2)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

overwegende:

dat het college bevoegd is voor bepaalde vormen van subsidie nadere regels te stellen dan wel specifieke regelingen vast te stellen;

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet, Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Apeldoorn en de Uitvoeringsregeling Algemene subsidieverordening;

BESLUITEN:

vast te stellen de navolgende Rentesubsidieregeling 2011.

Artikel 1 Algemene bepalingen

1.1 Tenzij in deze regeling uitdrukkelijk anders wordt vermeld, gelden de voorwaarden en bepalingen in de Algemene subsidieverordening (Asv) en de Uitvoeringsregeling Algemene Subsidieverordening;

1.2Voor toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de raad van de gemeente Apeldoorn;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

  • c.

    instelling: een binnen de gemeente Apeldoorn gevestigde vereniging, instelling of andere rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie op het terrein van cultuur,en welzijn, die haar activiteiten in hoofdzaak binnen de gemeente Apeldoorn uitvoert, waarbij de algemene ledenvergadering dan wel een daarmee te vergelijken orgaan een bepalende invloed heeft op het gehele instellingsbeleid

Artikel 2 Doel van de regeling

  • 1. De regeling beoogt verenigingen, instellingen en organisaties te stimuleren in het stichten, uitbreiden en/of renoveren van eigen accommodaties c.q. in het aanschaffen van duurzame instrumenten en apparatuur, die voor uitoefening van de activiteit van belang zijn.

  • 2. Onder een eigen accommodatie wordt verstaan de accommodatie, die in eigendom van de instelling is. In bijzondere gevallen kunnen voorzieningen aan accommodaties, die van derden worden gehuurd, voor subsidiëring in aanmerking komen.

Artikel 3

Het college kan, voorzover de raad in enig begrotingsjaar daartoe voldoende financiële middelen beschikbaar stelt - aan een instelling onder de hierna vermelde voorwaarden subsidie verstrekken in de rentekosten van leningen, die worden afgesloten voor de investeringen passend binnen het doel van deze regeling.

Artikel 4

  • 1. Het subsidie wordt verstrekt over het deel van het bedrag van de lening dat maximaal 1/3-gedeelte van het totale investeringsbedrag beslaat en ten hoogste over € 25.000,=.

  • 2. Ingeval van een gecombineerd project van een accommodatie met een clubhuis komen instellingen voor beide projectonderdelen afzonderlijk voor subsidie in aanmerking.

  • 3. In uitzonderlijke gevallen - ter beoordeling aan het college - kan het subsidie over een groter gedeelte van het bedrag van de lening worden berekend dan bedoeld onder punt 1 van dit artikel.

  • 4. Wanneer de instelling geen aanspraak maakt op een gemeentelijke garantie tot betaling van rente en aflossing op de totaal af te sluiten geldlening, kan het in lid 1 bedoelde maximale leningsbedrag van € 25.000,=, waarover subsidie wordt berekend, worden verdubbeld voorzover het beschikbare budget - rekening houdend met het aantal en omvang van ingediende subsidieverzoeken en de daartoe door het college aangegeven prioriteiten - dat toelaat.

Artikel 5

  • 1. Aanvragen moeten voor 1 november, voorafgaand aan het begrotingsjaar, worden ingediend. Voorzover het beschikbare budget daarvoor nog ruimte laat, kunnen na deze datum ingediende subsidieverzoeken in behandeling worden genomen.

  • 2. Een subsidieaanvraag moet zijn ingediend voordat het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd, in uitvoering wordt genomen.

Artikel 6

Voor het bepalen van de prioriteitsvolgorde van ingediende aanvragen worden deze getoetst aan de volgende voorrangsbepalingen:

  • a.

    beoogt de investering (mede) een samenwerking of fusie met andere instellingen te bewerkstelligen?;

  • b.

    is de investering innovatief van aard dan wel wordt daarmee een leemte in het aanwezige aanbod van voorzieningen opgevuld?;

  • c.

    vervullen de accommodatie en/of de daarin uitgevoerde activiteiten een bijzondere functie voor wijk of dorp?;

  • d.

    heeft de investering betrekking op een voorziening voor bijzondere doelgroepen?;

  • e.

    de organisatieopzet van de instelling is in hoofdzaak gericht op het uitvoeren/begeleiden van activiteiten door vrijwilligers;

  • f.

    het realiseren van nieuwe accommodaties of van uitbreidingen heeft hogere prioriteit dan uitvoering van een renovatie;

  • g.

    een instelling, die nog niet eerder subsidie ingevolge deze regeling dan wel een gemeentelijke renteloze geldlening heeft verkregen, heeft voorrang op een instelling die van deze regelingen eerder gebruik maakte;

  • h.

    de mate, waarin instellingen actie bedrijven om in de financiering van de investering te voorzien.

Artikel 7

Het college stelt vóór 1 januari van het begrotingsjaar voor elk van de beleidsvelden cultuur en welzijn een verdelingsvoorstel op voor het nieuw beschikbaar komende gedeelte van het jaarbudget.

Artikel 8

  • 1. Het rentesubsidie wordt berekend aan de hand van het gangbare rentepercentage dat de instelling verschuldigd is voor de aan te trekken financieringsmiddelen. Na een periode van 10 jaar kan het percentage worden herzien.

  • 2. Het subsidie wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de afschrijvingsduur van de voorziening, maar ten hoogste voor 25 jaar.

  • 3. Het subsidie houdt rekening met lineaire aflossing van de afgesloten geldlening.

  • 4. Het subsidie wordt beëindigd wanneer de instelling de aangetrokken financieringsmiddelen in zijn geheel vervroegd aflost. Het subsidie wordt naar evenredigheid verminderd wanneer door vervroegde aflossing de restantlening minder is dan het bedrag waarover nog rentesubsidie wordt verstrekt.

  • 5. Jaarlijks vóór 1 mei wordt door de instelling ingezonden:

    • ·

      een rekening van baten en lasten over het voorgaande jaar;

    • ·

      de balans per het einde van het voorgaande boekjaar.

Artikel 9

Deze regeling:

  • 1.

    kan worden aangehaald als Rentesubsidieregeling;

  • 2.

    treedt in werking op 16 juni 2011.

Het college van burgemeester en wethouders,

De secretaris, De burgemeester,

TOELICHTING RENTESUBSIDIEREGELING 2011

Artikel 1, onder c

Hieronder moet ook worden begrepen ingeval door een instelling een stichting in het leven wordt geroepen om investering en exploitatie van een accommodatie tot stand te brengen. De instelling, die 'aanjager' is van de beoogde investering moet echter de hoofdgebruiker van de voorziening zijn en bovendien haar invloed kunnen uitoefenen op het stichtingsbeleid.

Artikel 2, lid 2

Bij bijzondere gevallen moet worden gedacht aan instellingen, die weliswaar de accommodatie niet in eigendom hebben maar daarvan wel langdurige gebruiksrechten hebben (meerjarige huurovereenkomst, die in relatie staat tot de afschrijvingsduur van de te treffen voorziening).

Artikel 6, lid 1, onder d

Hier worden beoogd groepen, die in een achterstandssituatie verkeren dan wel waarvoor specifiek voorrangsbeleid is geformuleerd.

Artikel 6, lid 2, onder a

De regeling richt zich uitsluitend op het 'vrijwilligers verenigingsleven'. Ook bij die instellingen kunnen beroepskrachten in dienst zijn (instructeurs, trainers, etc.), die echter het vrijwilligerskarakter van de instelling niet beïnvloeden. Duidelijk mag zijn dat beroepsinstellingen, die ook wel gebruik maken van vrijwillig medewerkenden niet onder de werking van deze regeling worden bedoeld.

Artikel 7

Jaarlijks wordt in de gemeentebegroting geraamd het totaalbedrag voortvloeiend uit de eerder verstrekte subsidies - berekend naar verhouding van de subsidielooptijd conform artikel 8, lid 2 - met daarboven de ruimte voor nieuw te verstrekken subsidies.

Het kan natuurlijk voorkomen dat de - voorafgaand aan het begrotingsjaar - ingediende subsidieaanvragen nog niet tot volledige besteding van het beschikbare budget leiden. Nadien ingediende aanvragen kunnen dan alsnog in behandeling worden genomen.

Artikel 8

Het rentesubsidie is gelijk aan het rentepercentage dat de instelling voor de banklening moet betalen. Dit leningspercentage kan lager of hoger zijn dan het omslagrentepercentage dat voor de begrotingsraming wordt gehanteerd. Op rekeningsbasis kan daaruit een voordeel c.q. nadeel voor de gemeente ontstaan voor wat betreft de in dat jaar nieuw uit te zetten subsidies. Het leningsvolume, waarover de rente wordt vergoed bepaalt de besteedbare ruimte (en dus niet: bij een lagere werkelijke rentestand dan het omslagpercentage kan een groter leningsvolume worden uitgezet).

Tegenover het verkrijgen van rentesubsidie dient de instelling (nog) wel een leningsschuld te hebben. Gehele vervroegde aflossing van de lening dan wel gedeeltelijke leidt tot beëindiging of vermindering van het jaarlijks te ontvangen subsidiebedrag.