Regeling vervallen per 14-12-2022

Compensatieregeling ozb

Geldend van 16-06-2011 t/m 13-12-2022

Intitulé

COMPENSATIEREGELING OZB 2011

Burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

overwegende:

dat het college bevoegd is voor bepaalde vormen van subsidie nadere regels te stellen dan wel specifieke regelingen vast te stellen;

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet, Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Apeldoorn en de Uitvoeringsregeling Algemene Subsidieverordening;

BESLUITEN:

vast te stellen de navolgende Compensatieregeling OZB 2011.

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1. Tenzij in deze regeling uitdrukkelijk anders wordt vermeld, gelden de voorwaarden en bepalingen in de Algemene subsidieverordening (Asv) en de Uitvoeringsregeling Algemene subsidieverordening;

  • 2. Voor toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      raad: de raad van de gemeente Apeldoorn;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

    • c.

      sportclub: een binnen de gemeente Apeldoorn gevestigde sportvereniging, of een andere aan een sportvereniging gelieerde rechtspersoonlijkheid bezittende sportinstelling, die de met die sport gemoeide activiteiten in hoofdzaak in de gemeente Apeldoorn uitvoert en waarbij de algemene ledenvergadering of een daarmee te vergelijken bestuur een bepalende invloed heeft op het te voeren beleid;

    • d.

      sportaccommodatie: de gebouwde voorziening voor de daadwerkelijke sportbeoefening;

    • e.

      lijst: een jaarlijks door het college vastgestelde lijst met de te subsidiëren sportaccommodaties

Artikel 2 Doelstelling

De regeling beoogt de in artikel 1, lid 2 onder c genoemde sportclub te compenseren in te betalen onroerende-zaakbelasting.

Artikel 3 Subsidie

Het college kan, voor zover de raad in enig begrotingsjaar voldoende financiële middelen beschikbaar stelt, aan een sportclub, als bedoeld in artikel 1, onder c, subsidie verstrekken in de kosten, die gemoeid zijn met de onroerende-zaakbelasting voor de sportaccommodatie.

Artikel 4

  • 1. De sportclub, als bedoeld in artikel 1, lid 2 onder c, moet eigenaar en/of hoofdgebruiker zijn van de sportaccommodatie en als zodanig een aanslag onroerende-zaakbelasting hebben gekregen.

  • 2. Subsidie wordt alleen verstrekt over dat deel van de onroerende-zaakbelasting dat betrekking heeft op het voor het daadwerkelijke sportgebruik bedoelde gedeelte van de sportaccommodatie.

  • 3. Kleed- en kantineruimtes en andere nevenruimtes, die onderdeel uitmaken van de sportaccommodatie, als bedoeld in lid 1, vallen niet onder de werking van deze regeling.

Artikel 5 Berekening subsidie

De hoogte van het subsidie, als bedoeld in artikel 3, wordt aan de hand van de verhouding van de waarde van het daadwerkelijke sportgedeelte tot de totale waarde van de sportaccommodatie berekend over de aanslag onroerende-zaakbelasting.

Artikel 6 Subsidieverstrekking

  • 1. Het college stelt ten behoeve van de berekening van het subsidie, als bedoeld in artikel 3, een lijst, als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub e vast, waarin wordt vermeld:

    • a.

      het accommodatiegedeelte waarvoor subsidie verstrekt kan worden;

    • b.

      de waardeverhouding, als bedoeld in artikel 5.

  • 2. Aan de hand van de lijst, als bedoeld in lid 1, wordt jaarlijks vóór 1 juni het subsidie, als bedoeld in artikel 3, verstrekt.

  • 3. Een sportclub, die vóór 1 juni van enig jaar geen subsidiebeschikking heeft ontvangen, kan tot uiterlijk 8 weken na deze datum alsnog een verzoek tot subsidieverstrekking indienen.

Artikel 7 Slotbepalingen

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen van één of meer bepalingen van deze regeling afwijken.

  • 2

    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Compensatieregeling OZB’ en treedt in werking op 16 juni 2011.

Toelichting compensatieregeling OZB 2011

ALGEMEEN

 

Tot nu toe gold voor ongebouwde sportterreinen een zogenaamde sportvrijstelling onroerende-zaakbelasting, als gevolg waarvan die objecten niet betrokken werden in de heffing Onroerende- Zaakbelastingen. Voor gebouwde objecten op die terreinen, zoals bijvoorbeeld clubgebouwen en kleedkamers, bestond deze vrijstelling niet. Door deze vrijstelling bestond er een verschil in heffing voor buiten- en binnensportbeoefening.

 

ARTIKELGEWIJS

 

Artikel 1

Onder c wordt bij de begripsbepaling van een sportclub tevens aangegeven een andere rechtspersoonlijkheid bezittende instelling dan de vereniging. Daarbij wordt gedoeld op de voorkomende constructie dat  een sportvereniging een stichting in het leven roept voor het plegen van een investering in accommodatie, waarbij die accommodatie vervolgens (in hoofdzaak) aan de sportvereniging wordt verhuurd. Voorheen werd deze vorm op financiële gronden gekozen om de BTW op een investering te kunnen terugvragen en daarna een belaste verhuur toe te passen.

Onder sportvereniging dient daarbij overigens te worden verstaan de vereniging, die lid is van een landelijke sportkoepel en welke koepel is aangesloten bij NOC*NSF.

Nu ingaande 2002 in de belastingverordening op de OZB weer een vrijstelling voor veldsportaccommodaties is opgenomen, is onder d de accommodatiesoort aangegeven, waarop de subsidieregeling betrekking heeft.

 

Artikel 4

Dit artikel komt voor een belangrijk deel overeen met de redactie inzake de belastingvrijstelling. Subsidie wordt slechts verstrekt over dat deel dat ziet op het daadwerkelijke sportgebruik (de sportzaal).  Dat een kantine daar niet onder valt, is een gegeven. Aan lid 3 is de term ‘andere nevenruimtes’ toegevoegd. In een accommodatie zijn veelal meer ruimtes aanwezig, die niet specifiek gericht zijn op sportgebruik; in dat geval dient de sportclub uiteraard daarvoor de onroerende-zaakbelasting te voldoen.

 

Artikel 5

Dit is een uitwerkingsartikel ter bepaling van de hoogte van het subsidie. 

 

Artikel 6

De leden 1 en 2 zien in het bijzonder op de subsidieverstrekking voor de heffing van de onroerende-zaakbelasting.

 

Afdeling Belastingen verstrekt de aanslaggegevens jaarlijks aan de uitvoerende dienst. Met toepassing van de artikelen 5 en 6 gebeurt vervolgens berekening en verstrekking van het subsidie, alsmede het verzenden van de subsidiebeschikking. In lid 3 is bepaald dat een sportclub, die in deze procedure onverhoopt buiten de boot is gevallen alsnog binnen 8 weken een subsidieverzoek kan indienen. Laatstbedoelde bepaling voorkomt dat in latere jaren een verzoek met terugwerkende kracht moet worden toegewezen.