Aangevuld bekostigingsbesluit Zuidbroek 2005

Geldend van 10-10-2005 t/m heden

Intitulé

AANGEVULD BEKOSTIGINGSBESLUIT ZUIDBROEK 2005

De raad van de gemeente Apeldoorn,

gelezen het voorstel van het college d.d. 14 september 2005, nr. 90-2005;

overwegende dat:

  • de kosten in verband met de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, voortvloeiende uit de realisatie van het nog vast te stellen bestemmingsplan ‘Zuidbroek’ naar evenredigheid van verkregen profijt dienen te worden omgeslagen over die onroerende zaken die als gevolg van deze voorziening geschikt of beter geschikt worden voor bebouwing danwel in een meer voordelige positie komen te verkeren;

  • het verhaal van kosten van deze voorzieningen van openbaar nut in voorkomende gevallen zal plaatsvinden via uitgifte van de door de gemeente verworven gronden;

  • ingeval het onroerende zaken betreft welke in eigendom zijn van derden, die als gevolg van de in het kader van voornoemd bestemmingsplan aan te leggen voorzieningen van openbaar nut gebaat worden, het verhaal van kosten zal plaatsvinden op basis van een overeenkomst die is gebaseerd op de regels, zoals opgenomen in de Exploitatieverordening Apeldoorn 1994 (exploitatie-overeenkomst);

  • ingeval de aan de voorzieningen verbonden lasten terzake van een onroerende zaak niet bij de overeenkomst zijn of worden voldaan, het verhaal van kosten zal plaatsvinden via de heffing van baatbelasting, als bedoeld in artikel 222 Gemeentewet;

  • het ten behoeve van het verhalen van kosten van voorzieningen van openbaar nut noodzakelijk is te komen tot een aanduiding van het profijtgebied alsmede tot het aangeven van de mate, waarin de kosten verband houdend met de komende aanleg van voorzieningen van openbaar nut zullen worden verhaald;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen het navolgende Aangevuld bekostigingsbesluit Zuidbroek.

Algemeen

  • 1.

    Het gebied, waarin de onroerende zaken zijn gelegen, die worden gebaat als gevolg van de door of met medewerking van de gemeente te treffen voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van het bestemmingsplan ‘Zuidbroek’ aan te duiden overeenkomstig de bij dit besluit behorende en gewaarmerkte kaart.

  • 2.

    De voorzieningen, als bedoeld onder 1, zullen in ieder geval bestaan uit:

    • het verrichten van sloop- en grondwerk;

    • het indien nodig saneren van de bodem;

    • civieltechnische werkzaamheden: de aanleg van wegen, straten en pleinen, inclusief riolering (DWA en RWA), infiltratievoorzieningen, gemalen en drainage, lichtmasten, brandkranen, bebording met inbegrip van advisering, besteksvoorbereiding en toezicht op de aanleg;

    • cultuurtechnische werkzaamheden, inclusief speelplaatsen met inbegrip van advisering, besteksvoorbereiding en toezicht op de aanleg;

    • het verwerven dan wel beschikbaar stellen van de ondergrond van de onder 1 bedoelde aan te leggen voorzieningen van openbaar nut;

    • voor zover relevant: andere werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2 van de Exploitatieverordening Apeldoorn 1994.

Kostenverhaal via uitgifte van bouwrijpe grond

  • 3.

    Daar waar de gemeente de ruwe grondpositie heeft verworven, zal kostenverhaal plaatsvinden via opname van de kosten van de voorzieningen van openbaar nut in de kostprijs van de uit te geven grond.

Kostenverhaal via exploitatieovereenkomst

  • 4.

    Het verhaal van kosten van de door of met medewerking van de gemeente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut zal plaatsvinden op basis van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 6 van de Exploitatieverordening Apeldoorn 1994, in het geval het gebate onroerende zaken betreft die in eigendom zijn van een derde en niet door de gemeente kunnen of zullen worden verworven. Die exploitatieovereenkomst wordt gesloten met de eigenaar of rechthebbende van een onroerende zaak die is opgenomen in het onder 1 bedoelde exploitatiegebied.

  • 5.

    De kosten die verband houden met de aanleg van de onder artikel 2 bedoelde voorzieningen van openbaar nut worden onder verwijzing naar artikel 3 lid 2 van de Exploitatieverordening Apeldoorn 1994 opgenomen in een gewaarmerkte kostenbegroting, die door de raad wordt vastgesteld.

  • 6.

    In de begroting die onder 5 is bedoeld wordt tevens vermeld de wijze waarop deze kosten zullen worden toegerekend aan de onroerende zaken in het gebate gebied waarvan de begrenzing is opgenomen op de kaart die onder 1 is genoemd.

  • 7.

    De begroting die onder 5 is bedoeld kan periodiek worden geactualiseerd.

  • 8.

    De betrokken eigenaren en andere zakelijk gerechtigden zullen binnen 24 maanden na de bekendmaking van dit besluit een aanbod voor een exploitatie-overeenkomst kunnen ontvangen.

Kostenverhaal via baatbelasting

  • 9.

    Het verhaal van kosten van de door of met medewerking van de gemeente tot stand te komen voorzieningen van openbaar nut zal plaatvinden via heffing van baatbelasting, indien deze kosten niet via de uitgifte van bouwrijpe grond dan wel via een exploitatie-overeenkomst zijn of worden voldaan. Deze baatbelasting zal worden opgelegd aan de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaken in het onder 1 bedoelde gebied.

  • 10.

    De mate waarin de kosten van de hierboven in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut via baatbelasting op genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht zullen worden verhaald, wordt vastgesteld op 100% van de kosten, zoals opgenomen in de bij dit besluit behorende en gewaarmerkte indicatieve kostenbegroting, zulks onder de bij de latere baatbelastingverordening vast te stellen regels met betrekking tot onder meer de definitieve omvang en de verdeling van die kosten naar rato van de verkregen of te verkrijgen baat over de binnen het onder 1 genoemde gebied gelegen onroerende zaken.

Bekendmaking besluit

  • 11.

    De inhoud van dit besluit, dat kan worden aangehaald als ‘Aangevuld bekostigingsbesluit Zuidbroek’, wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d 15 september 2005
Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 7 oktober 2005
Inwerking getreden d.d. 10 oktober 2005

INDICATIEVE BEGROTING (als genoemd in art. 10 van het Aangevuld bekostigingsbesluit Zuidbroek)

omschrijving

nominale bedragen prijspeil 1-1-2005

1) Verwerving gronden voor de aanleg van de voorzieningen van openbaar nut

€ 44.465

2) Bouw- en woonrijp maken

€ 68.059

3) Milieuwetgeving

€ 11.764

4) Apparaatskosten

€ 21.828

5) Rente

€ 23.074

Totaal kosten

€ 169.190

Toelichting:

  • 1)

    De betreffende gronden t.b.v. openbaar nut beslaan 48% van het bemoeiingsgebied. Het bemoeiingsgebied betreft het plangebied na aftrek van te handhaven bestaand particulier eigendom. Het vermelde bedrag betreft 48% van de verwachte inbrengwaarde van het bemoeiingsgebied.

  • 2)

    In de kosten voor bouw- en woonrijp maken zijn bedragen opgenomen m.b.t. het treffen van waterhuishuidkundige voorzieningen buiten het plangebied die nodig zijn voor de waterhuishouding binnen het plangebied.

TOELICHTING AANGEVULD BEKOSTIGINGSBESLUIT ZUIDBROEK

1. Inleiding

Het uitgangspunt bij de realisatie van het vast te stellen bestemmingsplan "Zuidbroek " is het voeren van een actieve grondpolitiek. Dit betekent dat in principe gestreefd wordt naar een volledige verwerving van de benodigde gronden, welke vervolgens bouwrijp worden gemaakt en tenslotte worden uitgegeven aan derden en dat voor de grond die in particulier eigendom zal blijven zondermeer het kostenverhaal zal gelden.

In het betreffende bestemmingsplangebied is op het moment dat van gemeentewege gestart wordt met het treffen van de voorzieningen van openbaar nut (infrastructurele werken zoals wegen, straten, riolering etc.) de grondverwerving nog niet volledig afgerond.

De met de aanleg van de infrastructurele werken verband houdende kosten worden in beginsel via de uitgifteprijs van de grond doorberekend aan de toekomstige grondeigenaren.

In een situatie, waarin de verwerving nog niet is afgerond en rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat zowel gemeentelijke als particuliere grondexploitatie plaatsvindt, is de gemeente verantwoordelijk voor de aanleg van de benodigde infrastructurele werken, zoals wegen, straten, riolering etc.

Indien initiatieven worden ontplooid door particuliere grondexploitanten, is een doorberekening via de uitgifte prijzen niet mogelijk.

Het verhaal van kosten van de eerder genoemde voorzieningen vindt in gevallen van particuliere grondexploitatie primair plaats op basis van een overeenkomst, die is gebaseerd op de gemeentelijke exploitatieverordening.

De mogelijkheid tot het sluiten van een exploitatieovereenkomst wordt in de regel bepaald door het toevallig ontwikkelen van bouwinitiatieven door de betrokken particuliere eigenaar. De exploitatieverordening gaat er dan ook vanuit, dat het sluiten van een overeenkomst, waarin de gemeente zich verbindt tot het aanleggen van bepaalde werken en de particuliere eigenaar daarvoor als contraprestatie een bijdrage levert, gebeurt op verzoek van deze particuliere eigenaar. De mogelijkheden van kostenverhaal via een exploitatie-overeenkomst zijn daarmee afhankelijk geworden van het al dan niet ontwikkelen van bouwinitiatieven door particuliere grondeigenaren.

Het verkrijgen van profijt van voorzieningen van openbaar nut wordt echter niet bepaald door de toevallige ontwikkelingen van bouwinitiatieven, maar ontstaat reeds op het moment dat de voorzieningen zijn of worden getroffen.

Daarnaast is het van belang, dat het profijtbeginsel voor een bepaalde onroerend zaak wordt bepaald op basis van objectieve criteria zoals ligging, bestemming, etcetera. Elementen zoals de feitelijke wijze van gebruik of bebouwing zijn daarbij niet aan de orde.

Via het instrument van de baatbelasting kan worden bereikt, dat tot kostenverhaal kan worden gekomen op basis van eerder genoemde objectieve criteria.

Deze belasting moet worden beschouwd als een aanvullende maatregel, indien onverhoopt niet zou kunnen worden gekomen tot afrondende grondverwerving door de gemeente dan wel, het sluiten van de eerder genoemde exploitatie-overeenkomst.

2. Doel bekostigingsbesluit

De vaststelling van een belastingverordening diende aanvankelijk te geschieden binnen één jaar, nadat het geheel van voorzieningen gereed was gekomen. In de praktijk is gebleken dat deze eenjaarstermijnen in vele gevallen tekort werden geacht voor het vaststellen van een belastingverordening.

Bij wijziging van de Gemeentewet (Wet van 22 mei 1991, Stb 394) is deze termijn dan ook verlengd naar twee jaar. In de praktijk zal dit betekenen dat bij een bestemmingsplan met een looptijd van 5 jaar, het geheel van voorzieningen na ongeveer 4 tot 6 jaar gereed zal zijn.

Hieruit volgt, dat de uiterste datum van vaststelling van een baatbelasting 6 tot 8 jaar na de datum van aanvang zal kunnen liggen. In het belang van de rechtszekerheid voor de toekomstige belastingplichtigen is, naast de verlenging van de vaststellingstermijn, de verplichting opgenomen, dat de gemeenteraad voorafgaande aan het treffen van de voorzieningen van het openbaar nut, een bekostigingsbesluit moet nemen. Hierdoor worden de toekomstig belastingplichtigen geïnformeerd over de vraag of zij in de toekomst mogelijk zullen worden betrokken in de heffing van een baatbelasting.

De verplichting tot het nemen van een bekostigingsbesluit moet worden gezien als een voorwaarde voor de latere invoering van baatbelasting. Indien het bekostigingsbesluit niet of niet tijdig wordt genomen, is een latere uitvoering van baatbelasting niet meer mogelijk.

Opgemerkt moet worden dat het bekostigingsbesluit moet worden vastgesteld op het moment dat het nog niet duidelijk is of in de toekomst tot invoering van baatbelasting zal worden gekomen. Deze beslissing is steeds afhankelijk van de volgende factoren:

  • a.

    is de gemeente in staat om alle benodigde gronden voor de realisering van het bestemmingsplan te verwerven? Indien dit het geval is, is het kostenverhaal niet aan de orde;

  • b.

    indien verwerving van alle gronden niet mogelijk is en/of sprake is van profijt van onroerende zaken, die in eigendom zijn van derden, zal in eerste instantie worden getracht te komen tot kostenverhaal op basis van een exploitatie-overeenkomst.

Pas indien de onder a en b genoemde mogelijkheden geen succes hebben, zal er de noodzaak bestaan om te komen tot invoering van baatbelasting.

Van belang is dat het bekostigingsbesluit is gebaseerd op het uitgangspunt, dat in voorkomende gevallen wordt gekomen tot een invoering van baatbelasting. In de voor het bekostigingsbesluit geldende overwegingen wordt aan de relatie tussen de verschillende kostenverhaalinstrumenten dan ook aandacht besteed.

3. Aanduiding profijtqebied

Onder 1 van het besluit wordt een aanduiding gegeven van het gebied waarin de onroerende zaken zijn gelegen die als gevolg van het treffen van voorzieningen geschikt of beter geschikt worden voor bebouwing of in een voordeliger positie komen te verkeren. Op de bij dit besluit behorende kaart is dit gebied nader aangeduid.

Er wordt op gewezen dat de thans aangegeven gebiedsaanduiding niet mag worden beschouwd als de specifieke aanduiding van de gebate onroerende zaken, zoals deze te zijner tijd in een eventuele verordening op de baatbelasting zal worden opgenomen.

Het bekostigingsbesluit moet reeds in een zeer vroeg stadium, voorafgaand aan het treffen van de voorzieningen worden genomen. Op dat moment zijn vaak nog lang niet altijd alle details van het plan uitgewerkt en is het moeilijk om aan te geven welk gebied gebaat zal zijn. Daarbij moet ook in dat vroege stadium rekening worden gehouden met mogelijke toekomstige veranderingen na de uitwerking van de nog prille plannen, waardoor het gebate gebied zou kunnen wijzigen. Een te krappe afbakening van het gebied kan tot gevolg hebben dat de latere verordening baatbelasting onverbindend wordt verklaard. Om deze reden is een veilige marge aangehouden bij de gebiedsafbakening. Als het gebied te ruim genomen is, kan in de verordening een correctie plaatsvinden.

Uit de gebiedsaanduiding kunnen geen rechten worden ontleend omtrent de vaststelling van het individuele profijt voor een specifieke onroerende zaak.

Het uiteindelijke profijt wordt bij de uiteindelijke vaststelling van de baatbelastingverordening, op basis van objectieve maatstaven (zoals ligging, bestemming etc.) per individuele onroerende zaak bepaald.

Ook zal op dat moment duidelijkheid ontstaan over de grondslag van heffing.

4. Omschrijving voorzieningen van openbaar nut

Ter ondersteuning van het profijtbegrip is onder 2. een (globale) omschrijving opgenomen van de voorzieningen, welke in het kader van de realisatie van het genoemde bestemmingsplan door of met medewerking van de gemeente tot stand worden gebracht en waardoor de in het profijtgebied aangeduide onroerende zaken geschikt of beter geschikt worden voor bebouwing dan wel in een voordeliger positie komen te verkeren. Daarbij is gekozen voor een zodanig ruime omschrijving dat eventuele aanpassingen tijdens de (fasegewijze) uitvoering van deze voorzieningen in het kostenverhaal kunnen worden betrokken.

5. Omvang van het kostenverhaal

Voor het kostenverhaal via exploitatieovereenkomst wordt uitgegaan van de onder 5. van het besluit genoemde kostenbegroting. Deze begroting vormt de grondslag voor de berekening van de exploitatiebijdrage en is opgenomen om de exploitant inzicht te verschaffen in de op alle gronden te verhalen kosten en in de mate waarin en de wijze waarop die kosten over de exploitanten worden omgeslagen. Dit inzicht kan de bereidheid van de exploitant tot betaling van een bijdrage vergroten.

Onder 10 van het besluit wordt een aanduiding gegeven van de omvang van het toe te passen kostenverhaal via een baatbelasting. De omvang van de in te voeren baatbelasting is uitgedrukt in een percentage van de totale kosten.

Benadrukt moet worden dat het gaat om een indicatieve raming van de te verhalen kosten. De uiteindelijke vaststelling van een baatbelastingverordening zal worden gebaseerd op de werkelijke kosten en/of ramingscijfers op het moment dat voldoende duidelijkheid bestaat omtrent o.m. het tempo van fasering van uitvoering, kostenstijgingen etc.. Ook dient er rekening mee te worden gehouden dat de uiteindelijke vaststelling van een baatbelasting plaatsvindt naar de situatie op een nader te bepalen peildatum. De vaststelling van deze peildatum zal gevolgen hebben voor de uiteindelijke hoogte van het kostenverhaal, zulks in verband met rentekosten etc. Aan de bijbehorende indicatieve kostenbegroting kunnen derhalve geen rechten worden ontleend met betrekking tot de uiteindelijke definitieve omvang en verdeling van de via baatbelasting te verhalen kosten.

Tenslotte wordt herhaald dat het kostenverhaal via een baatbelasting alleen dan aan de orde zal zijn, voorzover de betreffende kosten niet via de overeenkomst zijn voldaan.

6. Bekendmaking besluit

Het bekostigingsbesluit dient bekend te worden gemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.