Regeling vervallen per 01-01-2013

Financiële verordening 2006

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2012

Intitulé

Financiële verordening

De raad van de gemeente Apeldoorn;

gelezen het voorstel van het college d.d. 9 december 2005, nr. 2-2006 ;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begroting: de programmabegroting waarin de raad de kaders vaststelt voor zowel het beleid als de financiën, waarbij het beleidsdeel bestaat uit de programma’s en de paragrafen en het financiële deel uit een overzicht van baten en lasten en de uiteenzetting van de financiële positie plus de bijbehorende toelichtingen;

  • b.

    dienst: het gedeelte van de organisatie waaraan een directeur leiding geeft;

  • c.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen;

  • d.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de gemeentelijke organisatie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • e.

    financiële administratie: het systematisch maken en verwerken van de financiële gegevens van de gemeentelijke organisatie of van een organisatieonderdeel daarbinnen, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • ·

      de financieel-economische positie;

    • ·

      het beheer van vermogenswaarden;

    • ·

      de uitvoering van de begroting;

    • ·

      het afwikkelen van vorderingen en schulden,

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

  • f.

    administratieve organisatie: de zorg voor het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens, gericht op het verstrekken van informatie die nodig is voor het besturen van (bedrijfs)processen en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • g.

    beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht houden op het geheel van de gemeentelijke middelen en rechten (vermogenswaarden);

  • h.

    budget: een taakstelling tot uitdrukking komend in het bedrag dat verbonden is aan één of meer functies en/of kostenplaatsen van de begroting. Tot het budget wordt tevens gerekend de in de begroting in de omschrijving en toelichting opgenomen prestatie-eenheden, kostendekkingspercentages, overige kencijfers en voorschriften;

  • i.

    budgethouder: die persoon die binnen de hem via een budget gegeven machtiging bevoegd en verantwoordelijk is voor het aangaan van overeenkomsten tot levering van goederen, aanneming van werk en/of verlening van diensten;

  • j.

    rechtmatigheid: het vaststellen dat baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen;

  • k.

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • l.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

HOOFDSTUK I Begroting en verantwoording

Kaderstelling

Artikel 2 Kaders begroting

  • 1. Het college biedt uiterlijk 1 juni van het begrotingsjaar een voorjaarsnota aan, waarin opgenomen de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren.

  • 2. De raad stelt deze nota uiterlijk 1 juli van het begrotingsjaar vast.

Artikel 3 Begrotingsprogramma’s

  • 1. De raad stelt tenminste bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt per programma vast:

    • ·

      (waar mogelijk) de beoogde maatschappelijke effecten (outcome): wat willen we bereiken?;

    • ·

      de te leveren prestaties (output): wat gaan we daarvoor doen?;

    • ·

      de baten en de lasten (input): wat mag het kosten?

  • 3. Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten (effect-kengetallen) en de te leveren prestaties (output-kengetallen).

  • 4. De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

  • 5. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties (output) en de maatschappelijke effecten (outcome), zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Uitvoering

Artikel 4 Uitvoering begroting

  • 1. Het college draagt zorg voor regels die bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de gemeentelijke (deel-)producten in de financiële administratie waaraan de werkelijke lasten en baten door middel van kostentoerekening worden toegerekend, eenduidig zijn toe te wijzen aan de producten van de door het college vastgestelde productraming;

    • b.

      de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen van de vastgestelde investeringsbesluiten eenduidig worden toegewezen aan de diensten;

    • c.

      de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden;

    • d.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat het verwezenlijken van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

Beheersing en Interne controle

Artikel 5 Interne controle op rechtmatigheid

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, waaronder de output, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen.

  • 2. De toetsen zijn zo ingericht dat gewaarborgd wordt dat elke organisatie-eenheid en iedere gemeentelijke taak minimaal eens in de 8 jaar aan een toets onderworpen wordt. Dergelijke toetsen richten zich met name op de onderliggende risicovolle processen.

  • 3. De resultaten van de toets en het eventuele plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad tenminste 2 maal per jaar door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3. De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de baten en de lasten (input), de geleverde prestaties (output) en, indien daar aanleiding voor is, de maatschappelijke effecten (outcome).

Artikel 7 Jaarrekening

Het college legt verantwoording af aan de raad over de programma’s via beantwoording van de vragen:

  • ·

    wat hebben we bereikt (outcome)?;

  • ·

    wat hebben we ervoor gedaan (output)?;

  • ·

    wat waren de baten en de lasten (input)?;

  • ·

    hoe verhouden de resultaten zich tot de in de begroting gestelde doelen?

HOOFDSTUK II Financiële positie

Kaderstelling

Artikel 8 Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie tevens de investeringskredieten.

Artikel 9 Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad jaarlijks, gelijktijdig met de begroting, een overzicht van de reserves en voorzieningen aan. Tenminste eens in de 4 jaar zal een geactualiseerde nota reserves en voorzieningen ter behandeling en ter vaststelling aan de raad worden voorgelegd. Deze nota behandelt in ieder geval:

  • ·

    het doel en de omvang (maximum/minimum) van de reserves;

  • ·

    het doel van voorzieningen;

  • ·

    de toerekening en verwerking van rente over de algemene reserves en bestemmings-reserves, een en ander in relatie tot het weerstandsvermogen bedoeld in artikel 13.

Artikel 10 Waardering en afschrijving

  • 1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 2. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

  • 3. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

  • 4. Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

  • 5. Immateriële vaste activa wordt in principe zo snel mogelijk afgeschreven met een maximum van vijf jaar (ex artikel 64:6 Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten).

  • 6. Op de materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

  • 7. Activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering wordt het actief in een zo kort mogelijke periode afgeschreven.

  • 8. Het college zal via de kadernotitie afschrijvingsbeleid en waardering van activa separaat spelregels omtrent het afschrijvings- en activeringsbeleid aan de raad ter vaststelling voorleggen. De uitgangspunten in dit genoemde artikel worden hierin verder uitgewerkt; de te hanteren afschrijvingstermijnen maken daar ook onderdeel van uit.

Artikel 11 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de kostprijs van producten en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd, met als uitgangspunt dat tarieven maximaal kostendekkend dienen te zijn. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en bij tarieven, rechten en heffingen eventueel compensabele BTW.

  • 3. De rentetoerekening van de kapitaallasten wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld.

HOOFDSTUK III Paragrafen

Artikel 12 Lokale heffingen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf lokale heffingen aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid ten aanzien van gemeentelijke belastingen, heffingen en tarieven, de belastingdruk voor burgers en bedrijven, de kostendekkendheid van de heffingen en het kwijtscheldingsbeleid.

  • 2. Voor het door de raad vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen verstrekt het college per verordening een overzicht waarin deze tarieven, heffingen en prijzen worden vastgelegd, de actueel geraamde hoeveelheden per door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en het totaal van de geraamde kosten van de in de verordening genoemde door de gemeente verstrekte diensten.

  • 3. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van de geraamde respectievelijk werkelijke inkomsten die voortvloeien uit de belastingen, heffingen en tarieven.

Artikel 13 Weerstandsvermogen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf weerstandsvermogen aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op het risicomanagement, de voorzieningen, de onbenutte belastingcapaciteit en het weerstandsvermogen. In de paragraaf wordt het weerstandsvermogen geconfronteerd met de risico’s.

  • 2. Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken een beeld van de risico’s die van materieel belang zijn.

  • 3. Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schaden en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met het weerstandsvermogen kunnen worden opgevangen.

Artikel 14 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf onderhoud kapitaalgoederen aan ter behandeling en vaststelling. De paragraaf geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, wegen, straatmeubilair, riolering en gebouwen en eveneens het meerjarig budgettair beslag.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, wegen, straatmeubilair, riolering en gebouwen. Hierbij zal onder andere verwezen worden naar gemeentelijke beheersplannen.

Artikel 15 Financiering

  • 1. Het college neemt in een treasurystatuut de regels op die worden gehanteerd voor het dagelijkse geldstromenbeheer en voor liquiditeitsrisico, renterisico, kredietrisico en relatiebeheer, administratieve organisatie en interne controle van de financieringsfunctie.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering verslag van:

    • ·

      de kasgeldlimiet;

    • ·

      de renterisico norm;

    • ·

      de omvang en samenstelling van het vreemd vermogen;

    • ·

      de omvang en samenstelling van de uitzettingen;

    • ·

      de huidige liquiditeitspositie;

    • ·

      de liquiditeitsplanning;

    • ·

      de rentevisie;

    • ·

      de rentekosten en renteopbrengsten, verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 16 Bedrijfsvoering

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf bedrijfsvoering aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt mede ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. Hierbij zal onder andere aandacht worden geschonken aan het P&O-beleid, Dienstverlening en Planning & Control.

  • 2. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

Artikel 17 Verbonden partijen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf verbonden partijen aan ter behandeling en vaststelling.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe participaties, het beëindigen van bestaande participaties, het wijzigen van bestaande participaties en het zich voordoen van problemen bij bestaande participaties.

Artikel 18 Grondbeleid

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks, bij de behandeling van de begroting, een paragraaf grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling. In deze paragraaf wordt ingegaan op:

    • ·

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid;

    • ·

      de relatie met de programma’s van de begroting;

    • ·

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • ·

      verlies/winstverwachtingen;

    • ·

      de voorraadverwerving, en

    • ·

      uitgifte van gronden.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de in de begroting aangegeven onderwerpen.

HOOFDSTUK IV Financiële organisatie en administratie

Artikel 19 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de diensten;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van registergoederen, kapitaalgoederen, voorraden, vorderingen en schulden, c.a.;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en de ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en de ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 20 Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 21 Financiële organisatie

Het college draagt er zorg voor en legt in het Uitwerkingsbesluit Financiële verordening 2006 vast dat:

  • a.

    de gemeentelijke organisatie eenduidig is ingedeeld en de gemeentelijke taken eenduidig zijn toegewezen aan de diensten;

  • b.

    taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden adequaat zijn gescheiden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    mandaten en volmachten zijn verleend voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    afspraken zijn gemaakt met de diensten over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • e.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de diensten.

HOOFDSTUK V Het Grondbedrijf

Artikel 22 Algemene bepalingen met betrekking tot het Grondbedrijf

  • 1. Het Grondbedrijf is een onderdeel van de gemeentelijke organisatie. Hoewel het Grondbedrijf een eigen administratie kent, is er wel sprake van een integrale verslaglegging. De ramings- en verantwoordingsdocumenten (begroting, meerjarenraming, tussentijdse rapportages en jaarrekening) zullen dus inclusief het Grondbedrijf worden opgesteld.

  • 2. Het Grondbedrijf produceert zelf of met marktpartijen bouwrijpe grond en heeft voorts ten doel het gemeentelijk grondbezit zodanig te exploiteren en transformeren dat aanleg, vernieuwing en uitbreiding van de stad tot stand kunnen worden gebracht.

Artikel 23 Bijzondere bepalingen met betrekking tot begroting en jaarrekening

  • 1. De raad stelt in de meerjarenprogrammabegroting middels de paragraaf grondbeleid de uitgangspunten vast voor het grondbeleid met betrekking tot de volgende onderdelen:

    • ·

      voorkeursrecht gemeenten;

    • ·

      onteigening;

    • ·

      verwerving.

  • 2. Jaarlijks verstrekt het college in de paragraaf grondbeleid van de begroting en het jaarverslag informatie over de vermogenspositie van het Grondbedrijf. Tussentijdse afwijkingen worden vermeld in de tussentijdse rapportages.

  • 3. Het Grondbedrijf heeft een eigen Algemene Reserve. Indien de stand van deze reserve aan het einde van het boekjaar de door de raad vastgestelde omvang overschrijdt, legt het college een voorstel voor om een afdracht ten gunste van de Algemene Dienst te laten plaatsvinden.

  • 4. De raad stelt per nieuw (sub)complex van gronden dat in exploitatie genomen wordt de exploitatiebegroting vast. Deze exploitatiebegroting bevat tevens een voorstel voor de dekking van een eventueel voorzienbaar tekort.

  • 5. De paragraaf grondbeleid in het jaarverslag bevat informatie over de gerealiseerde en de prognose van de nog te realiseren resultaten. Indien en voor zover nodig legt het college op basis hiervan aan de raad een integraal voorstel voor tot bijstelling van exploitatiebegrotingen op (sub)complex niveau. De paragraaf grondbeleid in de programmabegroting bevat de prognose van de te realiseren resultaten.

  • 6. De paragraaf grondbeleid in het jaarverslag bevat een overzicht van de (sub)complexen waarop resultaat genomen wordt ten gunste of laste van de Algemene Reserve van het Grondbedrijf. Winst wordt tussentijds genomen indien het geïnvesteerd vermogen minus de nog te maken kosten een positief saldo vertoont. Bij complexliquidatie wordt altijd resultaat genomen.

  • 7. Het college stelt in het Uitwerkingsbesluit Financiële verordening, zoals genoemd in artikel 21, tevens nadere regels vast met betrekking tot:

    • ·

      financiële organisatie van het Grondbedrijf;

    • ·

      instellen, samenvoegen, splitsen, opheffen en waardering van (sub)complexen;

    • ·

      inbreng en uitname van gronden uit de Algemene Dienst;

    • ·

      inrichting van de exploitatiebegroting per (sub)complex;

    • ·

      financiering van het Grondbedrijf.

HOOFDSTUK VI Slotbepalingen

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Financiële verordening’.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2006.

Artikel 26 Overgangsbepaling

Deze verordening vervangt de ‘Financiële verordening’, vastgesteld op 20 oktober 2003 en gewijzigd bij besluit van 28 oktober 2004, met dien verstande dat de voornoemde verordening nog van toepassing is op de begroting, de accountantscontrole en de jaarrekening (en deelverantwoordingen) van het jaar 2005.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 12 januari 2006
Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 20 januari 2006
Inwerking getreden d.d. 1 januari 2006

TOELICHTING FINANCIËLE VERORDENING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Ter voorkoming van verwarring is het noodzakelijk dat de begripsdefinities duidelijk zijn. Deze zijn daarom in dit artikel opgenomen. Bij rechtmatigheid in het kader van accountantscontrole bestaat er een duidelijke relatie met het financiële beheer. Er moet worden vastgesteld dat baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen.

Artikel 2 Kaders begroting

Het artikel 3 betreft vooral de infrastructuur van de begroting. Dit artikel gaat over het meerjarige budgettaire kader dat de grondslag voor de eigenlijke begroting vormt. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet middels een voorjaarsnota een budgettair kader vaststelt.

Artikel 3 Begrotingsprogramma’s

Dit artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.

In het ‘Besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995’ was de indeling van de begroting in functies verplicht voorgeschreven. In het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’ is dat niet meer zo. De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de begrotingsprogramma’s en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen. De raad kan van oordeel zijn dat hij bij de beleidsbegroting en verantwoording een overzicht wil hebben van welke programma´s er bij de beleidsvelden horen.

Artikel 4 Uitvoering begroting

In dit artikel legt de raad het college een aantal verplichtingen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering moet waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de programmaraming. In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Het vaststellen van deze uitvoeringsregels is de bevoegdheid van het college.

Artikel 5 Interne controle op rechtmatigheid

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de verplichting genoemd in met name artikel 4, eerste lid, zal kunnen voldoen.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

Dit artikel formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.

Dit artikel regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd.

In het derde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de tussenrapportages wil worden geïnformeerd.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de beleidsvelden besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen.

Artikel 7 Jaarrekening

Dit artikel is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college c.q. de controle van de raad daarop. De jaarrekening is ingedeeld overeenkomstig de programma’s van de begroting, waaraan wordt toegevoegd een verslag zoals bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet. Tezamen vormen deze de jaarstukken.

Artikel 8 Financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten vindt in algemene zin plaats via de investerings- en financieringsstaat.

Artikel 9 Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.

Dit artikel bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves. Kaderstelling door de raad voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen.

Artikel 10 Waardering en afschrijving

Dit artikel stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. De materiële vaste activa worden onderverdeeld in materiële vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met alleen maatschappelijk nut. Het college legt separaat een notitie met spelregels omtrent het afschrijvings- en activeringsbeleid ter vaststelling aan de raad voor.

Artikel 11 Kostprijsberekening

In dit artikel is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Op grond van lid 2 moet de compensabele BTW voor tarieven, rechten en heffingen ook worden meegenomen. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.

HOOFDSTUK III Paragrafen (artikelen 12 t/m 18)

In de tot dit hoofdstuk behorende artikelen worden de verplicht voorgeschreven paragrafen nader uitgewerkt. Per paragraaf is aangegeven waarover en in welke vorm moet worden gerapporteerd.

Bij artikel 14 gaat het daarbij over de kapitaalgoederen. Dit zijn goederen waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. Het betreffende artikel gaat in op het onderhoud van deze goederen en hierbij wordt het onderhoud van het openbaar groen, wegen, straatmeubilair, riolering en gebouwen met name genoemd.

In artikel 15, lid 1, wordt de financieringsfunctie (treasury) als onderdeel van het middelenbeheer neergezet. Hier wordt het college opgedragen om een treasurystatuut op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering.

Artikel 17 gaat in op die derde rechtspersonen waarmee de gemeente een bestuurlijk en financiële band heeft. In deze paragraaf wordt van elk van de verbonden partijen (gemeenschappelijke regelingen, deelnemingen en pps-constructies) weergegeven:

  • ·

    het doel;

  • ·

    de betrokken partijen;

  • ·

    het bestuurlijk belang;

  • ·

    het financieel belang, en

  • ·

    de ontwikkelingen.

Artikel 19 Administratie

In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Zo gaat lid 1b bijvoorbeeld in op de registratie van de gemeentelijke bezittingen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Het college legt deze zaken voor de aansturing van de ambtelijke organisatie vast in het uitwerkingsbesluit financiële verordening. Een en ander geldt ook voor de artikelen 20 t/m 23.

Artikel 20 Financiële administratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordings-informatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 21 Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m e worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

Artikel 22 Het Grondbedrijf

Artikel 23 Bijzondere bepalingen met betrekking tot begroting en jaarrekening

In deze artikelen zijn algemene en bijzondere bepalingen met betrekking tot het Grondbedrijf opgenomen. Dit is gedaan om het bijzondere karakter van het Grondbedrijf als integraal onderdeel van de MBP te karakteriseren.

Artikel 24 Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 26 Overgangsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich.