Regeling vervallen per 01-01-2013

Organisatieregeling 2008

Geldend van 20-12-2008 t/m 31-12-2012

Intitulé

ORGANISATIEREGELING 2008

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn,

gelet op artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet,

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Organisatieregeling betreffende de gemeentelijke organisatie, behoudens de raadsgriffie.

HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • ·

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

  • ·

    burgemeester: zowel een apart bestuursorgaan, als lid van het college;

  • ·

    bestuursorganen: het college, de burgemeester, het raadspresidium en de bestuurscommissies;

  • ·

    secretaris: de gemeentesecretaris;

  • ·

    gemeentearchivaris: het hoofd van het Gemeentearchief, met betrekking tot de wettelijke beheerstaken direct verantwoording verschuldigd aan het college;

  • ·

    directeuren: de directeuren van de diensten;

  • ·

    managementteam: het overleg van de directeuren onder leiding van de secretaris;

  • ·

    dienst: het gedeelte van de organisatie waaraan een directeur leiding geeft;

  • ·

    directieteam: het overleg van hoofden van afdelingen en/of stafbureaus onder leiding van de directeur;

  • ·

    griffie: de raadsgriffie;

  • ·

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen;

  • ·

    volmacht: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen (niet schriftelijke beslissingen) te verrichten;

  • ·

    ambtenaren: ambtenaren bij de diensten en bij bureau gemeentesecretaris.

HOOFDSTUK 2 De structuur van de ambtelijke organisatie

Artikel 2

  • 1. De ambtelijke organisatie van de gemeente Apeldoorn, uitgezonderd de griffie, is ingedeeld in organisatorische eenheden.

  • 2. Deze organisatorische eenheden worden aangeduid met de algemene benaming van ‘dienst’.

Artikel 3

  • 1. Als organisatorische eenheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden ingesteld:

    • a.

      diensten;

    • b.

      intern verzelfstandigde diensten;

    • c.

      het bureau gemeentesecretaris.

  • 2. De plaats van deze organisatorische eenheden in de ambtelijke organisatie wordt aangegeven in een als bijlage bij deze regeling gevoegd organogram.

    Intermezzo:

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de griffie behoren tot de bevoegdheid van de raad. Om een volledig beeld te kunnen geven van de wijze waarop de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de gemeente Apeldoorn zijn georganiseerd is de griffie in de Organisatieregeling opgenomen, zonder hiermee in de bevoegdheid van de raad te willen treden.

Artikel 4

  • 1. Naast de organisatorische eenheden, zoals genoemd in artikel 3, is er een door de gemeenteraad ingestelde griffie onder leiding van de griffier, die is belast met de logistieke, inhoudelijke en procesmatige ondersteuning van de raad, de raadscommissies, de rekenkamercommissie en het raadspresidium.

  • 2. De positie van de griffie is geregeld in de Instructie voor de griffier.

Artikel 5

  • 1. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de ambtelijke organisatie, de griffie uitgezonderd, berust bij het college.

  • 2. De secretaris is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de ambtelijke organisatie, de griffie uitgezonderd. De dagelijkse leiding van een organisatorische eenheid ligt bij de directeur.

  • 3. Het college stelt het takenpakket van een organisatorische eenheid gedurende een bepaalde periode vast. Opdrachten aan directeuren tot tussentijdse wijziging van het vastgestelde takenpakket worden in overleg met en door tussenkomst van de secretaris verstrekt.

Artikel 6

  • 1. Op basis van de vastgestelde taakopdrachten kunnen de directeuren, in overleg met en door tussenkomst van de secretaris, voorstellen doen aan het college, om de hoofdstructuur van de eigen dienst zoals neergelegd in artikel 3, lid 1 onder a, onder te verdelen in afdelingen, teams en/of (staf)bureaus.

  • 2. Tot wijzigingen van de hoofdstructuur van een dienst wordt niet besloten dan nadat het managementteam, het directieteam en het personeel op basis van door het college te geven richtlijnen bij de voorbereiding daarvan is betrokken.

Artikel 7

Tot benoeming van de secretaris, de gemeentearchivaris en de directeuren wordt niet overgegaan dan nadat het personeel bij de voorgenomen benoeming is betrokken.

HOOFDSTUK 3 De ambtelijke organisatie in relatie tot de bestuursorganen

Uitvoerende bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de ambtelijke organisatie

Artikel 8

  • 1. De aan de directeuren opgedragen dagelijkse leiding van de dienst omvat mede de verantwoordelijkheid voor het functioneren van de dienst, onverminderd het in artikel 9 van de Instructie voor de secretaris aangegevene.

  • 2. Tot de dagelijkse leiding van een dienst wordt eveneens gerekend het realiseren van de met het college overeengekomen omvang en kwaliteit van de dienstverlening en de verantwoordelijkheid voor de daartoe ter beschikking gestelde (im)materiële middelen.

Artikel 9

  • 1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 8 komt het college daartoe, in overeenstemming met de secretaris en de directeuren, en onverlet het bepaalde in hoofdstuk XIII van de Gemeentewet, met ieder van hen voor een begrotingsjaar overeen:

    • a.

      het werkplan van de dienst, en in relatie daarmee:

    • b.

      het budget van elke dienst tenminste verdeeld naar het toegestane personeelsbudget en het toegestane activiteitenbudget;

    • c.

      de richtlijnen waarbinnen het gemeentelijke middelenbeleid door de diensten zal worden uitgevoerd.

  • 2. Indien tussen het college en de secretaris respectievelijk directeur geen overeenstemming wordt bereikt als bedoeld in artikel 8, tweede lid, stelt het college deze aangelegenheid eenzijdig vast.

Artikel 10

  • 1. Tot het gemeentelijk middelenbeleid als bedoeld in de artikelen 8 en 9, eerste lid, worden in ieder geval gerekend:

    • ·

      dienstverlening;

    • ·

      het personeelsbeleid;

    • ·

      het financiële beleid;

    • ·

      het organisatiebeleid;

    • ·

      het strategisch- en communicatiebeleid;

    • ·

      het informatiserings- en automatiseringsbeleid;

    • ·

      het huisvestingsbeleid ten aanzien van de gemeentelijke organisatie;

    • ·

      het post- en archiefbeleid;

    • ·

      het beleid op het algemeen bestuurlijk en juridisch gebied.

  • 2. De Publieksdienst en de dienst Middelen zijn in het bijzonder belast met de advisering, de coördinatie en de evaluatie van het gemeentelijk middelenbeleid. Het college kan nadere regels stellen omtrent de voorbereiding van het middelenbeleid voor zover dit aan de diensten is opgedragen en de rapportage door de betreffende directeuren inzake de uitvoering.

Artikel 11

Vanuit de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de totale ambtelijke organisatie stelt het college vast welke gegevens door de diensten moeten worden verstrekt. Het college bepaalt daarbij tevens de aard, inhoud, vorm en frequentie van de gegevensverstrekking.

HOOFDSTUK 4 Werkwijze van de ambtelijke organisatie

Paragraaf 1 Het managementteam

Artikel 12

  • 1. In de organisatie is eenheid in de uitoefening van de aan de ambtelijke organisatie opgedragen taken een randvoorwaarde. Ter bewaking hiervan en ter bevordering van een goede samenwerking en samenhang tussen de diensten voert de secretaris met de directeuren regelmatig gezamenlijk overleg. Dit overleg wordt aangeduid met de benaming ‘managementteam’.

  • 2. De secretaris is voorzitter van het managementteam en laat zich daarbij bijstaan door een ambtelijk secretaris.

  • 3. De voorzitter van het managementteam kan in voorkomende gevallen (naar aanleiding van de agenda) functionarissen aanwijzen die tevens aan het overleg deelnemen.

  • 4. Volgens afspraak vindt er, ingeval van afwezigheid van een lid van het managementteam wegens verlof of ziekte, in principe horizontale vervanging plaats. Ingeval van afwezigheid van de voorzitter treedt één van de directeuren als voorzitter op.

Artikel 13

  • 1. De voorzitter van het managementteam stelt de vergaderdata en de agenda voor de vergaderingen van het managementteam vast. De leden van het managementteam kunnen zaken voor agendering indienen bij de voorzitter of de ambtelijk secretaris. De ambtelijk secretaris zorgt er in overleg met de voorzitter voor dat de agenda en de bijbehorende stukken worden gereedgemaakt en tijdig in het bezit zijn van de leden van het managementteam.

  • 2. Leden van het managementteam kunnen, onder door hen gezamenlijk te bepalen leiding en met ondersteuning gevende ambtenaren, deelopdrachten van het managementteam uitvoeren. Zij rapporteren daarover aan het managementteam dat het uiteindelijke advies daarover aan het college uitbrengt.

  • 3. Het managementteam draagt, met inachtneming van de door het college gegeven richtlijnen en de (wettelijke) bepalingen inzake de positie van de secretaris en diens taak, zorg voor:

    • a.

      afstemming in hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid, en

    • b.

      afspraken ten aanzien van het gemeentelijk middelenbeleid.

  • 4. Het in het derde lid, sub a, vermelde taakgebied bevat ten minste de deeltaken:

    • ·

      aangeven van lange termijn ontwikkelingen;

    • ·

      advisering over bestuursopdrachten;

    • ·

      coördinatie en bewaking van de beleidscyclus;

    • ·

      vertaling van bestuursbesluiten in concrete werkplannen voor de ambtelijke organisatie.

  • 5. Het in het derde lid, sub b, vermelde bevat ten minste als deeltaken:

    • ·

      mede-advisering aan het college over de uitgangspunten van het te voeren middelenbeleid;

    • ·

      coördinatie van en toezicht op het beheer en de inzet van deze middelen, alsmede de verantwoording over het gevoerde middelenbeheer;

    • ·

      bevordering van een cultuur ter verwezenlijking van de doelstellingen van de organisatie;

    • ·

      advisering aan het college over het instellen van tijdelijke organisatorische verbanden tussen de diensten;

    • ·

      sturing en beheersing van al dan niet tijdelijke, horizontale, interdisciplinaire samenwerkingsverbanden;

    • ·

      planning en voortgangsbewaking van belangrijke beleidsprocessen (met uitzondering van de plannings- en voortgangsbewaking die belegd is bij de controllerfunctie, geregeld zoals in artikel 20 wordt vermeld);

    • ·

      advisering over de structuur van de gemeentelijke ambtelijke organisatie;

    • ·

      zorg voor de huisvesting van de ambtelijke organisatie en de inrichting van de gebouwen.

  • 6. Omtrent de in het vierde en vijfde lid genoemde taken brengt het managementteam gevraagd en ongevraagd advies uit aan het college.

  • 7. Het managementteam kan ter uitvoering van de onder het tweede, derde en vierde lid genoemde verantwoordelijkheden projectgroepen instellen voor de voorbereiding van dienstoverstijgende voorstellen. Het zal in dat geval een van zijn leden belasten met de verantwoordelijkheid voor het project.

  • 8. Het managementteam draagt zorg voor het inzetten van personeel en middelen ten behoeve van de uitwerking van bestuursopdrachten en in te stellen projectgroepen en voor de planning en de voortgangsbewaking.

Artikel 14

Voor zover hij zulks in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze regeling is bepaald nodig acht, stelt de voorzitter van het managementteam in overleg met het managementteam procedures vast voor de behandeling van zaken die door het bestuur aan het ambtelijk apparaat ter voorbereiding of uitvoering zijn opgedragen.

Paragraaf 2 Procedures/spelregels

Artikel 15

  • 1. Elke zaak wordt primair voorbereid en uitgevoerd door de dienst tot wiens taakgebied de desbetreffende zaak behoort, tenzij in een bestuursopdracht anders wordt bepaald.

  • 2. Indien een zaak zich in belangrijke mate over het taakveld van meer dan één dienst uitstrekt, wijst het college op voorstel van de secretaris een dienst aan die primair verantwoordelijk is voor de voorbereiding en/of uitvoering, alsmede de tijdsplanning en de bewaking van de voortgang.

  • 3. Indien een zaak het taakgebied van een andere dienst raakt, vraagt de primair met de voorbereiding of uitvoering belaste dienst aanvullend advies aan die andere dienst.

  • 4. De dienst die gevraagd of ongevraagd aanvullend advies uitbrengt, treedt zoveel mogelijk in overleg met het met de voorbereiding of uitvoering van het beleid belaste dienst, teneinde te trachten tot geïntegreerde advisering te komen, waarin de argumenten ten aanzien van de mogelijke beleidskeuzes worden opgenomen.

  • 5. Het aanvullend advies wordt rechtstreeks uitgebracht aan de dienst die met de voorbereiding of uitvoering belast is.

  • 6. Bij verschil van inzicht voegt de dienst, die primair met de voorbereiding of uitvoering belast is, het aanvullende advies onverkort aan het advies toe. Bij blijvend verschil van inzicht tussen de afdelingen binnen een dienst, tussen een dienst en de directeur, of tussen een dienst en de portefeuillehouder, worden de verschillende standpunten uitdrukkelijk aan het advies toegevoegd.

Artikel 16

Ten aanzien van aangelegenheden waarin zulks gewenst wordt geacht, geeft het college een kader aan voor de inbreng van de ambtelijk organisatie bij het ontwikkelen van beleid. Dit kader wordt aangeduid met de benaming ‘bestuursopdracht'. Het college stelt nadere regels vast waaraan de inhoud van bestuursopdrachten moet voldoen.

Artikel 17

De directeuren kunnen ieder voor hun dienst ambtenaren aanwijzen, die over onderdelen van het beleid waarvoor de genoemde functionarissen verantwoordelijkheid dragen, rechtstreeks overleg voeren met het voor dat beleid primair verantwoordelijke lid van het college.

Paragraaf 3 Directeuren

Artikel 18

Met inachtneming van door het college gestelde regels treft de directeur, door tussenkomst van de secretaris, maatregelen en voorzieningen die hij omwille van een doelmatige uitvoering van de aan zijn dienst opgedragen taken nodig acht. Indien daartoe maatregelen door het college zijn te nemen, rapporteert hij daarover aan dat college. Maatregelen en rapportages op grond van dit artikel brengt de desbetreffende directeur ter kennis van het managementteam.

Artikel 19

Periodiek en in elk geval op nader door de secretaris aangegeven tijdstippen leggen de directeuren aan de secretaris verantwoording af over de door hen gevoerde dagelijkse leiding. De secretaris legt periodiek aan het college verantwoording af over de bedrijfsvoering.

HOOFDSTUK 5 Financieel management en de administratieve organisatie van de gemeente

Artikel 20

  • 1. Met inachtneming van de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet worden in een afzonderlijke verordening in elk geval de volgende aangelegenheden geregeld:

    • a.

      de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de concern- en dienstcontrollers, de treasurer en de senior medewerkers concerncontrol;

    • b.

      de interne administratie-organisatorische voorschriften;

    • c.

      het beheer van de geldmiddelen;

    • d.

      het betalingsverkeer;

    • e.

      de gemeentebegroting en -rekening;

    • f.

      de budget- en kredietbewaking;

    • g.

      de controle op de financiële administratie en de controle op het beheer van de geldmiddelen.

  • 2. Het college kan ten aanzien van de in het vorige lid bedoelde verordening nadere regels geven door middel van een uitvoeringsbesluit en instructies voor functionarissen belast met financiële zaken.

Artikel 21

  • 1. De directeuren zijn ervoor verantwoordelijk dat door hen bij het college ingediende beleidsvoorstellen zowel inhoudelijk als procedureel getoetst zijn op:

    • a.

      de rechtmatigheid;

    • b.

      de juistheid en de volledigheid van de gegeven informatie, onder andere met het oog op handhaving van de vastgestelde begrotingsdiscipline;

    • c.

      de doelmatigheid;

    • d.

      de juistheid van de gevolgde procedure;

    • e.

      toedeling van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de besluiten waartoe het voorstel leidt.

  • 2. Deze toetsing vindt in elk geval plaats aan de hand van de regeling en de besluiten als bedoeld in artikel 20.

HOOFDSTUK 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 22

Jaarlijks wordt in het Sociaal Jaarverslag gerapporteerd aan het college over het functioneren van het bij of krachtens deze regeling bepaalde.

Artikel 23

  • 1. Voor zover uit hoofdstuk 4 van deze regeling taken en verantwoordelijkheden voortvloeien die betrekking hebben op dienstjaren voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, berusten deze bij de functionarissen die voor dat tijdstip met overeenkomstige taken en verantwoordelijkheden waren belast, tenzij hiervoor in onderling overleg een andere regeling wordt getroffen.

  • 2. Tot het tijdstip van inwerkingtreding van op grond van deze regeling te nemen besluiten, blijven op de daarin nader te regelen aangelegenheden betrekking hebbende regelen en instructies, die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn vastgesteld, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag, volgend op die van de vaststelling en vervangt de Regeling van de organisatie van de gemeente Apeldoorn, vastgesteld op 1 oktober 2002 en gewijzigd op 9 maart 2004.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Organisatieregeling’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college d.d. 19 december 2008
Gepubliceerd in het Apeldoorns Stadsblad d.d. 14 januari 2009
Inwerking getreden d.d. 20 december 2008