Regeling vervallen per 11-03-2015

Procedureregeling planschadevergoeding 2005

Geldend van 01-09-2005 t/m 10-03-2015

Intitulé

PROCEDUREREGELING PLANSCHADEVERGOEDING 2005

Burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

gelet op de artikelen 49 en 49a van de Wet op de ruimtelijke ordening;

BESLUITEN:

vast te stellen de navolgende Proceduregeling planschadevergoeding.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO), zoals deze per 1 september 2005 luidt;

  • b.

    planologische maatregel: de bepalingen van een bestemmingsplan, dan wel het besluit omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 of 19 WRO, dan wel een van de andere in artikel 49 WRO genoemde schade-oorzaken;

  • c.

    aanvrager: degene die een aanvraag om vergoeding van planschade indient;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

  • e.

    derdebelanghebbende: degene als bedoeld in artikel 49a WRO die heeft verzocht om ten behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien of te wijzigen dan wel om vrijstelling te verlenen, anders dan bedoeld in artikel 31a of 31b WRO, en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten inhoudende dat geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening komt de schade die rechtstreeks haar grondslag vindt in het besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager vergoeding vraagt;

  • f.

    adviseur: de commissie belast met het adviseren inzake de door het college te nemen beschikking op een aanvraag om vergoeding van planschade en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan;

  • g.

    drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 49, derde lid WRO.

Artikel 2 Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

  • 1. Een aanvraag om vergoeding van planschade wordt bij het college ingediend met gebruikmaking van het door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan aanvrager. Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de derdebelanghebbende.

  • 3. In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager er op dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.

Artikel 3 Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Indien het drempelbedrag niet binnen de in artikel 2, derde lid, genoemde termijn is bijgeschreven of gestort verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 4 Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

  • 1. Het college wijst de aanvraag binnen acht weken na de dag van verzending van de mededeling van ontvangst af indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag.

  • 2. De termijn van acht weken kan eenmaal met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 3. Van de niet-ontvankelijkverklaring wordt de derdebelanghebbende een afschrift toegezonden.

Artikel 5 Besluit tot opdrachtverstrekking

Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 3 of artikel 4 wijst het college uiterlijk bij het verstrijken van de in artikel 4 bedoelde termijn een adviseur aan en verstrekt de opdracht om ter zake van de aanvraag advies uit te brengen.

Artikel 6 Werkwijze van de adviseur

  • 1. De adviseur stelt de aanvrager, de derdebelanghebbende en het college in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling hun visie te geven over de aanvraag om vergoeding van planschade.

  • 2. Van een mondelinge uiteenzetting door de aanvrager, de derdebelanghebbende en de vertegenwoordiger van het college wordt een samenvatting gemaakt. De samenvatting wordt opgenomen in het advies.

Artikel 7 Advisering

  • 1. De adviseur brengt binnen zestien weken na de ontvangst van de opdracht een schriftelijk en gemotiveerd concept-advies aan het college uit omtrent de gegrondheid of ongegrondheid van de aanvraag en (indien gegrond) de hoogte van de te vergoeden planschade.

  • 2. Van een overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn stelt de adviseur het college schriftelijk in kennis, met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen hij het concept-advies zal uitbrengen.

  • 3. Het college zendt een afschrift van het concept-advies aan de aanvrager en de derdebelanghebbende, en stelt de aanvrager en de derdebelanghebbende in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van het concept-advies schriftelijk een reactie daarop ter kennis te brengen.

  • 4. Bij tijdige ontvangst van eventuele reacties zendt het college de reacties onverwijld aan de adviseur toe.

  • 5. In afwijking van het vierde lid zendt het college de reacties niet aan de adviseur toe indien de reacties geen nieuwe feiten bevatten welke nog niet in het verzoek of de mondelinge of schriftelijke toelichting naar voren zijn gebracht en niet in het concept-advies zijn behandeld. Het college doet van dit besluit binnen twee weken gemotiveerd schriftelijke mededeling aan aanvrager en derdebelanghebbende.

  • 6. De adviseur brengt, indien reacties zijn ontvangen, binnen vier weken na verloop van de in het derde lid bedoelde termijn een definitief advies uit aan het college. Hij kan de termijn van vier weken eenmalig met vier weken verlengen, van welke verlenging hij mededeling doet aan het college. Het college doet van deze verlenging mededeling aan aanvrager en derdebelanghebbende.

  • 7. Indien niet binnen de in het derde lid bedoelde termijn een reactie is ingebracht, brengt de adviseur binnen twee weken na verloop van deze termijn een definitief advies uit aan het college.

  • 8. Het college zendt een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager en de derdebelanghebbende.

Artikel 8 Beschikking van het college

  • 1. Binnen zes weken na ontvangst van het definitieve advies als bedoeld in artikel 7, lid 6, of lid 7, beslist het college op de aanvraag om vergoeding van planschade.

  • 2. Het college kan deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen. Het college doet van deze verlenging schriftelijk mededeling aan aanvrager en de derdebelanghebbende.

Artikel 9 Uitbetaling

Indien het college een vergoeding van planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager aangegeven rekening direct na de bekendmaking van deze beschikking.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2005.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als 'Procedureregeling planschadevergoeding 2005'.

    Aldus vastgesteld door het college d.d. 20 september 2005

    Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 30 september 2005

    Inwerking getreden d.d. 1 september 2005

AANVRAAGFORMULIER PLANSCHADEVERGOEDING

Gegevens aanvrager

Naam en voorletters

Adres

Postcode en woonplaats

Telefoon

Hoedanigheid

Eigenaar / huurder / pachter (doorhalen wat niet van toepassing is)

Gegevens eventuele mede-eigenaar/ huurder / pachter

Naam en voorletters

Adres

Postcode en woonplaats

Telefoon

Hoedanigheid

Mede-eigenaar / -huurder / -pachter (doorhalen wat niet van toepassing is)

Gegevens eventuele gemachtigde

Naam en voorletters

Adres

Postcode en woonplaats

Telefoon

Maatregel die volgens aanvrager/gemachtigde oorzaak is van schade

(O: aankruisen wat van toepassing is)

  • O

    artikel 49, eerste lid, onder a WRO: bepalingen van een bestemmingsplan

  • O

    artikel 49, eerste lid, onder b WRO: besluit omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 of 19 WRO

  • O

    artikel 49, eerste lid, onder c WRO: besluit tot het verlenen van vrijstelling ingevolge artikel 40, of van een vergunning of andere beschikking ingevolge artikel 41 WRO

  • O

    artikel 49, eerste lid, onder d WRO: aanhouding van het besluit omtrent het verlenen van een bouw- of aanlegvergunning ingevolge artikel 50, eerste lid Woningwet dan wel ingevolge artikel 46, tweede lid WRO

Op welk bestemmingsplangebied heeft deze maatregel betrekking?

(uitbreidings- of bestemmingsplan of een herziening van een bestemmingsplan)

Wat is de aard van de schade?

Bestaat de schade volgens u uit waardevermindering van uw eigendom, dan wel uit inkomensderving?

Bij gestelde waardevermindering van eigendom: omschrijving van de onroerende zaak waarvan u zakelijk gerechtigde bent.

Bij gestelde waardevermindering van eigendom: datum waarop u de eigendom van een onroerende zaak of een ander zakelijk recht daarop heeft verworven; graag ook kopie eigendomsbewijs, resp. eventueel contract economische overdracht, meesturen.

Bij gestelde inkomensderving: gelieve nadere informatie te geven (eventuele nadere stukken meezenden).

Ruimte voor aanvullingen en toelichting:

Naam

Plaats

Datum

Handtekening aanvrager/huurder/pachter

Handtekening mede-eigenaar/-huurder/-pachter

Handtekening eventuele gemachtigde

Het ingevulde formulier met bijbehorende bescheiden a.u.b. sturen naar:

Gemeente Apeldoorn, t.a.v. het college van burgemeester en wethouders,

Postbus 9033, 7300 ES Apeldoorn.

TOELICHTING PROCEDUREREGELING PLANSCHADEVERGOEDING 2005

ALGEMEEN

Op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) heeft een belanghebbende de mogelijkheid om van de gemeente vergoeding te krijgen van de schade die hij ondervindt ten gevolge van een bestemmingsplan of een daarmee gelijk te stellen planologische maatregel, bijvoorbeeld een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 en 19 WRO, die redelijkerwijs niet voor zijn rekening dient te komen.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de WRO geven voorschriften over de wijze waarop een vergoeding, als bedoeld in artikel 49 WRO, in de praktijk ‘planschade’ genoemd, moet worden aangevraagd en hoe een aanvraag door het college moet worden behandeld.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid een regeling vast te stellen met aanvullende procedureregels voor die gevallen waarin om toepassing van artikel 49 WRO wordt gevraagd. Van deze mogelijkheid wordt hier gebruik gemaakt.

De procedureregeling sluit aan bij de wijzigingswet planschade, wet van 7 juni 2005, Staatsblad 21 juni 2005, die voorziet in verbetering van de planschadewetgeving door wijziging van artikel 49 WRO en invoering van een nieuw artikel 49a. De wijziging van artikel 49 is in werking getreden op 1 september 2005.

In het voetspoor van de wijzigingswet bevat de gemeentelijke procedureregeling met name de volgende nieuwe elementen:

  • ·

    het college, en niet meer de raad, is het bevoegd gezag voor het behandelen en afdoen van aanvragen om vergoeding van planschade welke na 1 september 2005 zijn ingekomen;

  • ·

    de aanvrager wordt niet-ontvankelijk verklaard als het drempelbedrag niet tijdig (vier weken na dagtekening van de ontvangstbevestiging) is voldaan;

  • ·

    de initiatiefnemer van de planwijziging met wie de gemeente in een verhaalscontract heeft afgesproken dat hij de planschadekosten voor zijn rekening neemt krijgt in de procedureregeling een positie als derdebelanghebbende: hij krijgt de gelegenheid in te spreken en een reactie te geven op het concept-advies.

ARTIKELGEWIJS

Artikel 1 Begripsbepalingen

- Ad adviseur

De Awb bevat in afdeling 3.3 regels inzake advisering. Artikel 3:7 Awb bevat bijvoorbeeld het voorschrift dat het bestuursorgaan aan de adviseur de gegevens ter beschikking stelt die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Bij onze opdrachten zullen wij de planschadeadviseur de nodige informatie verstrekken.

- Ad derdebelanghebbende

Het kan zijn dat de gemeente met de verzoeker van een planherziening of planvrijstelling een overeenkomst heeft gesloten ter compensatie van de door de gemeente eventueel toe te kennen vergoeding van planschade als gevolg van de gevraagde planologische maatregel. Deze verzoeker wordt in artikel 49a WRO aangemerkt als (derde)belanghebbende bij een besluit op een aanvraag om vergoeding van planschade ter zake van deze planologische maatregel. In aansluiting op deze bepaling krijgt de verzoeker in de procedureregeling gelegenheid tot inspraak bij de voorbereiding van het gemeentelijk besluit ter zake van de planschadeclaim

Artikel 2 Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

- Ad eerste lid

Vast moet staan dat het binnengekomen schrijven een aanvraag bevat om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49 WRO en dat daarbij tevens wordt voldaan aan de vereisten van artikel 4:2 Awb: de aanvraag moet worden ondertekend en tenminste bevatten: naam en adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

Aanvrager moet gebruik maken van een door het college vastgesteld formulier volgens bijgevoegd model. Daarin moet aanvrager onder meer ook aangeven welke van de in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregelen volgens hem oorzaak is van schade.

Volgens artikel 4:2, tweede lid en artikel 4:5 Awb heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om later aanvulling van de aanvraag te verlangen. De wet noemt daarvoor geen termijn. Dit betekent dat het college op elk moment tijdens de behandeling van de aanvraag alsnog kan besluiten tot het laten aanvullen van de aanvraag, indien blijkt dat bepaalde belangrijke gegevens ontbreken.

- Ad tweede lid

Registratie van de datum van ontvangst van de aanvraag is van belang voor de bepaling van de wettelijke rente over de uit te keren schadevergoeding en voorts in verband met de verjaringsregeling in het nieuwe artikel 49 WRO: een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onder a, b, c of f, moet worden ingediend binnen vijf jaar nadat de desbetreffende bepaling van het bestemmingsplan of het desbetreffende besluit onherroepelijk is geworden. Het is vast beleid de enveloppe met postzegel of poststempel te bewaren.

- Ad derde lid

Ter zake van een aanvraag om vergoeding van planschade is een drempelbedrag verschuldigd. De wet bepaalt dat teruggaaf wordt verleend indien op de aanvraag geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist. Het drempelbedrag bedraagt € 300,--.

Artikel 3 Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Deze bepaling is direct ontleend aan artikel 49, derde lid WRO. In uitzonderlijke gevallen kan worden geoordeeld dat aanvrager inderdaad niet in verzuim is geweest. De praktijk zal uitwijzen wanneer hiervan sprake is; een bijvoorbeeld is als het college de mededeling van ontvangst per abuis verkeerd heeft geadresseerd. Als hiervan blijkt kan het college zijn besluit tot het niet- ontvankelijk verklaren van de aanvrager herzien. Een besluit tot niet-ontvankelijkverklaring is een besluit in de zin van de Awb en dus vatbaar voor bezwaar en beroep.

Artikel 4 Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

Volgens vaste rechtspraak moet de gemeente bij de behandeling van aanvragen om planschadevergoeding objectief en deskundig advies inwinnen, behoudens de uitzonderingsgevallen dat de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of ongegrondheid direct moet worden afgewezen. Overeenkomstig deze rechtspraak geeft artikel 4 aan dat het college in dergelijke gevallen een aanvraag kan afwijzen zonder advies in te winnen. Zo’n afwijzing zal slechts in bijzonder duidelijk liggende gevallen verantwoord zijn; daardoor worden onnodig werk en onnodige kosten voorkomen.

Tegen de achtergrond van de bestaande jurisprudentie en voorts de in artikel 49 WRO opgenomen nieuwe verjaringsregeling kunnen vermoedelijk de volgende voorbeelden worden genoemd van situaties waarbij directe afwijzing van de aanvraag voor de hand ligt:

  • ·

    de gestelde schade, indien en voorzover al aanwezig, vloeit niet voort uit de door de aanvrager vermelde planologische maatregel, en evenmin uit een andere in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregel, maar kan slechts het gevolg zijn van een andere oorzaak dan de in artikel 49 WRO genoemde, zoals een gemeentelijk structuurplan, een gemeentelijke structuurvisie, een gemeentelijk verkeersplan, of een niet-gemeentelijke planologische maatregel;

  • ·

    de gestelde schade kan, indien en voor zover al aanwezig, weliswaar het gevolg zijn van de door de aanvrager vermelde planologische maatregel of een andere in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregel, maar deze oorzakelijke planologische maatregel is nog niet onherroepelijk geworden;

  • ·

    de gestelde schade kan weliswaar het gevolg zijn van de door de aanvrager vermelde planologische maatregel of een andere in artikel 49 WRO, eerste lid onder a, b, c of f genoemde planologische maatregel, maar deze oorzakelijke planologische maatregel is vijf jaar of langer geleden, gerekend vanaf de indiening van de aanvraag, onherroepelijk geworden;

  • ·

    het is overduidelijk dat de koper ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak die in waarde zou zijn gedaald wist of had kunnen weten dat een bepaalde negatieve ruimtelijke ontwikkeling zich zou kunnen voordoen zodat de schade veroorzakende planologische maatregel kennelijk voorzienbaar was.

In deze voorbeelden wordt ervan uitgegaan dat het college een eventuele vermelding door de aanvrager van de verkeerde planologische oorzaak ambtshalve converteert in de vermelding van de juiste planologische oorzaak, vermeld in artikel 49 WRO, indien zodanige oorzaak tenminste aan de orde is. Een eventueel verkeerde oorzaakvermelding kan in deze situatie derhalve niet direct leiden tot afwijzing van de claim. Stel bijvoorbeeld dat iemand een schadeclaim indient op grond van een bestemmingsplan, terwijl de gestelde schade in werkelijkheid slechts het gevolg kan zijn van een projectbesluit ex artikel 19 WRO, dan zal het college de claim als zodanig ook beschouwen en behandelen.

Artikel 5 Besluit tot opdrachtverstrekking

Het college schakelt een onafhankelijk, deskundig adviseur in om een zo goed mogelijk en zo objectief mogelijk advies te krijgen over de vraag of er inderdaad sprake is van schade ex artikel 49 WRO en vervolgens over de omvang van de schadevergoeding.

In afwijking van de modelregeling vindt conform de huidige procedureverordening aanwijzing van de SAOZ als adviseur plaats. Wel dient in het kader van de gemeentelijke aanbestedingsregels te worden bezien in hoeverre de SAOZ ook in de toekomst aangewezen kan worden als adviseur.

Artikel 6 Werkwijze van de adviseur

Het horen van de aanvrager, de eventuele derde - belanghebbende en het college kan naar keuze gescheiden of gezamenlijk plaatsvinden. Voorts zal de adviseur zonodig de situatie ter plaatse opnemen.

Artikel 7 Advisering

In dit artikel wordt met name geregeld dat de adviseur aan de aanvrager en een derde - belanghebbende inzage geeft in het concept-advies met mogelijkheid tot reageren. Opbouw en volgorde van het advies kunnen aan de adviseur worden overgelaten.

In afwijking van de modelregeling is geregeld dat de adviseur het concept-advies aan het college zendt. Deze zendt het vervolgens naar verzoeker en derdebelanghebbende en stelt hen in de gelegenheid te reageren. Dit heeft ten opzichte van de modelregeling het voordeel dat het college kennis kan nemen van de reacties en deze tezamen met eventueel commentaar en/of aanvullende stukken toezendt aan de adviseur voor nadere advies.

Artikel 8 Beschikking van het college

Het college dat voornemens is een aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen, behoeft de aanvrager, naar mag worden aangenomen, niet te horen: zie artikel 4:12 Awb op grond waarvan er geen hoorplicht geldt bij beschikkingen van financiële aard.

In het tweede lid is een verlengingsmogelijkheid opgenomen, indien de termijn in het eerste lid onverhoopt niet gehaald kan worden. Bij ingewikkelde aanvragen of verschillende zienswijzen kan verlenging noodzakelijk zijn.

Artikel 9 Uitbetaling

Artikel 9 van het model aangeeft dat uitbetaling plaatsvindt direct na het onherroepelijk worden van het schadebesluit. In de huidige situatie vindt uitbetaling plaats direct nadat het raadsbesluit wordt toegezonden met vergoeding van de wettelijke rente tot de dagtekening van toezending van het raadsbesluit. Navolging van de modelregeling zou inhouden dat in ieder geval over de bezwaartermijn en bij bezwaar tegen het besluit over de gehele bezwaar- en beroepsperiode wettelijke rente moet worden betaald. Op dit punt wordt derhalve afgeweken van het model.

Nota-toelichting

2010-09-17

Nota-toelichting