Referendumverordening 2005

Geldend van 16-12-2005 t/m heden

Intitulé

REFERENDUMVERORDENING 2005

De raad van de gemeente Apeldoorn;

gelezen het voorstel van het college d.d. 14 december 2005, nr. 146-2005;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het wenselijk is een instrument te ontwikkelen waarbij de Apeldoornse bevolking op eigen initiatief haar mening kan geven over een genomen raadsbesluit;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Referendumverordening.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de raad van de gemeente Apeldoorn;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn;

  • c.

    referendum: een volksstemming waarbij kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad genomen besluit;

  • d.

    kiesgerechtigden: diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden overeenkomstig artikel B3 van de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.

Artikel 2 Initiatief

Kiesgerechtigden kunnen het initiatief nemen tot het houden van een referendum.

Artikel 3 Voor een referendum niet in aanmerking komende besluiten

Over ieder door de raad genomen besluit kan een referendum worden gehouden, met uitzondering van de volgende besluiten:

  • a.

    van de raad als beroepsorgaan;

  • b.

    tot het voeren van rechtsgedingen;

  • c.

    over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • d.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, schenkingen en kwijtscheldingen;

  • e.

    over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers, en hun nabestaanden;

  • f.

    in het kader van deze verordening;

  • g.

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

  • h.

    over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

  • i.

    die betrekking hebben op het privaatrechtelijk handelen van de gemeente;

  • j.

    waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen;

  • k.

    waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege in wettelijke regelgeving gestelde termijnen;

  • l.

    waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

  • m.

    ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • n.

    welke naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

  • o.

    waarvan de raad van mening is dat er andere dan bovengenoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden.

Artikel 4 Inleidend verzoek en definitief verzoek

  • 1. Kiesgerechtigden, in aantal tenminste gelijk aan 5% van het totaal aantal kiesgerechtigden bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad, kunnen binnen drie weken nadat de raad een besluit heeft genomen bij het college schriftelijk een inleidend verzoek indienen tot het houden van een referendum over dat besluit.

  • 2. Het verzoek, als bedoeld in het eerste lid, dient vergezeld te gaan van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, geboortedatum en woonplaats. In het verzoek dient nauwkeurig te worden aangegeven om welk raadsbesluit het gaat.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde gegevens dienen te zijn geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

  • 4. Na afloop van de in het eerste lid gestelde termijn onderzoekt het college binnen twee weken of het inleidend verzoek binnen de termijn is ingediend, of het verzoek door voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden wordt ondersteund en of het verzoek een onderwerp betreft als bedoeld in artikel 3.

  • 5. Indien het inleidend verzoek niet binnen de termijn is ingediend, of niet door voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden wordt ondersteund, of indien er sprake is van een onderwerp als bedoeld in artikel 3, verklaart het college het verzoek niet-ontvankelijk.

  • 6. Indien het inleidend verzoek binnen de termijn is ingediend, door voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden wordt ondersteund en geen sprake is van een onderwerp als bedoeld in artikel 3, stelt het college de kiesgerechtigden in de gelegenheid een definitief verzoek in te dienen bij de raad, welk verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiesgerechtigden dat tenminste gelijk is aan 8% van het totaal aantal kiesgerechtigden bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad.

  • 7. Het verzoek, bedoeld in het zesde lid, moet zijn gedaan binnen vier weken na de ingelegenheidstelling door het college, zoals bedoeld in datzelfde lid. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Indien het definitief verzoek niet binnen de in het zevende lid gestelde termijn is ingediend, of niet voldoende wordt ondersteund door handtekeningen van kiesgerechtigden, verklaart de raad het verzoek niet-ontvankelijk.

  • 9. Indien het verzoek binnen de in het zevende lid gestelde termijn is ingediend en voldoende wordt ondersteund door handtekeningen van kiesgerechtigden, overweegt en besluit de raad aangaande het houden van een referendum. De raad kan zijn beslissing uiterlijk tot de volgende raadsvergadering verdagen.

Artikel 5 Opschorting inwerkingtreding besluit

Als een referendum wordt gehouden over een door de raad genomen besluit, wordt de inwerkingtreding van dat besluit opgeschort totdat de raad een definitief besluit, zoals omschreven in artikel 16, heeft genomen, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

Artikel 6 Omvang en datum

  • 1. Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het gehele grondgebied van de gemeente.

  • 2. Een referendum kan worden gehouden op de dag van de verkiezing van de leden van een algemeen vertegenwoordigend orgaan, uitgezonderd de verkiezing van de leden van de raad.

Artikel 7 Vraagstelling

  • 1. De raad stelt de vraagstelling van het referendum vast.

  • 2. Indien de raad dat nodig oordeelt, kan de raad zich terzake van de vraagstelling laten adviseren door een commissie van advies. De raad stelt deze commissie in en benoemt en ontslaat haar leden.

  • 3. De vraagstelling van het referendum wordt weergegeven op de oproepingskaart.

  • 4. Aan de kiezers wordt op de dag van de stemming de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het raadsbesluit waarover het referendum wordt gehouden zijn.

Artikel 8 Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het besluit van de raad tot het houden van een referendum. Hij regelt de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.

Artikel 9 Vaststelling tijdstip

  • 1. Zo spoedig mogelijk nadat de raad heeft besloten tot het houden van het referendum stelt het college, met inachtneming van het gestelde in het tweede lid, de dag vast waarop het referendum wordt gehouden.

  • 2. Een referendum wordt gehouden binnen vier maanden na het besluit van de raad tot het houden van een referendum, tenzij door de raad anders is beslist.

  • 3. Er kunnen meer referenda op één dag worden gehouden.

  • 4. In het geval de in het tweede lid genoemde termijn van vier maanden afloopt binnen zes maanden vóór een algemene verkiezing, de verkiezing van de leden van de raad uitgezonderd, mag de termijn worden overschreden zodat de stemmingen kunnen worden gecombineerd

Artikel 10 Budget en voorlichting

  • 1. De raad stelt een budget beschikbaar voor voorlichting.

  • 2. Het college zorgt voor een objectieve voorlichting.

Artikel 11 Openbare kennisgeving

  • 1. Van het besluit tot het houden van het referendum wordt op de gangbare wijze openbaar kennis gegeven.

  • 2. De stukken betrekking hebbende op het door de raad genomen besluit, waarover een referendum wordt gehouden, liggen vanaf uiterlijk de eenentwintigste dag voor de dag waarop het referendum wordt gehouden, voor een ieder ter inzage op het stadhuis en op enkele andere door het college te bepalen plaatsen. Van het ter inzage leggen wordt op de gangbare wijze openbaar kennis gegeven.

Artikel 12 Procedure rond de stemming

  • 1. De bepalingen van de Kieswet over de raadsverkiezingen zijn zoveel mogelijk en voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het college verdeelt de gemeente in stemdistricten. Hij benoemt de leden van het hoofdstembureau en van de stembureaus.

  • 3. De leden van het hoofdstembureau houden toezicht op de zorgvuldige organisatie van het referendum.

  • 4. De stemming vangt aan om 07.30 uur en duurt tot 21.00 uur. De stemming is geheim.

  • 5. Deelname aan het referendum door middel van verlening van een volmacht of in een ander stemlokaal dan waarvoor de oproeping geldt (kiezerspas), is mogelijk volgens door het college te stellen regels.

Artikel 13 Registratie, oproeping en stemming

  • 1. Het college registreert de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen met betrekking tot het referendum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

  • 2. De kiesgerechtige ontvangt een oproepingskaart voor het referendum.

  • 3. Wordt een referendum gehouden tegelijk met een verkiezing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening, dan ontvangt de kiesgerechtigde zowel een oproepingskaart voor de verkiezing als een oproepingskaart voor het referendum.

  • 4. Op vertoon van de oproepingskaart reikt het stembureau de kiesgerechtigde een referendumkaart uit, dan wel laat het stembureau de kiesgerechtigde gebruik maken van de stemmachine. De uitreiking dan wel gebruikmaking van de stemmachine wordt geregistreerd.

  • 5. De referendumkaart dan wel de stemmachine vermeldt de vraagstelling en de beide antwoordmogelijkheden.

Artikel 14 Uitslag

  • 1. Het centraal stembureau stelt na sluiting van het stemlokaal het aantal deelnemers aan het referendum vast en bepaalt vervolgens het aantal geldige stemmen per antwoordmogelijkheid. Van de uitkomst van de stemming wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 2. Voor wat betreft de beoordeling van de geldigheid van de stemmen wordt zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij artikel N7, tweede lid, van de Kieswet.

  • 3. De uitslag wordt openbaar bekend gemaakt.

  • 4. De uitslag wordt bepaald op basis van de meerderheid van het totaal uitgebrachte geldige stemmen.

  • 5. Deelname aan het referendum heeft plaats door de voorkeur op de referendumkaart dan wel via de stemmachine kenbaar te maken.

  • 6. Indien gebruik gemaakt wordt van het stemmen via een referendumkaart, houdt het stembureau aantekening van het deponeren van de referendumkaart in de stembus.

  • 7. De voorzitter van het centraal stembureau stelt de totaaluitslag van het referendum vast op de tweede dag ná de stemming.

Artikel 15 Geldigheid

  • 1. Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien meer dan 30% van het aantal kiesgerechtigden bij de laatstgehouden verkiezing van de raad een stem heeft uitgebracht.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 16 Definitieve besluitvorming

De raad neemt zo mogelijk in de eerstvolgende vergadering na het houden van het referendum, doch niet later dan twee maanden nadien, een definitief besluit.

Artikel 17 Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    oproepingskaarten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst, met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    oproepingskaarten of volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst, of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    oproepingskaarten of volmachten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgend op die van de vaststelling.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Referendumverordening’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 15 december 2005
Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 23 december 2005
Inwerking getreden d.d. 16 december 2005