Regeling vervallen per 23-07-2013

Regeling voor het treffen van energiemaatregelen in bestaande sociale huurwoningen 2006

Geldend van 01-01-2007 t/m 22-07-2013

Intitulé

REGELING VOOR HET TREFFEN VAN ENERGIEMAATREGELEN IN BESTAANDE SOCIALE HUURWONINGEN 2006

Burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn;

overwegende:

  • -

    dat de gemeente Apeldoorn de Apeldoornse woningcorporaties heeft gevraagd om in de wijken Zuidbroek en Groot Zonnehoeve nieuwbouwwoningen te realiseren, die naast de aansluiting op het warmtenet dan wel het toepassen van warmtepompen en een EPC van 0,8 op het casco een extra aantoonbare energiebesparing of opwekking van duurzame energie zullen opleveren van 2,65 gigajoule per woning per jaar;

  • -

    dat het voor de corporaties uit kostenoverwegingen veelal aantrekkelijker is om de gevraagde extra energiebesparing of energieopwekking te realiseren in bestaande sociale huurwoningen;

  • -

    dat de raad van de gemeente Apeldoorn budget heeft gereserveerd ten behoeve van bijdragen in de kosten van het treffen van extra energiebesparende maatregelen en de opwekking van duurzame energie in bestaande sociale huurwoningen, met het oogmerk de corporaties te stimuleren tot de extra investeringen;

  • -

    dat de woningcorporaties vanuit hun verantwoordelijkheid van eigenaar/verhuurder van de bestaande sociale huurwoningen plannen zullen ontwikkelen en uitvoeren voor het treffen van energiebesparende maatregelen en het installeren van systemen voor het opwekken van duurzame energie met het oogmerk de tot doel gestelde energieprestatie te realiseren;

  • -

    dat de gemeente Apeldoorn vanuit haar verantwoordelijkheid voor een doelmatige besteding van haar middelen nadere regels stelt over de besteding van het door de raad gereserveerde budget;

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet;

BESLUITEN:

vast te stellen de navolgende Regeling voor het treffen van energiemaatregelen in bestaande sociale huurwoningen.

Artikel 1 Begrippen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    een aanvraag: een aanvraag om een bijdrage in de kosten van het treffen van individuele of collectieve energiemaatregelen in één of meer complexen bestaande sociale huurwoningen;

  • b.

    een aanvrager: een eigenaar van bestaande sociale huurwoningen, die nieuwe sociale huurwoningen bouwt in de wijken Zuidbroek en/of Groot Zonnehoeve, en die in zijn bestaande sociale huurwoningen energiemaatregelen treft;

  • c.

    het budget: de bedragen die de raad beschikbaar stelt voor het toekennen van bijdragen in de werkelijke subsidiabele kosten;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn;

  • e.

    de raad: de gemeenteraad van Apeldoorn;

  • f.

    de gemeente: de gemeente Apeldoorn;

  • g.

    energiemaatregelen:

    • 1.

      bouwkundige of installatietechnische energiebesparende voorzieningen of maatregelen;

    • 2.

      systemen voor het opwekken van duurzame energie;

  • h.

    bestaande sociale huurwoningen: huurwoningen in de gemeente, die vóór 1 januari 2006 in gebruik zijn genomen en waarvan de rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag niet hoger is dan de aftoppingsgrens als bedoeld in artikel 20, tweede lid, sub b, van deze wet;

  • i.

    werkelijke subsidiabele kosten: de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, verminderd met de van derden ontvangen of nog te ontvangen tegemoetkomingen in de kosten van het treffen van energiemaatregelen.

Artikel 2 Budget

  • 1. De raad heeft voor de periode 2007-2010 een budget gereserveerd van in totaal € 1.030.000,= voor het treffen van extra energiemaatregelen in bestaande sociale huurwoningen.

  • 2. Het in het eerste lid gereserveerde budget vervalt op 1 juli 2011, voor zover het dan nog niet tot uitbetaling is gekomen.

Artikel 3 Bijdrageverlening

Het college kan aan aanvragers tot 1 januari 2010 ten laste van het budget bijdragen toekennen in de werkelijke subsidiabele kosten.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1. Tot de subsidiabele kosten van energiemaatregelen worden gerekend de kosten van:

    • a.

      zonnepaneel met fotovoltaïsche zonnecellen en de daarbij behorende spanningsomvormer;

    • b.

      zonneboiler voor het verwarmen van tapwater met behulp van zonlicht, bestaande uit één of meerdere zonnecollectoren en een warmteopslagvat;

    • c.

      combi-zonneboiler voor het verwarmen van tapwater en voor ruimteverwarming met behulp van zonlicht, bestaande uit één of meerdere zonnecollectoren en een warmteopslagvat met een al dan niet geïntegreerde CV-brander, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een reguliere HR CV-combiketel;

    • d.

      micro-warmtekrachtsysteem, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een reguliere HR CV-combiketel;

    • e.

      warmtepompboiler voor het verwarmen van tapwater, bestaande uit een warmtepomp die warmte onttrekt aan ventilatielucht en een warmteopslagvat;

    • f.

      elektrische warmtepomp voor ruimteverwarming, die is gekoppeld aan een centraal verwarmingssysteem dat geschikt is voor een aanvoertemperatuur (Taanvoer) van maximaal 55° C, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een reguliere HR CV-combiketel;

    • g.

      gaswarmtepomp voor ruimteverwarming, die is gekoppeld aan een centraal verwarmingssysteem dat geschikt is voor een aanvoertemperatuur (Taanvoer) van maximaal 55° C, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een reguliere HR CV-combiketel;

    • h.

      lage-temperatuur centraal verwarmingssysteem (LTV-systeem) waarvan de ontwerp-aanvoertemperatuur (Taanvoer) maximaal 55° C bedraagt, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een regulier warmte-afgiftesysteem;

    • i.

      installatietechnische aanpassingen om warmte uit douchewater terug te winnen;

    • j.

      kleine windturbine die geschikt is voor de stedelijke omgeving en de daarbij behorende spanningsomvormer;

    • k.

      brandstofcel CV-ketel, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een reguliere HR CV-combiketel;

    • l.

      installatie voor het terugwinnen van warmte uit ruiteventilatielucht, inclusief het daarbij behorende kanaalwerk en de luchtbehandelingskast, met een energetisch rendement van ten minste 80%, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een regulier mechanisch ventilatiesysteem;

    • m.

      vraaggestuurd ventilatiesysteem met CO2- of vochtsensoren, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een regulier mechanisch ventilatiesysteem;

    • n.

      vloerisolatie met een R-waarde, die groter is dan of gelijk aan 2,50 m2.K/W;

    • o.

      gevelisolatie met een R-waarde, die groter is dan of gelijk aan 2,50 m2.K/W;

    • p.

      spouwmuurisolatie met een R-waarde, die groter is dan of gelijk aan 1,3 m2.K/W;

    • q.

      dakisolatie met een R-waarde, die groter is dan 2,50 m2.K/W, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van dakisolatie met een R-waarde van 2,50 m2.K/W;

    • r.

      isolerende beglazing met Ugl-waarde die kleiner is dan 1,20 W/m2.K, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van isolerende beglazing met Ugl-waarde van 1,20 W/m2.K;

    • s.

      draaiend raam met thermische onderbreking, die samen met de beglazing een Uw-waarde (Uraam) heeft, die kleiner is dan of gelijk aan 1,7 W/m2.K, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een draaiend raam zonder thermische onderbreking;

    • t.

      pelletkachel, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een HR-CV combiketel met radiatoren;

    • u.

      pelletketel, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een HR-CV combiketel;

    • v.

      zelfregulerend ventilatierooster, voor zover deze kosten meer bedragen dan die van een regulier ventilatierooster.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid vermelde lijst van subsidiabele kosten uitbreiden.

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

  • 1. Niet tot de subsidiabele kosten worden gerekend de kosten van:

    • a.

      beglazing met Ugl-waarde die groter is dan of gelijk aan 1,20 W/m2.K;

    • b.

      gevel- of vloerisolatie met een R-waarde die kleiner is dan 2,50 m2.K/W;

    • c.

      spouwmuurisolatie met een R-waarde, kleiner dan 1,3 m2.K/W;

    • d.

      dakisolatie met een R-waarde die kleiner is dan 2,50 m2.K/W;

    • e.

      draaiende ramen met thermische onderbreking die samen met de beglazing een Uw-waarde (Uraam) hebben die groter is dan 1,70 W/m2.K;

    • f.

      geïsoleerde deuren;

    • g.

      leidingisolatie;

    • h.

      mechanische ventilatie;

    • i.

      energiezuinige verlichting, - pompen en - ventilatoren;

    • j.

      glazen vliesgevels;

    • k.

      verbeteren luchtdichtheid;

    • l.

      kierdichting;

    • m.

      opheffen koudebruggen.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid vermelde lijst van niet-subsidiabele kosten uitbreiden.

Artikel 6 De aanvraag

Een aanvraag wordt schriftelijk bij het college ingediend en gaat vergezeld van een opgave van:

  • a.

    de te treffen energiemaatregelen;

  • b.

    de werkelijke subsidiabele kosten, alsmede een financiële onderbouwing van de opgave;

  • c.

    het energiebesparende effect van de energiemaatregelen, uitgedrukt in gigajoule primaire energie per woning per jaar, alsmede de berekening van dat effect;

  • d.

    de adressen van de woningen waarin of waaraan de energiemaatregelen worden getroffen;

  • e.

    een realistische planning van de uitvoering van de werkzaamheden.

Artikel 7 Termijn voor beslissing op de aanvraag

Het college handelt aanvragen in volgorde van binnenkomst af, beslist uiterlijk acht weken na het ontvangen van de aanvraag en stelt aanvrager vervolgens binnen een week in kennis van zijn besluit.

Artikel 8 Toekenning

Het college kent een bijdrage, als bedoeld in artikel 3, toe op de voorwaarden dat:

  • a.

    de aanvraag wordt ingediend vóórdat wordt aangevangen met de uitvoering van de werkzaamheden;

  • b.

    er voldoende budget, als bedoeld in het eerste lid van artikel 2, beschikbaar is;

  • c.

    de voorgenomen energiemaatregelen worden getroffen binnen de termijn die hij aan de toekenning verbindt;

  • d.

    de voorgenomen energiemaatregelen uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de sub c bedoelde termijn worden gereedgemeld;

  • e.

    aanvrager aan medewerkers in dienst van de gemeente desgevraagd toegang verleent tot de woningen waarin of waaraan de energievoorzieningen worden of zijn getroffen en inzage geeft in de voor de aanvraag relevante plandocumenten.

Artikel 9 Weigering, intrekking en terugvordering

  • 1. Het college wijst een aanvraag af, indien deze op enigerlei wijze in strijd is met deze regeling of indien het milieurendement van de te treffen energiemaatregelen naar zijn oordeel een bijdrage in de subsidiabele kosten niet rechtvaardigt.

  • 2. Het college trekt een toegekende bijdrage in en vordert reeds uitbetaalde bijdragen terug, indien binnen vijf jaren na de toekenning als bedoeld in artikel 8 blijkt dat deze ten onrechte heeft plaatsgevonden.

Artikel 10 De hoogte van de bijdrage

  • 1. De bijdrage, als bedoeld in artikel 3, bedraagt 50% van de door het college vastgestelde werkelijke subsidiabele kosten, met een maximum van € 1.000,= per 2,65 GJ besparing van primaire energie per jaar, doch nooit meer dan het nog beschikbare budget.

  • 2. Indien er naar het oordeel van het college sprake is van relatief dure maatregelen, die de potentie hebben om in de toekomst een belangrijke bijdrage te leveren aan de energie-besparing of energieopwekking in of aan woningen in de gemeente, dan kan het college een hogere bijdrage verlenen dan € 1.000,= per 2,65 GJ primaire energie per woning per jaar, doch niet meer dan 50% van de door hem vastgestelde werkelijke subsidiabele kosten.

Artikel 11 Uitbetaling

  • 1. Ten behoeve van de uitbetaling van de verleende subsidies wordt het in artikel 2 genoemde budget gefaseerd beschikbaar gesteld:

    € 200.000,= in 2007,

    € 300.000,= in 2008,

    € 400.000,= in 2009 en

    € 130.000,= in 2010.

  • 2. Aanvrager vraagt uitbetaling van de toegekende bijdrage schriftelijk aan binnen drie maanden na het gereedkomen van de werkzaamheden door middel van een gereedmeldingformulier.

  • 3. Aanvrager doet in de gereedmelding opgave van subsidieaanvragen bij derden en van de ontvangen of nog te ontvangen tegemoetkomingen in de kosten.

  • 4. Het college stelt de werkelijke subsidiabele kosten en de bijdrage definitief vast binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding.

  • 5. Indien uit de gereedmelding blijkt dat er sprake is van subsidieaanvragen bij derden, waarop aanvrager nog geen beschikking heeft ontvangen, dan houdt het college de afhandeling van de gereedmelding aan totdat aanvrager de beschikking overlegt en opgave doet van de ontvangen of nog te ontvangen tegemoetkomingen in de kosten.

  • 6. Het college neemt bij de uitbetaling van de definitief vastgestelde bijdrage de fasering zoals vermeld in het eerste lid in acht.

Artikel 12 Termijnen

  • 1. Bij het bepalen van de termijn voor uitvoering van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, sub c, houdt het college rekening met de door aanvrager verstrekte planning van de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 2. Het college staat geen afwijkingen toe van de in deze regeling vermelde termijnen, noch van de in het eerste lid bedoelde termijn.

Artikel 13 Mandatering

Het college mandateert de bevoegdheden voor uitvoering van deze regeling, met uitzondering van artikel 14, aan de directeur van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Voor zover strikte toepassing van deze regeling naar het oordeel van het college leidt tot een niet voorziene en onbillijke situatie, kan het college afwijken van de bepalingen in deze regeling.

Artikel 15 Citeertitel en datum inwerkingtreding

Deze regeling:

  • 1.

    kan worden aangehaald als ‘Regeling voor het treffen van energiemaatregelen in bestaande sociale huurwoningen’;

  • 2.

    treedt in werking op 1 januari 2007 en eindigt op 1 januari 2010. Na 1 januari 2010 blijft de regeling van toepassing op subsidietoekenningen, die vóór 1 januari 2010 op voet van deze regeling hebben plaatsgevonden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college d.d. 21 december 2006
Inwerking getreden d.d. 1 januari 2007