Regeling vervallen per 01-01-2012

VERORDENING HONDENBELASTING 2011

Geldend van 10-12-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

VERORDENING HONDENBELASTING 2011

De raad van de gemeente Apeldoorn;

gelezen het voorstel van het college d.d. 25 augustus 2010, nr. 120/2010 ;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011.

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

  • a.

    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

  • b.

    die door de ‘Stichting Hulphond Nederland’ als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • c.

    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • d.

    die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • e.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

  • f.

    waarvan de houder woonachtig is in het gebied dat is gelegen buiten de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaarten.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    a. voor een eerste hond € 71,50;

    b. voor iedere hond boven het aantal van één € 100,75.

  • 2. In afwijking in zoverre van de voorgaande leden bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland € 474,50 per kennel.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

  • 4. Belastingaanslagen van minder dan € 10,= worden niet opgelegd. Voor toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 6 Kwijtschelding

  • 1. Voor de belasting voor de eerste hond, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, kan kwijtschelding worden verleend.

  • 2. Geen kwijtschelding wordt verleend voor de belasting voor de tweede en volgende hond, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

  • 1. De belastingschuld is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    a. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting terzake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog kalendermaanden overblijven, zulks met inachtneming van het onder b bepaalde.

    b. Vangt de belastingplicht voor de 16e van de maand aan, dan is het recht over die maand ten volle verschuldigd; vangt de belastingplicht op of na de 16e van de maand aan, dan is over die maand geen recht verschuldigd.

  • 3.

    a. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing van zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog kalendermaanden overblijven, zulks met inachtneming van het onder b bepaalde.

    b. Eindigt de belastingplicht voor de 16e van de maand, dan wordt over die volle maand ontheffing verleend. Eindigt de belastingplicht op of na de 16e van de maand, dan wordt over die maand geen ontheffing verleend.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moetende aanslagen worden betaald uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één verzamelnota vermelde aanslagbiljetten, meer bedraagt dan € 50,= doch minder dan € 3.500,= dat de aanslagen gezamenlijk moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van de verzamelnota en elk van de volgende termijnen telkens een maand later, met dien verstande dat, indien na de kalendermaand, waarin de verzamelnota wordt opgelegd, minder dan drie kalendermaanden in het kalenderjaar overblijven, de aanslagen gezamenlijk moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening nog kalendermaanden in het jaar overblijven, met een minimum van één.

  • 3. In gevallen bedoeld in het tweede lid geldt in afwijking in zoverre van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen gezamenlijk moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van de verzamelnota nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van de verzamelnota en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening hondenbelasting 2010, vastgesteld op 12 november 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting 2011’.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering d.d. 7 oktober 2010

    Gepubliceerd in Apeldoorns Stadsblad d.d. 8 december 2010

    Inwerking getreden d.d. 10 december 2010