Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015

De raad van de gemeente Appingedam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

d.d. 4 november 2014;

gelet op artikel 8 eerste lid onderdeel c van de Participatiewet en

artikel 7 lid 1 van de gemeenschappelijke regeling 2010 ISD Noordoost

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015

Hoofdstuk 1

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en Wet algemene bestuursrecht (Awb);

  • 2. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl, Appingedam of Loppersum;

  • 3. Wet: Participatiewet.

Artikel 2 Doelgroep

  • Een persoon behoort tot de doelgroep wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. is 18 jaar of ouder;

  • b. heeft recht op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering of heeft recht op een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • c. heeft geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;

  • d. is een persoon van wie is vastgesteld dat hij wegens een arbeidshandicap of langdurige medische beperkingen/belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Artikel 3 Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend via een vastgesteld (digitaal of papieren) formulier.

Artikel 4 Inwinnen advies

UWV adviseert het college over het oordeel in hoeverre een persoon met een voltijdsbaan, in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon en welke mogelijkheden hij of zij heeft tot arbeidsparticipatie.

Artikel 5 Frequentie verlening individuele studietoeslag.

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 6 Hoogte individuele studietoeslag

De individuele studietoeslag bedraagt 10 procent van het netto wettelijk minimumloon en is afhankelijk van de leeftijd. De leeftijdscategorie is van 18 tot 23 jaar en ouder. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.

Artikel 7 Betaling individuele studietoeslag

De individuele studietoeslag wordt per maand uitbetaald in zes gelijke delen.

Hoofdstuk 2 slotbepalingen

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere omstandigheden die in het individuele geval onredelijk uitwerken afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening individuele studietoeslag 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare
vergadering d.d. 18 december 2014.
De raad voornoemd,
, voorzitter. , griffier.
(H.K. Pot) (E.P. Faber-van Brug)

Toelichting verordening individuele studietoeslag 2015

Algemeen

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het om studeren gaat. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

De Invoeringswet Participatiewet legt de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordenings opdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het dagelijks bestuur aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan in beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een studietoeslag. Het college kan in plaats daarvan - en in aanvulling op artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet - in beleidsregels aangeven wie, wanneer en op grond van welke nadere voorwaarden, recht heeft op een individuele studietoeslag.

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

- a. 18 jaar of ouder is;

- b. recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

- c. geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

- d. een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met een voltijd baan niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet.

Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikel 1 Begripsomschrijving

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de Participatiewet en de Wet algemene bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Doelgroep en artikel 3, Indienen verzoek.

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

- a. personen die algemene bijstand ontvangen;

- b. personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

- c. personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

- d. personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

- e. personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

- f. personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en;

- g. niet-uitkeringsgerechtigden.

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon om een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen over de manier waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan via een vastgesteld (digitaal of papieren) formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die ondertekend wordt door de aanvrager en die ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en papieren die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 4 Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon.

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

- a. 18 jaar of ouder is;

- b. recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

- c. geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

- d. een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met een voltijdbaan niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium wint het college advies in bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het gaat om advies met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Artikel 5 Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele toeslag.

Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag (artikel 4 van deze verordening). Studeert een persoon na die zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Bij de invulling van de periode waarvoor een persoon in aanmerking kan komen voor individuele studietoeslag is aangesloten bij een periode van zes maanden. In ons geval wordt aangesloten bij de halfjaarlijkse inschrijf- en startmomenten die doorgaans gelden voor opleidingen. Dit kan doeltreffend zijn omdat een persoon enkel op het moment van aanvraag moet voldoen aan de uit artikel 36b van de Participatiewet voortvloeiende voorwaarden voor aanspraak te maken op een individuele studietoeslag. Stel dat een persoon slechts eenmaal per twaalf maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag, dan wordt

deze toeslag toegekend voor een periode van twaalf maanden waarbinnen de mogelijkheid bestaat dat deze persoon al lang geen studie meer volgt. Immers, alleen op moment van aanvraag moet een persoon voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b van de Participatiewet. Als hij op enig moment na de aanvraag hier niet meer aan voldoet, heeft dat geen gevolgen voor het recht op een individuele studietoeslag.

Artikel 6 Hoogte individuele studietoeslag

In artikel 5 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Bij de vaststelling van de hoogte van de individuele toeslag wordt uitgegaan van een percentage van 10 van het wettelijk minimumloon en is afhankelijk van de leeftijd. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend.

Is sprake is van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

Artikel 7 Betaling individuele studietoeslag

Periodieke uitbetaling

Een individuele studietoeslag wordt per maand uitbetaald in zes gelijke delen. Artikel 5 van deze verordening bepaalt de hoogte van de individuele studietoeslag. Dit bedrag moet in zes maanden worden uitbetaald. Per maand wordt dus 1/6 van dit bedrag uitbetaald.

Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraag hier niet meer aan voldoet, heeft dat geen gevolgen voor het recht op een individuele studietoeslag. Dit betekent dat het dus kan voorkomen dat een persoon geen recht op studiefinanciering meer heeft, maar wel nog recht heeft op uitbetaling van een eerder toegekende individuele studietoeslag, aangezien uitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is.

Na zes maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt uit artikel 3 van deze verordening.

Het college moet regels vaststellen over het verlenen van een individuele studietoeslag die in ieder geval betrekking moeten hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, eerste en derde lid, van de Participatiewet). De studietoeslag wordt in gelijke delen uitbetaald. De studietoeslag is immers bedoeld als steun in de rug van studerenden met een arbeidsbeperkingen voor onder meer het niet kunnen combineren van een studie met een bijbaan. Het ligt dan voor de hand maandelijks een bedrag te verstrekken. Bij het vaststellen van de periode van het te betalen bedrag is het aan te bevelen aan te sluiten bij de in artikel 3 van deze verordening vastgelegde periode waarvoor een persoon in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag. Ervan uitgaande dat een persoon als gevolg van artikel 3 van deze verordening per zes maanden in aanmerking kan komen voor een studietoeslag, ligt het voor de hand te bepalen dat de studietoeslag per maand wordt uitbetaald in zes gelijke delen.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Dit artikel geeft de mogelijkheid tot individualiserend handelen als de strikte toepassing van de verordening tot bijzonder onredelijke gevolgen leidt.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de Gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening individuele studietoeslag 2015”.