Regeling vervallen per 01-01-2021

Re-integratieverordening

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2020

Intitulé

Re-integratieverordening

De raad van de gemeente Appingedam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

overwegende dat de raad van de gemeente Appingedam bij verordening regels dient vast te stellen over:

het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a en 10 lid 1 Participatiewet;

de scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a lid 5 Participatiewet (participatieplaatsen);

de (stimulerings)premie, bedoeld in artikel 10a lid 6 Participatiewet (participatieplaatsen);

het verrichten van werkzaamheden in een beschutte omgeving, bedoeld in artikel 10b Participatiewet.

gelet op artikelen 6, tweede lid en 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d, en e en tweede lid, artikel 8a lid 2 en 10b, lid 5 en lid 7, van de Participatiewet;

gelet op de afspraken die gemaakt zijn in de arbeidsmarktregio;

b e s l u i t :

Vast te stellen de

"RE-INTEGRATIEVERORDENING".

HOOFDSTUK 1

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Participatiewet, IOAW, IOAZ;

    • b.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a. van de wet;

    • c.

      grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

    • d.

      korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar.

HOOFDSTUK 2 BELEID EN FINANCIЁN

Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan de voorzieningen, bedoeld in artikel 9 en 10, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan de voorzieningen, bedoeld in artikel 5, 6,7 en 8, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen, rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij of zij behoort tot de doelgroep voor loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan: a. de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en b. de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

HOOFDSTUK 3 VOORZIENINGEN

Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan voor de nadere uitvoering van deze verordening, een Participatienota vaststellen. Daarin staat welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college van burgemeester en wethouders in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan een voorziening stopzetten als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt, diens verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer onder de doelgroep valt;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt, algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorziening; tenzij het gaat om een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2, van de wet;

    • d.

      naar het oordeel van het College van burgemeester en wethouders, de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het College van burgemeester en wethouders niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt, niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt, niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld, om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 4. Sociale activering

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een persoon die onder de doelgroep valt, activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering. Dat gebeurt voor zover nog niet de mogelijkheid bestaat, dat hij of zij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan krijgen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 5. Vrijwilligerswerk

  • 1. Vrijwilligerswerk kan onderdeel zijn van een traject dat gericht is op arbeidsinschakeling of als dat niet direct of niet meer mogelijk is, dat gericht is op zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2. Activiteiten als bedoeld in lid 1 hebben tot doel de belanghebbende met behoud van uitkering werkritme te laten doen en/of werkritme te laten behouden.

  • 3. De activiteiten worden alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

Artikel 6. Vrijwilligerswerk zonder arbeidsverplichting

  • 1. Vrijwilligerswerk zonder arbeidsverplichting, is een onderdeel van een traject gericht op participatie.

  • 2. Het doel is belanghebbende te stimuleren maatschappelijk actief te blijven. Het is bedoeld voor belanghebbenden zonder arbeidsverplichtingen.

  • 3. Belanghebbenden ontvangen achteraf jaarlijks een éénmalige premie van € 250,--

  • 4. De duur is afhankelijk van de behoefte van belanghebbende.

Artikel 7. Werkervaringsplaats

  • 1. Een werkervaringsplaats kan onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling

  • 2. Het doel van een werkervaringsplaats is een verbetertraject- of ontwikkelingstraject richting betaald werk, waardoor de afstand tot de arbeidsmarkt wordt verkleind. Belanghebbende wordt als surplus toegevoegd aan het bestaande personeel.

  • 3. De werkervaringsplaats duurt maximaal drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging (maatwerk).

Artikel 8. Proefplaatsing

  • 1. Bemiddeling naar een proefplaatsing, kan onderdeel zijn van een traject dat gericht is op betaalde arbeidsinschakeling

  • 2. De proefplaatsing heeft tot doel belanghebbende met behoud van uitkering te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid en het uiteindelijk uitstromen naar betaald werk

  • 3. Een proefplaatsing kan worden ingezet bij een werkgever die concreet vacatureruimte heeft, waarbij perspectief is op een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden

  • 4. De proefplaatsing duurt twee maanden met maximaal een maand verlenging.

Artikel 9. Detacheringsbaan

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep, naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. Dedetachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie, als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

  • 3. Een werknemer wordt geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 10. Scholing

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      het gaat de krachten of bekwaamheden van de persoon niet te boven, en

    • b.

      het draagt bij aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de persoon.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 11. Participatievoorziening beschut werk

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het college van burgemeester en wethouders selecteert voor deze beoordeling uitsluitend personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 3. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken zet het college van burgemeester en wethouders de volgende ondersteunende voorzieningen in: fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. In verband hiermee overlegt het college van burgemeester en wethouders met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, aan de gemeente gelieerde bedrijven en andere reguliere werkgevers.

Artikel 12. Ondersteuning bij leer-werktraject

Het college van burgemeester en wethouders kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van burgemeester en wethouders van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a.

    van 16 of 17 jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of;

  • b.

    van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Artikel 13. Jobcoaching

Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het College van burgemeester en wethouders persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden, in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Artikel 14. Loonkostensubsidie

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die een arbeidsovereenkomst sluiten met een werknemer, die niet in staat is met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen.

  • 2. Voor de werknemers die tijdelijk niet in staat zijn met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen wordt de periode van loonkostensubsidie bepaald op 12 maanden. Deze periode kan telkens weer aansluitend verlengd worden tot maximaal 12 maanden. Hierbij wordt de verlengingsduur telkens afhankelijk gemaakt van de loonwaarde. Bij verlenging wordt de loonwaarde opnieuw bepaald. Er dient een arbeidsovereenkomst met de werknemer te zijn afgesloten van minimaal 6 maanden.

  • 3. De loonkostensubsidie bedraagt een percentage van de loonkosten.

  • 4. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. De loonkostensubsidie of andere tegemoetkoming wordt niet verstrekt, als de werkgever op grond van een andere regeling, aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

  • 6. Jaarlijks wordt er een taakstelling gemaakt en een subsidiebedrag bepaald.

  • 7. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen kan het college van burgemeester en wethouders adviseren met betrekking tot het oordeel of een persoon behoort tot de doel-groepsregister loonkostensubsidie.

  • 8. Aan de persoon met wie de werkgever al een dienstbetrekking is aangegaan en die met voltijdse arbeid niet in staat blijkt tot het verdienen van het wettelijk minimumloon maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en die in de periode van 6 maanden voorafgaande aan de dienstbetrekking deelnam aan praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of de entreeopleiding kan loonkostensubsidie worden verleend.

  • 9. Tijdens de eerste 6 maanden van een dienstbetrekking kan een forfaitaire loonkostensubsidie worden ingezet van 50% van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantietoeslag, vermeerderd met een vergoeding voor werkgeverslasten.

Artikel 15. Vaststelling loonwaarde

Het college van burgemeester en wethouders hanteert de in de arbeidsmarktregio Groningen vastgestelde methode loonwaardebepaling.

Artikel 16. No-riskpolis

  • 1. Een werkgever komt in aanmerking voor een no-riskpolis als:

    • a.

      de werkgever een arbeidsovereenkomst aangaat met een werknemer uit het doelgroepenregister, die niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen;

    • b.

      de werknemer een structurele functionele of andere beperking heeft, of de werkgever ten behoeve van de werknemer een loonkostensubsidie ontvangt, als bedoeld in artikel 10 d van de wet;

    • c.

      artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is, en;

    • d.

      de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente.

  • 2. De no-riskpolis vergoedt:

    • a.

      het loon van de werknemer tot honderd procent van het minimumloon, inclusief een vakantietoeslag van acht procent, en

    • b.

      vijftien procent boven de dekking voor extra werkgeverslasten.

  • 3. De no-riskpolis wordt in de arbeidsmarktregio Groningen afgesloten.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt de no-riskpolis eerst tot een periode van 12 maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever en daaropvolgend, voor de periode zolang de dienstbetrekking in stand blijft.

Artikel 17. Uitstroompremie

Het college van burgemeester en wethouders kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een langdurig werkloze die duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid en daardoor niet langer recht heeft op algemene bijstand.

Artikel 18 Subsidie of budgetplafond

De gemeenteraad kan bij uitvoeringsbesluit één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door de gemeenteraad ingestelde subsidie of budget-plafond, is een weigeringsgrond bij de aanspraak op een voorziening.Het college van burgemeester en wethouders kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening. Jaarlijks vindt een vaststelling plaats van het beschikbare budget per voorziening.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 19. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de klant, afwijken van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20. Overgangsrecht

  • 1. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re- integratieverordening college van burgemeester en wethouders, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit deze verordening voor de duur:

    • a.

      van 12 maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of;

    • b.

      dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode 12 maanden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan na afloop van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

Artikel 21. Onvoorziene gevallen.

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College van burgemeester en wethouders.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Re-integratieverordening".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Appingedam
gehouden op 15 december 2016, nr. 11e.
De raad voornoemd,
H.K. Pot, voorzitter.
T.G.C. Kramer-Klein, griffier.

Bijlage

Algemene toelichting

Er is gekozen voor een algemene, globale verordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die is gekregen, te weten het bij verordening regels stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Hieruit moet onder andere aandacht blijken voor de in de Participatiewet onderscheiden doelgroepen en de daarbinnen te onderscheiden subgroepen. Dit leent zich niet tot het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is maatwerk. Het is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen, wat in het concrete geval een passend re-integratietraject is. Daarom wordt aan het College van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om op een aantal punten eigen afwegingen te maken. Artikel 10 van de Participatiewet bepaalt dat personen uit de doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de door het College van burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte voorziening binnen de kaders van de re-integratieverordening. Daarom is ervoor gekozen in de verordening de voorzieningen vast te leggen die het College van burgemeester en wethouders in ieder geval kan aanbieden.

Met betrekking tot de volgende voorzieningen is het college van burgemeester en wethouders verplicht om regels op te nemen in deze verordening:

  • -

    scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a, vijfde lid, van de Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet);

  • -

    de premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet);

  • -

    participatievoorziening beschut werk, bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid, onderdeel e, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet), en

  • -

    no riskpolis (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet).

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Doelgroep

De doelgroep wordt gevormd door personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet. Het betreft:

  • -

    die algemene bijstand ontvangen;

  • -

    als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA, tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • -

    personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (hierna: ANW);

  • -

    personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

  • -

    arbeidsongeschikte werkloze werknemers (hierna: IOAW);

  • -

    personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

  • -

    arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (hierna: IOAZ);

  • -

    personen zonder uitkering; en, die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het College van burgemeester en wethouders aangeboden voorziening.

Korte afstand tot de arbeidsmarkt

Onder een korte afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een persoon redelijkerwijs binnen één jaar geschikt is voor deelname aan de arbeidsmarkt.

Grote afstand tot de arbeidsmarkt

Onder een grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een persoon redelijkerwijs niet binnen één jaar geschikt is voor deelname aan de arbeidsmarkt.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Evenwichtige verdeling en financiering

Op grond van artikel 8a, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet, moet de verdeling van de voorzieningen over personen in de verordening worden opgenomen, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden en de functionele beperkingen van die personen. Hierin ligt besloten dat ook rekening wordt gehouden met de omstandigheden en functionele beperkingen van personen met een handicap. Dit is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De doelstelling van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van het volledige genot door alle personen met een handicap, van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid en het bevorderen van de eerbiediging van hun inherente waardigheid. In dit artikel is aan het voorgaande uitvoering gegeven.

Grote afstand tot arbeidsmarkt

Het College van burgemeester en wethouders kan voorzieningen, bedoeld in artikel 8 en 9, aanbieden aan personen aan die behoren tot de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt.

Korte afstand tot arbeidsmarkt

Het College van burgemeester en wethouders kan de voorzieningen, bedoeld in artikel 4, 5, 6 en 7, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

Overige voorzieningen

Voor de overige voorzieningen, volgt al uit de doelgroepomschrijving aan wie het College van burgemeester en wethouders deze voorzieningen kan aanbieden. Het gaat om: scholing (artikel 10), beschut werk (artikel 11), ondersteuning bij leer-werktrajecten (artikel 12), Jobcoaching (artikel 13), no-riskpolis (artikel 16), loonkostensubsidie (artikelen 14), uitstroompremies (artikel 17) en loonwaarde (artikel 15).

Rekening houden met omstandigheden en beperkingen

Het College van burgemeester en wethouders moet bij de inzet van de voorzieningen, rekening houden met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. In artikel 2.3 is opgenomen waarmee het College van burgemeester en wethouders in ieder geval rekening moet houden.

Onder mantelzorg wordt hier verstaan de langdurige zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep, wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving; de zorgverlening daarbij, vloeit rechtstreeks voort uit de sociale relatie en overstijgt de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar. Zie voor de begripsbepaling ook de toelichting, zoals die staat omschreven de verordening maatschappelijke bijdrage.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 3 Algemene bepalingen over voorzieningen

De Participatiewet schrijft niet uitputtend voor welke voorzieningen het College van burgemeester en wethouders aan moet bieden. Het enige criterium is dat de voorziening gericht moet zijn op de arbeidsinschakeling en moet bijdragen aan het (op termijn) mogelijk maken van reguliere arbeid door een persoon. Al naar gelang de afstand van een persoon tot de arbeidsmarkt, kan een voorziening gericht zijn op bijvoorbeeld sociale activering en het voorkomen van een isolement (zoals het doen van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering), het leren van vaardigheden of kennis, of het opdoen van werkervaring (bijvoorbeeld via gesubsidieerd werk). Ook is het mogelijk dat in individuele gevallen een persoonsgebonden re-integratiebudget ter beschikking komt.

Beëindigingsgronden

Het tweede lid geeft aan dat het College van burgemeester en wethouders een voorziening kan stopzetten en in welke gevallen het dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen, dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Het College van burgemeester en wethouders kan een voorziening stopzetten in de gevallen zoals opgenomen in artikel 3, tweede lid, van deze verordening. Een voorziening wordt bijvoorbeeld gestopt, als een persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt. Voor de persoon zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a onder 2, van de Participatiewet, wordt op dit punt een uitzondering gemaakt. Het gaat om de persoon zoals bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA. Voor deze doelgroep geldt dat het College van burgemeester en wethouders ondersteuning bij de arbeidsinschakeling moet bieden tot het moment dat het inkomen in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie is verstrekt.

De Participatiewet voorziet niet in een terugvorderingsgrond van re-integratiekosten die onnodig zijn gemaakt. Noch van een bijstandsgerechtigde, noch van een niet bijstandsgerechtigde kunnen die kosten worden teruggevorderd. Terugvordering dient te gebeuren op grond van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 4 Sociale activering

Volgens de Participatiewet dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar participatie voorop.

Sociale activering

Onder 'sociale activering' wordt verstaan: Het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten, gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie (artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Participatiewet). Bij activiteiten in het kader van sociale activering kan worden gedacht aan het zelfstandig, zonder externe begeleiding, verrichten van vrijwilligerswerk of deelnemen aan activiteiten in de wijk of buurt.

Doelgroep sociale activering

Het College van burgemeester en wethouders kan aan een klant die behoort tot de doelgroep, activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering. Dat gebeurt voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

Voor de verplichting op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, om gebruik te maken van een voorziening gericht op sociale activering, is vereist dat de mogelijkheid bestaat dat een persoon op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan krijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening. Bestaat die mogelijkheid niet, dan kan een persoon niet worden verplicht gebruik te maken van een dergelijke voorziening. Sociale activering heeft tot doel personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt terug te leiden naar de arbeidsmarkt, of als dit nog niet mogelijk is, als tussendoel te bevorderen dat personen zelfstandig kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Hieruit volgt dat als het einddoel, arbeidsinschakeling, niet kan worden bereikt, er geen grond is die klant te verplichten om gebruik te maken van een voorziening gericht op sociale activering.

Het College van burgemeester en wethouders stemt duur activiteiten af op de persoon

Het tweede lid geeft het College van burgemeester en wethouders de mogelijkheid om de duur van activiteiten in het kader van sociale activering nader te bepalen. Het College van burgemeester en wethouders moet de duur afstemmen op de mogelijkheden en capaciteiten van een persoon. Gezien de mogelijk sterk verschillende behoeften op dit gebied, zal een al te rigide termijn moeilijk zijn.

Artikel 5 Vrijwilligerswerk

Vrijwilligerswerk vindt onverplicht plaats en op initiatief en intrinsieke motivatie van de klant. Het werk kan ten allen tijde plaatsvinden. Het verrichten van vrijwilligerswerk mag betaald werk niet in de weg staan. Het vrijwilligerswerk mag ook de kansen op betaald werk niet verkleinen. Als een klant in kan stromen in een re-integratieactiviteit of een betaalde baan, dan moet hij of zij stoppen met vrijwilligerswerk onder werktijd. In de vrije tijd mag een klant vrijwilligerswerk blijven doen. Klanten moeten het vrijwilligerswerk dat ze doen, doorgeven aan College van burgemeester en wethouders. College van burgemeester en wethouders beoordeelt of het werk voldoet aan de criteria van vrijwilligerswerk en of het de re-integratie naar betaald werk niet belemmert.

Vrijwilligerswerk is werk dat onbetaald en onverplicht wordt verricht voor anderen of voor de samenleving.

In het algemeen gelden de volgende voorwaarden voor vrijwilligerswerk:

  • -

    het werk is in het algemeen belang of in een bepaald maatschappelijk belang;

  • -

    het werk heeft geen winstoogmerk;

  • -

    het werk kost de arbeidsmarkt geen banen en komt niet in de plaats van een betaalde baan.

Artikel 6 Vrijwilligerswerk zonder arbeidsverplichting

Klanten kunnen door bijzondere individuele omstandigheden worden ontheven van de arbeidsverplichting. De klanten worden gestimuleerd deel te nemen aan de maatschappij door het verrichten van vrijwilligerswerk. Klanten die onder deze doelgroep vallen, ontvangen jaarlijks achteraf een éénmalige premie. De premie is bedoeld als stimulans om maatschappelijk actief te worden en te blijven.

Artikel 7 Werkervaringsplaats

De werkzaamheden worden ingezet als een verbeter- of ontwikkelingstraject voor de klant, waardoor de afstand tot de arbeidsmarkt wordt verkleind. Bij deelname aan een werkervaringsplaats moet er uitzicht zijn op doorstroom naar een reguliere (ook tijdelijke) baan voor de klant. Bij voorkeur bij de organisatie waar werkervaring wordt uitgevoerd of anders naar een andere werkgever.

De duur van een werkervaringsplaats is drie maanden. Er bestaat een mogelijkheid deze periode te verlengen (maatwerk).

Artikel 8 Proefplaatsing

Als een werkgever een werkzoekende met een bijstandsuitkering in dienst wil nemen, maar het is nog niet zeker of deze persoon de functie goed kan vervullen, dan kan een proefplaatsing worden afgesproken. De werknemer verricht gedurende maximaal twee maanden werkzaamheden met behoud van uitkering. De periode kan met een maand worden verlengd. Tijdens deze periode betaalt de werkgever geen loon. Voorwaarde voor proefplaatsing is dat de werkgever de werkzoekende bij goed functioneren minimaal een contract van zes maanden aanbiedt. Wordt de werknemer ziek tijdens de proefplaatsing, dan kan de proefplaatsing worden verlengd met de tijd dat hij of zij ziek is geweest. Als de werknemer op vakantie gaat tijdens proefplaatsing wordt de proefplaatsing niet verlengd. Dan blijft de duur van de proefplaatsing de toegekende periode.

Artikel 9 Detacheringsbaan

De Participatiewet biedt de mogelijkheid personen uit de doelgroep een dienstverband aan te bieden, om op detacheringsbasis werkervaring op te doen. In de verordening zijn de randvoorwaarden vastgelegd waarbinnen de banen vormgegeven worden.

Het eerste lid biedt de mogelijkheid tot het aangaan van het dienstverband. Het College van burgemeester en wethouders zorgt ervoor dat een persoon een dienstverband krijgt aangeboden door een derde, de werkgever. Die derde kan bijvoorbeeld een detacheringsbureau zijn. In het tweede lid wordt bepaald dat het gaat om detachering. Daarbij worden op twee vlakken afspraken gemaakt. Ten eerste tussen het inlenende bedrijf en de werkgever. Hierin worden zaken geregeld als de verhouding tot de werkgever, de hoogte van de inleenvergoeding en de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven. In de overeenkomst tussen werknemer en inlener worden afspraken gemaakt over werktijden, verlof en de inhoud van het werk. Voor het derde lid wordt verwezen naar de toelichting bij het artikel over werkstages.

Artikel 10 Scholing

Startkwalificatie

Onder startkwalificatie wordt verstaan een HAVO- of VWO-diploma of een diploma van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), niveau twee. Scholing kan worden aangeboden aan klanten met of zonder een dergelijke startkwalificatie. Vooral voor personen zonder startkwalificatie, kan scholing noodzakelijk zijn voor de re-integratie.

Jongeren

Personen jonger dan 27 jaar die nog mogelijkheden hebben binnen het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs, kunnen sinds 1 juli 2012 geen voorziening ontvangen die hen ondersteunt bij de arbeidsinschakeling (artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de Participatiewet). Dit is voor de volledigheid opgenomen in het derde lid.

Artikel 11 Participatievoorziening beschut werk

Het College van burgemeester en wethouders kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft, dat niet van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in dienst neemt (eerste lid).

Stap 1: voorselectie

Ten behoeve van de participatievoorziening beschut werk, voert Werkplein Fivelingo een voorselectie uit. Tijdens de voorselectie bepaalt het College van burgemeester en wethouders welke mensen in aanmerking kunnen komen voor beschut werk, en op welk moment. In de verordening moet vastgelegd worden hoe zij deze voorselectie uitvoeren. Daarom is in het tweede lid bepaald dat het College van burgemeester en wethouders uitsluitend personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt selecteert voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Voor dit criterium is gekozen, omdat personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt veelal niet uitsluitend in een beschutte omgeving mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Onder de personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, is het aannemelijk dat daartoe personen behoren die uitsluitend in een beschutte omgeving kunnen werken.

Het College van burgemeester en wethouders kan ambtshalve vaststellen of een persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden, mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft (artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is dus geen aanvraag van een persoon nodig. Het College van burgemeester en wethouders maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie. Het College van burgemeester en wethouders moet bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies inwinnen voor de beoordeling of de geselecteerde personen uitsluitend in een beschutte omgeving, onder aangepaste omstandigheden, mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

Stap 2: advies Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen adviseert het College van burgemeester en wethouders met betrekking tot het oordeel of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voert op basis van landelijke criteria een beoordeling uit (artikel 10b, tweede lid, van de Participatiewet).

Stap 3: besluit gemeente

Op basis van het advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beslist het College van burgemeester en wethouders of iemand bij de doelgroep 'beschut werk' hoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, kan het College van burgemeester en wethouders besluiten het advies niet te volgen.

Stap 4: dienstbetrekking 'beschut werk'

Nadat is vastgesteld dat iemand bij de doelgroep 'beschut werk' hoort, zorgt het College van burgemeester en wethouders ervoor dat deze persoon in een dienstbetrekking, onder beschutte omstandigheden, aan de slag gaat (artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet). Het kan dan gaan om een privaatrechtelijke of een publiekrechtelijke dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de Participatiewet). Hoe de dienstbetrekking wordt georganiseerd, hoort tot de beleidsvrijheid. Een dienstbetrekking kan bijvoorbeeld worden georganiseerd via een gemeentelijke dienst, NV, BV of stichting. Ook kunnen personen (via detachering) in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers aan het werk.

Artikel 12 Ondersteuning bij leer-werktraject

Personen uit de doelgroep kunnen in aanmerking komen voor de voorziening ondersteuning bij leer-werktrajecten. Het College van burgemeester en wethouders moet dan wel van oordeel zijn dat een leer-werktraject nodig is en de ondersteuning nodig moet zijn voor het volgen van dat leer-werktraject.

De voorziening ondersteuning bij werk-leertrajecten is inzetbaar voor jongeren van zestien of zeventien jaar, die dreigen uit te vallen uit school, maar via een leer/werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. Om te voorkomen dat jongeren onnodig uit vallen, wordt de mogelijkheid geboden extra ondersteuning te bieden. Deze voorziening kan ook worden ingezet om schooluitval te voorkomen bij jongeren van 18 tot 27 jaar, die door een leer-werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen.

Bijstandsgerechtigden jonger dan 27 jaar die uit 's Rijks kas betaalde onderwijs kunnen volgen, zijn uitgesloten van ondersteuning.

Artikel 13 Jobcoaching

Het gaat hier om een voorziening zoals een job-/werkcoach, die op vaste tijden en gedurende een langere periode, de werknemer met beperkingen bij het verrichten van zijn taken ondersteunt. Het moet dan ook gaan om een systematische ondersteuning. Daarnaast moet de ondersteuning noodzakelijk zijn; in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Jobcoaching heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding van een dergelijke voorziening, bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.

Artikel 14 Loonkostensubsidie

Het College van burgemeester en wethouders kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die een arbeidsovereenkomst sluiten met een werknemer, die niet in staat is met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen

Het doel van de loonkostensubsidie, is het bieden van compensatie voor het feit dat voor een persoon tenminste het wettelijk minimumloon moet worden betaald, terwijl de werkgever een persoon (nog) niet ten volle kan inzetten. Zo kan het College van burgemeester en wethouders een loonkostensubsidie aan de werkgever verstrekken, om tijdelijk het verschil in arbeidsproductiviteit te compenseren en zo de re-integratie van de klant te bewerkstelligen.

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon bij de doelgroep loonkostensubsidie hoort. Het gaat hier om personen met een arbeidsbeperking.

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan het College van burgemeester en wethouders is om vast te stellen of een persoon bij de doelgroep loonkostensubsidie hoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen bij de doelgroep loonkostensubsidie horen.

Bij de vaststelling of iemand behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, kan het College van burgemeester en wethouders zich laten adviseren door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het College van burgemeester en wethouders draagt personen voor die zouden kunnen behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie, Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen adviseert. Op basis van het advies beslist het College van burgemeester en wethouders of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies, kan besloten worden het advies niet te volgen.

Lid 2 geeft de mogelijkheid om loonkostensubsidie te verstrekken aan werknemers die tijdelijk niet in staat zijn om met voltijdse arbeid het wettelijk minimum loon te verdienen. Uit de loonwaardebepaling moet blijken of iemand het wettelijk minimum loon wel of niet kan verdienen.

Artikel 15 Vaststelling loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat, als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het College van burgemeester en wethouders de loonwaarde van die persoon vaststelt. De vastgestelde loonwaarde legt het College van burgemeester en wethouders vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

Artikel 16 No-riskpolis

Gemeenten sluiten een gezamenlijke polis af voor werkgevers

De no-riskpolis kan worden ingezet als ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet). De no-riskpolis is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensen met arbeidsbeperkingen in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek wordt. Een werkgever komt niet in aanmerking voor een no-risk polis als artikel 29b van de Ziektewet van toepassing is (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b Participatiewet).

De no-riskpolis is een verzekering, waarbij de werkgever bij ziekte van de werknemer die een structurele functionele of andere beperking heeft of ten behoeve van wie die werkgever een loonkostensubsidie verstrekt komt in aanmerking komt voor de no-riskpolis.

Voorwaarden

In het eerste lid is opgenomen wanneer een werkgever in aanmerking komt voor een no-riskpolis.

Voor inzet van de no-riskpolis is vereist dat de werknemer behoort tot de doelgroep en een structurele functionele of andere beperking heeft of ten behoeve van hem of haar, de werkgever een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet ontvangt. Ook ligt voor de hand dat de werknemer zijn woonplaats moet hebben binnen de gemeente.

Hoogte vergoeding

De no-riskpolis vergoedt:

  • -

    het loon van de werknemer tot 100% van het minimumloon alsmede een vakantietoeslag van 8% en

  • -

    15% boven de dekking voor extra werkgeverslasten.

Duur no-riskpolis

Het College van burgemeester en wethouders vergoedt de no-riskpolis tot in eerste instantie 12 maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever. Daarna kan de inzet van polis worden verlengd, zo lang het dienstverband voortduurt.

Na twee jaar is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verantwoordelijk

De no-riskpolis kan maximaal voor de duur van twee jaar worden ingezet. Nadat betrokkene twee jaar zelfstandig het minimumloon heeft verdiend, dus zonder loonkostensubsidie, gaat de verantwoordelijkheid voor de no-riskpolis over naar Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en kan artikel 29b van de Ziektewet van toepassing zijn.

Artikel 17 Uitstroompremie

Het verstrekken van een uitstroompremie, is alleen mogelijk als een persoon die algemene bijstand ontving, uitstroomt. De premie kan worden aangevraagd vanaf de zevende maand na indiensttreding. Onder langdurig werkloze wordt verstaan, een persoon die gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden of langer aangewezen is (geweest) op een uitkering. In de Participatiewet is geregeld dat jaarlijks een éénmalige premie kan worden verstrekt (artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Participatiewet. Voor personen jonger dan 27 jaar is deze premie vrijgelaten (artikel 31 zevende lid, van de Participatiewet.

Artikel 18 Subsidie-of budgetplafond

De wet stelt dat ontbreken van financiële middelen alleen, geen geldige reden mag zijn om een aanvraag af te wijzen. Nagegaan moet worden welke andere goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond kan worden ingesteld. Wat wel kan, is dat per voorziening een plafond kan worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat naar een andere voorziening kan worden uitgeweken. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekend te worden gemaakt voor de periode waarvoor dit plafond geldt.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Nadere regels hardheidsclausule

Hoeft geen nadere toelichting

Artikel 20 Overgangsrecht

Voortzetten toegekende voorzieningen

Toegekende voorzieningen op grond van de re-integratieverordening ISD Noordoost in beginsel behouden tot 12 maanden na inwerkingtreding van deze verordening. Na afloop van die periode kan het College van burgemeester en wethouders besluiten of een voorziening wordt voortgezet. Hierbij kan het College van burgemeester en wethouders rekening houden met al gesloten overeenkomsten. Voortzetting van een voorziening ligt bijvoorbeeld voor de hand als het College van burgemeester en wethouders is gehouden de kosten van een dergelijke voorziening te voldoen, ongeacht of een persoon nog gebruik maakt van de voorziening. Lopende re-integratievoorzieningen kunnen in beginsel na inwerkingtreding van deze verordening worden afgerond conform de overeenkomst.

Voortzetting is niet mogelijk

Voortzetting van een toegekende voorziening na 12 maanden is niet mogelijk als de voorziening binnen die periode is beëindigd wegens het niet meer voldoen aan de voorwaarden voor die voorziening op grond van de re-integratieverordening Wet werk en bijstand of als de voorziening is toegekend voor een kortere duur dan 12 maanden na inwerkingtreding van de verordening. Een voorziening dient immers niet langer te worden voortgezet dan de duur van de oorspronkelijke toekenning. Ten aanzien van die voorziening, blijft de re-integratieverordening Wet werk en bijstand van toepassing.

Artikel 21, 22 en 23 Onvoorziene gevallen, Inwerkingtreding en Citeertitel

Hoeven geen nadere toelichting.