Regeling vervallen per 01-01-2016

Bezoldigingsregeling voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Appingedam

Geldend van 03-09-1996 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-1995

Intitulé

Bezoldigingsregeling voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Appingedam

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Appingedam;

overwegende:

dat artikel 3:1, lid 1 van de CAR de vaststelling eist van een bezoldigingsregeling;

dat bij raadsbesluit van 20 juni 1996, nummer 14 aan ons college de vaststeling en wijziging van de CAR en UWO is gedelegeerd en daarmee ook de nadere uitvoering;

gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg d.d. 3 juli 1996;

gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet en artikel 3:1 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

BEZOLDIGINGSREGELING VOOR DE AMBTENAREN IN DIENST VAN DE GEMEENTE APPINGEDAM 

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening zijn de begripsomschrijvingen zoals opgenomen in de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) artikel 1:1 en artikel 3:1, lid 2 van toepassing voor zover hieronder niet anders is vermeld.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:a. ambtenaar:1. de ambtenaar in de zin van artikel 1:1, CAR;2. de werknemer in de zin van artikel 1:2, sub a van de CAR;b. salarisschaal:de schalen zoals opgenomen in de bijlagen van de CAR conform artikel 3:1, lid 3;c. functieschaal:de naar aanleiding van het functiewaarderingsonderzoek aan de functie verbonden salarisschaal;d. aanloopschaal;de salarisschaal die direct aan de functieschaal vooraf gaat;e. periodiek:een aanduiding, bestaande uit een getal, of uit een combinatie van een getal en letter dat in een salarisschaal voor een salaris is vermeld;f. maximumsalaris:het hoogste bedrag van een salarisschaal, waarvan de periodiek uitslutend uit een getal bestaat;g. functie:het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten;h. functiewaarderingsonderzoek:het op systematische wijze in rangorde plaatsen van functies, met als criterium de relatieve zwaarte van het werk;i. functieboek:het totaal van de in de organisatie beschreven en door burgemeester en wethouders vastgestelde functies;j. conversie:de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen. 

Artikel 2. Recht op bezoldiging

  • 1. Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat.Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden. 

  • 2. Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, of krachtens het bepaalde in artikel 8:15:2, lid 1 van de UWO. Indien in het ontslagbesluit geen datum van ingang is vermeld eindigt het genot van de bezoldiging met ingang van de dag, waarop de functie feitelijk is neergelegd.

Artikel 3 Gebroken tijdvak

Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, of krachtens het bepaalde in artikel 8:15:2, lid 1 van de UWO. Indien in het ontslagbesluit geen datum van ingang is vermeld eindigt het genot van de bezoldiging met ingang van de dag, waarop de functie feitelijk is neergelegd.

Hoofdstuk II BEPALINGEN BETREFFENDE HET SALARIS

Artikel 4 Salarisvaststelling/-aanpassing

  • 1. De salarissen van de ambtenaren, wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen of, indien voor zijn betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag, opgenomen in de bij de CAR of bij deze verordening behorende bijlagen.

  • 2. Voorzover daarin niet wordt voorzien door sectorale afspraken, zijn burgemeester en wethouders bevoegd voor het personeel in dienst van de gemeente Appingedam salarismaatregelen tot stand te brengen die passen binnen het kader van deze verordening.

Artikel 5 Functiewaardering, inschaling en garantie

  • 1. Burgemeester en wethouders bepalen voor de functies opgenomen in het functieboek, met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode alsmede omtrent de inschaling in de aanloop- of functieschaal voor de ambtenaar.

  • 3. Anders dan bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 6 Inschaling bij aanstelling

  • 1. Bij aanstelling kennen burgemeester en wethouders de ambtenaar het salaris toe dat:

    a.wanneer hij 21 jaar of ouder is, in de voor hem geldende salarisschaal is vermeld achter de periodiek 0;b. wanneer hij jonger dan 21 jaar is, in de voor hem geldende salarisschaal is vermeld achter het salarisnummer, bestaande uit de letter J en het getal, dat overeenkomt met zijn leeftijd. 

  • 2. Van het bepaalde in het vorige lid kan worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, indien daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

Artikel 7 Periodieken

  • 1. Het salaris van de ambtenaar wordt bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en ijver periodiek verhoogd op de wijze zoals is aangegeven in de voor hem geldende salarisschaal. Indien periodieken zijn uitgedrukt in een getal en de nummerieke volgorde wordt onderbroken zijn de ontbrekende getallen wachtjaren waarin geen salarisverhoging wordt toegekend.

  • 2. Een verhoging als bedoeld in het vorige lid gaat in op de eerste dag van het jaar waarin de aanspraak ontstaat. Het vorenstaande is mee van toepassing op de in de loop van het kalenderjaar aangestelde ambtenaren.

  • 3. Voor het toekennen van salarisanciënniteit komt niet in aanmerking de tijd:a. doorgebracht buiten het genot van bezoldiging, voorzover die tijd een tijdvak van een jaar te boven gaat met uitzondering van het gestelde in lid 5;b. gedurende welke de ambtenaar in de uitoefening van zijn functie is geschorst; 1. bij wijze van disciplinaire straf;2. op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf tegen hem zal worden ingesteld, of hem door het daartoe bevoegde orgaan van de gemeente het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijke ontslag te kennen is gegeven, of hem van de oplegging van die straf mededeling is gedaan, dan wel, dat hij zich in verzekerde bewaring of in hechtenis bevindt;3. omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde tenzij het tot schorsen bevoegde orgaan het tegendeel bepaald. 

  • 4. Indien vaststaat, dat een schorsing, als bedoeld in het derde lid, onder b, sub 2 niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd, komt de tijd van deze schorsing alsnog in aanmerking voor het toekennen van salarisanciënniteit.

  • 5. De tijd gedurende welke de ambtenaar ingevolge wettelijke verplichting, als bedoeld in hoofdstuk 3 van de UWO, artikel 3:5:1 en volgend, wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn, heeft geen invloed op de periodieke verhoging als bedoeld in de leden 1 en 2.

Artikel 8 Extra periodieken

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ambtenaar, die de hoogste periodiek van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, extra periodiek(en) tot uiterlijk de maximum periodiek toekennen op grond van:a. buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver;b. andere door burgemeester en wethouders van voldoende belang geachte, werkzaamheden. 

  • 2. Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.

Artikel 9 Stopzetting periodieken

  • 1. Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de ambtenaar kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat ten aanzien van hem salarisverhogingen, als bedoeld in artikel 7, achterwege worden gelaten.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadien bepalen dat de salarisverho gingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.

  • 3. Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10 Bevorderingen

  • 1. Wanneer voor de ambtenaar een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 8.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 en in artikel 7 wordt, indien de nieuwe salarisstructuur per 1 april 1996 van toepassing is, de volgende bepaling in acht genomen.Bij de overgang naar een hogere schaal wordt de ambtenaar ingeschaald op de naasthogere periodiek in de nieuwe schaal. Echter, in het geval dat het salarisverschil tussen de naasthogere periodiek en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen indien hij niet zou zijn overgegaan naar de nieuwe schaal, maar in zijn oude schaal een periodiek zou hebben gekregen, en het bedrag van zijn oude salaris, wordt de ambtenaar in de nieuwe schaal ingeschaald op de periodiek die direct volgt op de naasthoger periodiek. 

Artikel 11 Deeltijdarbeid

Het salaris van de ambtenaar met een niet volledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige werktijd.

Hoofdstuk III BEPALINGEN BETREFFENDE TOELAGEN

Artikel 12 Waarnemingstoelage

De ambtenaar die de betrekking van gemeentesecretaris waarneemt heeft recht op een waarnemingstoelage zoals vermeld in artikel 3:1:2 UWO.

Artikel 13 Minimumloon

  • 1. Indien het salaris minder is dan het maandbedrag van het minimumloon, dat krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de ambtenaar, wordt aan hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil.

  • 2. Voor de ambtenaar met een niet volledige werktijd, wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige werktijd.

Artikel 14 Onregelmatigheidstoeslag

  • 1. De ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11, en voor wie werktijden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 3:3 van de CAR, wordt door burgemeester en wethouders een toelage toegekend.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 22.00 uur;40% voor de uren op zaterdag tussen 06.00 uur en 22.00 uur;40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 uur en 24.00 uur;65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:1:1 derde lid UWO;met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris behorende bij het maximum van salarisschaal 6 van bijlage IIa van de CAR. 

  • 3. In afwijking van de leden 1 en 2 wordt voor de ambtenaar werkzaam in rooster de toelage per maand berekend op de daadwerkelijk onregelmatig gewerkte uren zoals bedoeld in lid 2.

  • 4. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een regeling treffen, welke het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 15 Afbouwregeling onregelmatigheid

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 14, lid 1 en lid 2 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:a. die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging; enb. de ambtenaar de toelage, als bedoeld in artikel 14 direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten. 

  • 2. Voor de ambtenaar als bedoeld in artikel 14, lid 3 gelden dezelfde bepalingen genoemd in lid 1 maar wordt uitgegaan van de gemiddelde toelage over het voorafgaande kalenderjaar.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en tweede lid wordt aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder, wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 14, een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend indien:de ambtenaar de toelage als bedoeld in artikel 14 direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten. 

  • 4. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij, onmiddellijk voor de aanvang van die toelage, gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in artikel 14 heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 5. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking langer dan twee maanden.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vast stellen.

Artikel 16 Toelage inconveniënten

  • 1. Aan de ambtenaar, die een functie bekleedt, welke naar het oordeel van burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk bestaat uit het verrichten van extra onaangenaam, extra vuil, extra zwaar of extra gevaarlijk werk, en waarin door het nemen van passende maatregelen geen verbetering kan worden gebracht, kennen burgemeester en wethou ders een toelage toe.

  • 2. De wijze waarop het recht op een toelage wordt vastgesteld en de hoogte van de toelage wordt nader door burgemeester en wethouders bepaald.

  • 3. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage wordt bij algemene salariswijzigingen voor de sector gemeenten gewijzigd op een na der door burgemeester en wethouders te bepalen wijze.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt slechts toegekend voor zoveel met bedoelde omstandigheid niet reeds rekening is gehouden bij de indeling van de door de ambtenaar beklede functie in de salarisschaal.

Hoofdstuk IV BEPALINGEN BETREFFENDE DE UITLOOPREGELING

Artikel 17

  • 1. De ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, lid 1, sub a van de CAR heeft recht op een toelage als bedoeld in artikel 3:7:8 van de UWO indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:1. Voor ambtenaren in schaal 1 tot en met 4:?In het jaar waarin de leeftijd van 40 jaar wordt bereikt een toelage ter grootte van het verschil van periodiek 10 van de naasthogere schaal en periodiek 11 van de eigen schaal.In het jaar waarin de leeftijd van 45 jaar wordt bereikt bevordering naar de naasthogere schaal en inschaling op het maximum salaris.Voor ambtenaren in schaal 5:?In het jaar waarin de leeftijd van 45 jaar wordt bereikt een toelage ter grootte van het verschil van periodiek 10 van de naasthogere schaal en periodiek 11 van de eigen schaal.In het jaar waarin de leeftijd van 50 jaar wordt bereikt bevordering naar de naasthogere schaal en inschaling op het maximum salaris.Voor ambtenaren in schaal 6:?In het jaar waarin de leeftijd van 45 jaar wordt bereikt een toelage van 2,5 procent van het maximum van schaal 6.In het jaar waarin de leeftijd van 50 jaar wordt bereikt een toelage van 5 procent van het maximum van schaal 6.Voor ambtenaren in schaal 7:?In het jaar waarin de leeftijd van 45 jaar wordt bereikt een toelage van 2,25 procent van het maximum van schaal 7.In het jaar waarin de leeftijd van 50 jaar wordt bereikt een toelage van 4 procent van het maximum van schaal 7.Voor ambtenaren in schaal 8 en 9:?In het jaar waarin de leeftijd van 45 jaar wordt bereikt een toelage van 2 procent van het maximum van de eigen schaal.Voor ambtenaren in schaal > 10:?In het jaar waarin de leeftijd van 45 jaar wordt bereikt een toelage van 1,5 procent van het maximum van de eigen schaal.(tabel VI, nieuwe structuur) 

  • 2. Voor het gestelde in lid 1 zijn de volgende bepalingen van toepassing:a. In afwijking van de leeftijdsbepaling gaat de toelage pas in nadat de ambtenaar 5 jaar op het maximum van de schaal heeft gestaan. De jaren dat voor 1 januari 1997 het maximum is bereikt worden voor deze bepaling meegeteld.b. In de gevallen waarin een tweede verhoging van toepassing is gaat deze altijd in bij het bereiken van de gestelde leeftijd tenzij het maximum van de functieschaal nog niet is bereikt. In het laatste geval wordt de toelage toegekend in het jaar volgend op het bereiken van de maximum periodiek van de eigen schaal.c. Het recht op de toelage gaat in op 1 januari van het betreffende jaar.d. De toelage wordt niet toegekend indien de ambtenaar is ingeschaald in de aanloopschaal. Garantiesalaris of toelage wordt verrekend.e. In het jaar waarin de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt en hij is ingeschaald in zijn functieschaal wordt altijd de maximum toelage behorend bij zijn schaal toegekend.  

Hoofdstuk V OVERIGE VERGOEDINGEN

Artikel 18 Rijwielvergoeding

  • 1. Aan een ambtenaar, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders regelmatig van zijn eigen rijwiel gebruik dient te maken bij het verrichten van werkzaamheden in gemeentedienst, wordt een tijdelijke vergoeding toegekend.

  • 2. De vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt onderscheiden in drie categorieën:a. voor gering gebruik;b. voor normaal gebruik;c. voor intensief gebruik. 

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek over de toekenning en het bedrag van de vergoeding.

  • 4. De ambtenaar, aan wie een vergoeding als in het eerste lid bedoeld is toegekend, moet over een in goede staat verkerende rijwiel beschikken. Ingeval van niet nakoming van deze verplichting kan de toelage worden ingetrokken. 

Artikel 19 Kledingvergoeding

Aan de door burgemeester en wethouders aan te wijzen groepen van ambtenaren, die vuil werk verrichten of waarvan aan de kleding anderszins bijzondere eisen worden gesteld, wordt van gemeentewege dienst en werkkleding verstrekt.Burgemeester en wethouders bepalen nader de omvang en wijze van deze verstrekking. 

Artikel 20 Gereedschapsvergoeding

Aan door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, die gebruik maken van eigen gereedschap, wordt een vergoeding voor dit gebruik toegekend

Artikel 21 Consignatievergoeding

  • 1. De ambtenaar, daartoe aangewezen door het college van burgemeester en wethouders*, heeft bij het verrichten van consignatiedienst recht op een vergoeding. * Zie de "Consignatieregeling gemeente Appingedam".

  • 2. De vergoeding bedraagt:voor de ambtenaar belast met consignatie in verband met het toezicht op de gladheidsbestrijding van wegen ƒ 22,66 bruto per dag;voor de ambtenaar belast met consignatie in verband met bereikbaarheid wegens calamiteiten, alarmering e.d. bruto per dag ƒ 22,66;voor de ambtenaar belast met de uitvoering van de gladheidsbestrijding bruto per dag ƒ 14,79 (bedragen peil 1 juni 1997). 

  • 3. De consignatievergoeding kan per dag niet meer bedragen dan bruto ƒ 22,66 (peil 1-6-1997) 

  • 4. Bij de vergoeding wordt geen onderscheid gemaakt tussen werkdagen, zaterdagen, zondagen of feestdagen.

  • 5. De in het tweede lid van dit artikel bedoelde bedragen worden bij een algemene salariswijziging voor de sector gemeentepersoneel gewijzigd met het wijzigingspercentage. Indien geen algemeen wijzigingspercentage is gegeven vindt aanpassing plaats op basis van het berekende wijzigingspercentage van het maximum van schaal 6.

  • 6. Indien als gevolg van de consignatie daadwerkelijk arbeid wordt verricht buiten de vastgestelde werktijden geldt voor deze uren de overwerkregeling.

Artikel 22 Toepassing van de verordening

Voor gevallen, waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Artikel 23 Overgangsbepalingen

  • 1. Voor de toepassing van artikel 17 (Uitloopregeling) wordt, zolang de salarisstructuur van voor 1 april 1997 van toepassing is, de toelage berekend als ware de nieuwe structuur van toepassing.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 wordt, indien de oude salarisstructuur per 1 april 1996 van toepassing is, het salaris in de nieu we salarisschaal verhoogd tot een bedrag in die schaal, zodra en voor zoveel zulks nodig is om te bereiken dat het nieuwe salaris blijft uitgaan boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten.

  • 3. Ter uitvoering van artikel 3:1, lid 4 van de CAR wordt bepaald dat ten aanzien van de ambtenaar van wie op 31 maart 1996 het salaris is vastgesteld op grond van bijlage II van de CAR de afgesproken overgangsmaatregelen zoals vastgelegd in paragraaf 3.3 tot en met paragraaf 3.5 van de circulaire van het LOGA d.d. 20 december 1995, nr. ARZ/509414 van toepassing zijn.

Artikel 24 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van de vaststelling en heeft terugwerkende kracht tot 1 mei 1995.

  • 2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het hoofdstuk IV. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 1997.

  • 3. Met ingang van de in lid 1 genoemde datum vervalt de Bezoldigingsverordening 1981.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Bezoldigingsregeling 1995".

     

Ondertekening

Appingedam, 2 september 1996.Het college van burgemeester enwethouders van de gemeenteAppingedam,
 
, burgemeester.(J. Jonkers)
 
, secretaris.(J.H.C. Stel)