Beleidsregels individuele gehandicaptenparkerplaats

Geldend van 13-09-2001 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels individuele gehandicaptenparkerplaats

Artikel 1 Aanvraag

1. Een verzoek tot het indienen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt schriftelijk ingediend bij de afdeling verkeer van de dienst Stadsontwikkeling waarbij gebruik gemaakt wordt van het aanvraagformulier “individuele gehandicaptenparkeerplaats”.

2. Bij de aanvraag dient tevens een kopie van de gehandicaptenparkeerkaart (GPK) meegezonden te worden.

3. Bij de beoordeling van de aanvraag spelen de volgende factoren een rol: a. de mate van mobiliteit;

b. de mogelijkheid om gebruik te maken van een rolstoel;

c. de afstand van de voordeur tot de dichtstbijzijnde parkeergelegenheid;

d. de parkeerdruk in de directe omgeving;

e. de mogelijkheid om op eigen terrein te parkeren;

f. het kunnen beschikken over een GPK voor bestuurders of een GPK voor passagiers.

4. Voor de plaatsing van het verkeersbord wordt ƒ 150,00 (€ 68,07) in rekening gebracht van de aanvrager

Artikel 2 Aanleg van een individuele parkeerplaats

1. Tot het aanleggen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats kan worden overgegaan wanneer de aanvrager, met de gebruikelijke hulpmiddelen, in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 50 meter te voet te overbruggen.

2. In afwijking van de onder 1 genoemde afstand kan, indien de aanvrager zelfstandig een grotere afstand dan 50 meter te voet kan overbruggen, een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden aangelegd indien:

a. de afstand van de voordeur van de woning tot de dichtstbijzijnde parkeergelegenheid meer dan 50 meter bedraagt, of:

b. in verband met de in de omgeving aanwezige parkeerdruk geregeld moet worden geparkeerd op grotere afstand van de woning.

Artikel 3 Weigering tot aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats

1. Een aanvraag tot aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats kan worden geweigerd indien:

a. niet beschikt over een GPK;

b. de aanvrager beschikt over een eigen parkeervoorziening of een zodanige voorziening redelijkerwijs kan realiseren en hier gebruik van kan maken;

c. de aanvrager gebruik kan maken van een rolstoel en er binnen 100 meter voldoende ruime parkeerplaatsen aanwezig zijn;

d. de aanvrager niet in staat of niet bevoegd is om zelfstandig een auto te besturen en er voor de bestuurder van het motorvoertuig waarmee de aanvrager zich laat vervoeren de mogelijkheid bestaat het voertuig bij de woning tot stilstand te brengen en de aanvrager in de gelegenheid te stellen zich van en naar de woning te begeven.

e. binnen 50 meter, gemeten vanaf de voordeur van de woning van de aanvrager, voldoende openbare parkeergelegenheid aanwezig is, tenzij uit het advies van de dienst BRAVO blijkt dat de aanvrager geen grotere afstand kan afleggen dan de afstand van de dichtst bij de woning gelegen openbare parkeergelegenheid, gemeten van de woning van de aanvrager;

f. de aanvrager zijn financiële bijdrage in de kosten voor de plaatsing van het verkeersbord niet heeft voldaan.

Artikel 4 Verwijderen individuele gehandicaptenparkeerplaats

Een individuele gehandicaptenparkeerplaats kan worden verwijderd indien: a. de aanvrager is verhuisd;

b. de aanvrager is overleden;

c. de aanvrager niet meer in het bezit is van een voertuig.

Artikel 5 Citeertitel en inwerkingtreding

1. Dit besluit kan worden aangehaald als “Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaats”.

2. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het besluit wordt bekend gemaakt.

Nota-toelichting

TOELICHTING OP DE BELEIDSREGELS INDIVIDUELE GEHANDICAPTENPARKEERPLAATS

Inleiding

Er bestaan twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen:

- individuele gehandicaptenparkeerplaatsen, en;

- algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.

De aanwijzing van beide gehandicaptenparkeerplaatsen gebeurt door het nemen van een verkeersbesluit zoals bedoeld in artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW).

De onderhavige beleidsregel gaat in op de individuele gehandicaptenparkeerplaatsen. Van rijkswege zijn geen nadere regels gesteld met betrekking tot het aanwijzen van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen. Het staat ons dus vrij om zelf beleid te formuleren hoe omgegaan moet worden met verzoeken tot aanwijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

Aanvraagprocedure

Een verzoek voor een aanvraag wordt ingediend bij de dienst Stadsontwikkeling, afdeling Verkeer. Hiervoor dient het aanvraagformulier “Individuele gehandicaptenparkeerplaats” gebruikt te worden. Dit formulier is te verkrijgen bij het Zorgloket van de dienst Brandweer en volksgezondheid.

Door de aanvrager dient tevens een kopie van de GPK meegezonden te worden. Een gehandicapte die als bestuurder of als passagier gebruik maakt van een motorvoertuig op meer dan twee wielen of van een brommobiel, kan in aanmerking komen voor een GPK. De houder van een passagierskaart heeft per definitie een chauffeur die het voertuig kan voorrijden voor het in- en uitstappen van zijn gehandicapte passagier. In een dergelijke situatie bestaat er in beginsel geen aanleiding om voor personen die zelfstandig in staat of bevoegd zijn een auto te besturen, een individuele gehandicaptenparkeerplaats in te richten. Uitzondering hierop vormen diegenen die in verband met mogelijk dwaalgedrag niet alleen gelaten kunnen worden.

Bij de beoordeling van de aanvraag spelen de volgende factoren een rol:

De mate van mobiliteit;

De mate van mobiliteit bepaalt in eerste instantie de noodzaak voor het aanleggen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Het ligt voor de hand hier een striktere norm te hanteren dan de 100 meter die van toepassing is bij de verlening van gehandicaptenparkeerkaarten. Het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats is immers een ingrijpende voorziening die een beperking oplevert voor algemene parkeermogelijkheden in de omgeving. Als uitgangspunt wordt daarom een afstand van 50 meter genomen. Indien de aanvrager deze afstand zelfstandig, met behulp van de gebruikelijke hulpmiddelen, te voet kan overbruggen bestaat in beginsel geen aanleiding een Paginanr. 4 gehandicaptenparkeerplaats in te richten. De dienst BRAVO van de gemeente Arnhem beoordeelt de mate van mobiliteit.

De mogelijkheid om gebruik te maken van een rolstoel;

Indien de aanvrager gebruik kan maken van een rolstoel bestaat er in beginsel geen noodzaak om een individuele gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen. De aanvrager kan in dit geval immers in zijn algemeenheid veelal een grotere afstand dan 50 meter afleggen. De aanvrager moet wel gebruik kunnen maken van voldoende ruime parkeerplaatsen. Dit zal ter plaatse moeten worden beoordeeld.

De afstand van de voordeur tot de dichtstbijzijnde parkeergelegenheid;

Bij de afstand die als norm genomen wordt voor een maximaal overbrugbare afstand, dient de afstand van de voordeur tot de dichtstbijzijnde parkeergelegenheid betrokken te worden. Het is immers niet uitgesloten dat deze afstand zelf al meer dan 50 meter bedraagt. Onder deze omstandigheid kan de mate van mobiliteit, waarbij aanvrager meer dan 50 meter kan overbruggen ook aanleiding zijn een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen.

De parkeerdruk in de directe omgeving;

De afstandsnorm van 50 meter dient ook gerelateerd te worden aan de parkeerdruk in de directe omgeving. Indien de aanvrager 100 meter kan lopen maar door de parkeerdruk binnen deze afstand zelden een parkeergelegenheid zal kunnen vinden, kan aanleiding bestaan een individuele gehandicaptenparkeerplaats in te richten. Of dit het geval is zal aan de hand van de omstandigheden per situatie moeten worden beoordeeld.

De mogelijkheid om op eigen terrein te parkeren;

Wanneer aanvrager op het terrein van de eigen woning over een eigen parkeervoorziening beschikt of kan beschikken bestaat er geen aanleiding een afzonderlijke individuele gehandicaptenparkeerplaats op de openbare weg aan te leggen. De mogelijkheid om een eigen parkeerplaats te realiseren is overigens mede afhankelijk van de vraag of ter plaatse een uitwegvergunning kan worden verleend. Hierbij speelt met name het aspect verkeersveiligheid een belangrijke rol.

Kosten

Op grond van artikel 29 van de BABW kunnen de kosten die voortvloeien uit de plaatsing van het verkeersbord E6 van bijlage I, behorende bij het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens (gehandicaptenparkeerplaats), worden verhaald op de aanvrager. Dit bedrag is vastgesteld op ƒ 150,00 (€ 68,07