Regeling vervallen per 01-03-2022

Gedragscode integriteit raads- en commissieleden 2003

Geldend van 04-12-2003 t/m 28-02-2022

Intitulé

Gedragscode integriteit raads- en commissieleden 2003

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze gedragscode wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van Arnhem;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Arnhem;

  • c.

    bestuurder(s): de leden van de raad alsmede de leden en plaatsvervangende leden van de raadscommissies;

  • d.

    raadscommissie VOAB: de raadscommissie voor Veiligheid, Openbare orde en Algemene en bestuurlijke zaken van de gemeente Arnhem;

  • e.

    Agendacommissie: de Agendacommissie van de gemeenteraad van Arnhem.

Artikel 2

In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in de raadscommissie VOAB.

Artikel 3

De code is openbaar en door derden te raadplegen.

Artikel 4

De bestuurders ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van deze gedragscode.

Hoofdstuk 2 Belangenverstrengeling

Artikel 5

  • 1. Een bestuurder doet aan de Agendacommissie opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt.

  • 2. De Agendacommissie brengt de opgave ter kennis van de raadscommissie VOAB. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

Artikel 6

  • 1. Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2. Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambt uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente, tenzij de raad hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend.

Artikel 7

Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

Artikel 8

Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

Artikel 9

  • 1. Een bestuurder doet opgave aan de Agendacommissie van al zijn nevenfuncties, waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is.

  • 2. De Agendacommissie brengt de opgave ter kennis van de raadscommissie VOAB.

  • 3. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

Artikel 10

De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (qualitate qua nevenfunctie), behoren te worden vergoed door de instantie waarvoor de nevenfunctie wordt uitgeoefend en worden daarom niet door de gemeente vergoed.

Hoofdstuk 3 Informatie

Artikel 11

Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

Artikel 12

Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 13

Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Hoofdstuk 4 Geschenken, giften en gunsten

Artikel 14

  • 1. Geschenken, giften of gunsten die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt en die een (gezamenlijke) waarde vertegenwoordigen van meer dan circa vijftig Euro worden gemeld aan de Agendacommissie en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een passende gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan het bedrag als bedoeld in het eerste lid jaarlijks indexeren. Het college meldt het besluit aan de raad.

Artikel 15

Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld aan de Agendacommissie, dat een besluit neemt over de bestemming van het geschenk.

Hoofdstuk 5 Bestuurlijke uitgaven

Artikel 16

Uitgaven worden van gemeentewege uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

Artikel 17

Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven gelden de volgende criteria:

  • a.

    met de uitgave is het belang van de gemeente gediend; èn

  • b.

    de uitgave vloeit voort uit de functie.

Artikel 18

De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 19

Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

Artikel 20

Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

Artikel 21

Gemaakte kosten worden binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voor zover mogelijk binnen een maand afgerekend.

Artikel 22

De griffier is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties en kan daartoe een ambtenaar aanwijzen.

Artikel 23

In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze ter besluitvorming voorgelegd aan de Agendacommissie.

Hoofdstuk 6 Reizen buitenland

Artikel 24

  • 1. Een bestuurder, die in het kader van zijn functie het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, meldt dit voornemen aan de Agendacommissie.

  • 2. De bestuurder, die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 3. De Agendacommissie beoordeelt op welke wijze de betrokken raadscommissie hieromtrent wordt geïnformeerd.

Artikel 25

  • 1. Van de reis wordt een verslag opgesteld en aangeboden aan de Agendacommissie.

  • 2. De Agendacommissie beoordeelt op welke wijze de betrokken raadscommissie hieromtrent wordt geïnformeerd.

Artikel 26

Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming betrokken.

Artikel 27

Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming betrokken.

Artikel 28

Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

Artikel 29

De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Artikel 30

Deze verordening treedt in werking nadat deze op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Nota bestuurlijke integriteit gemeente Arnhem 2003

Behoort bij raadsbesluit van 17 november 2003, nummer CS/CTRJ/2003/52.

1. Inleiding

Integriteit behoort tot de kernkwaliteiten van de overheid. De burgers moeten zich voor veel zaken tot de gemeente wenden. De gemeente heeft daarbij - evenals andere overheidsorganisaties - vaak een monopoliepositie. Dit stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het openbare bestuur en aan degenen die daarin functioneren. Mede daarom leggen bestuurders bij hun aantreden de zuiveringseed (of belofte) en de ambtseed (of belofte) af.

De integriteit van het openbare bestuur staat de laatste jaren in het middelpunt van de belangstelling.

Er hebben zich incidenten voorgedaan. Politiek en media hebben, mede als gevolg hiervan, veel aandacht aan dit onderwerp besteed.

Bij politiek- bestuurlijk en ambtelijk niet-integer handelen wordt vaak in eerste instantie gedacht aan corruptie en fraude. Integer openbaar bestuur omvat méér dan alleen de afwezigheid van corruptie en fraude.

Laakbaar of onethisch handelen, kent een aantal verschijningsvormen, zoals:

  • -

    corruptie (= steekpenningen om bepaald bestuurlijk en/of ambtelijk gedrag te bevorderen, dan wel bedoeld om bepaald handelen tegen te gaan);

  • -

    fraude (= het onrechtmatig toe-eigenen van middelen die veelal door manipulatie van gegevens wordt verhuld);

  • -

    diefstal en verduistering (het onrechtmatig verkrijgen van middelen zonder dat sprake is van manipulatie van gegevens);

  • -

    giften en beloften (waarbij op voorhand een tegenprestatie wordt bedongen);

  • -

    belangenverstrengeling (strijdigheid van private - soms persoonlijke en publieke belangen);

  • -

    misbruik en manipulatie van informatie (liegen, bedriegen en het lekken van informatie).

De oorzaak van laakbaar handelen, kan samenhangen met:

  • a.

    ontwikkelingen binnen de overheid zelf, waarvan er hieronder enkele worden genoemd:

    • -

      kerntakendiscussies, interne verzelfstandigingen en privatiseringen zullen een aantal taken buiten de directe invloedssfeer brengen van het openbare bestuur. Desalniettemin zullen ook aan de op afstand geplaatste activiteiten eisen worden gesteld ten aanzien van de integriteit;

    • -

      bestuurders en ambtenaren krijgen steeds grotere verantwoordelijkheden en opereren steeds ondernemender (en daarmee per definitie risiconemende). De producten en de diensten die men aanbiedt, bijvoorbeeld vergunningen en subsidies, vertegenwoordigen een steeds grotere marktwaarde;

    • -

      “agressieve” behartiging van belangen in lobbycircuits;

    • -

      de gemeente gaat zich steeds vraaggerichter opstellen. De organisatie wordt daardoor minder hiërarchisch met meer decentrale bevoegdheden;

    • -

      de overheid wordt steeds meer partij naast andere partijen en staat er steeds minder boven.

      Verschillende deelbelangen worden tegen en naast elkaar gezet waarbij de overheid verschillende rollen heeft;

    • -

      de toenemende complexiteit van de regelgeving maakt het gemakkelijker om malversaties te plegen;

    • -

      het komt steeds meer voor, dat de georganiseerde misdaad via legale activiteiten de criminele activiteiten maskeert of tracht te legaliseren. Als dit laatste fenomeen doorzet zal ook de lokale overheid hiermee in aanraking komen;

b. corruptie bevorderende factoren, zoals:

  • -

    rekrutering;

  • -

    een als laag gepercipieerd salaris;

  • -

    teveel verantwoordelijkheid bij één persoon;

  • -

    gebrekkige controle en toezicht;

  • -

    geringe mogelijkheid tot splitsing van taken;

  • -

    geringe mogelijkheid tot controle;

  • -

    (on)mogelijkheid van de overheid tot het gebruikmaken van dwangmiddelen;

  • -

    normen, waarden en interactiegedrag in organisaties;

    • c.

      kwetsbare handelingen, zoals:

  • -

    het innen van gelden;

  • -

    het verstrekken van opdrachten tot levering aan de gemeente en het aanbesteden namens de gemeente;

  • -

    het uitkeren van gelden;

  • -

    het verlenen van vergunningen en subsidies;

  • -

    het handhaven van regelgeving.

Met het opstellen van gedragscodes wordt beoogd –aanvullend aan de reeds bestaande wetgeving, waarover hierna meer- de controlerende functie van de raad en van de publieke verantwoording te versterken.

Afgeleide doelstellingen zijn:

  • -

    het bevorderen van het vertrouwen van de burgers in de integriteit van het overheidshandelen;

  • -

    het verschaffen van legitimatie voor het opleggen van sancties;

  • -

    ambtenaren gevoelig maken voor het ethische karakter van overheidsbesluiten;

  • -

    het verminderen van de onzekerheid over de vraag wat ethisch of onethisch gedrag is; de gedragscodes bieden een handvat voor betrokkenen om de grens te bepalen tussen wat (nog) wél en niét kan;

  • -

    bijdragen aan het oplossen van ethische dilemma’s;

  • -

    het bevorderen van het ethische bewustzijn van bestuurders en ambtenaren.

In Nederland is aan de discussie een impuls gegeven door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Dales, tijdens een VNG congres in 1992. Dit heeft er onder andere toe geleid dat in de rijksbegroting 1995 bestuurlijke integriteit wordt genoemd als hoofdpunt van het regeringsbeleid ten aanzien van Binnenlandse Zaken.

In het bestuursakkoord tussen het Rijk en de VNG staat dat samen bezien zal worden hoe de bestuurlijke vernieuwing en de integriteit van het bestuur bevorderd kunnen worden.

Binnenlandse Zaken heeft in 1996 ongevraagd een advies over bestuurlijke integriteit uitgebracht aan de minister van Binnenlandse Zaken.

In 1996 is in het Europese Parlement besloten om ten aanzien van giften en geschenken de nuloptie te kiezen.

In 1999 bracht het kabinet de nota "Integriteit van het openbare bestuur" uit, in 2001 gevolgd door een voorstel tot wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit (wettelijke basis voor de zogenaamde klokkenluiderregeling).

Het kabinet heeft aangekondigd met een algehele herziening van de Ambtenarenwet te komen.

Ook in het bedrijfsleven is er sprake van toenemende aandacht voor gedragscodes omdat ook daar onderkend wordt dat de ethiek van het zakendoen aan erosie onderhevig is. Een bekend voorbeeld van integriteithandhaving is het toezicht op de effectenhandel.

Op voorstel van de Staatscommissie Dualisme en lokale democratie (commissie Elzinga) zijn bij de Wet dualisering gemeentebestuur in de Gemeentewet bepalingen opgenomen, die de gemeenteraad verplichten tot het vaststellen van gedragscodes voor raadsleden, wethouders en de burgemeester (de nieuwe artikelen 15 derde lid, 41c tweede lid en 69 tweede lid).

Deze bepalingen vormen een aanvulling op reeds bestaande wetgeving op dit gebied. De meest essentiële zaken zijn reeds geregeld in met name de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Ambtenarenwet en het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke bepalingen kennen hun eigen specifieke sancties bij overtreding van de norm. Op bijlage 1 bij deze nota zijn de wettelijke bepalingen weergegeven.

Het overtreden van de gedragscode kan voor bestuurders –onverminderd de hiervoor bedoelde wettelijke sancties- bestuurlijk-politieke consequenties hebben en bovendien een slecht publiek imago opleveren.

Voor het opstellen van deze nota en de gedragscodes is de landelijke nota van IPO/VNG/Ministerie BZK als leidraad genomen alsmede is geput uit ervaringen in en van andere gemeenten.

2. Bestuurlijke integriteit

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders, de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief.

Dienstbaarheid

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uitmaken.

Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt voorkomen.

Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de verordening Gedragscode integriteit raads- en commissieleden.

Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Zoals hiervoor reeds aangegeven zijn de gedragscodes aanvullend aan de reeds wettelijk vastgestelde integriteitregels met de daarbij behorende wettelijke sancties.

Bestuurders kunnen op de gedragscodes worden aangesproken en wanneer één of meer codes zijn overtreden kan dat (politieke) gevolgen hebben voor hun functioneren en voor hun positie.

In de gedragscode zijn de volgende zaken aan de orde:

  • -

    belangenverstrengeling;

  • -

    informatie;

  • -

    geschenken, giften en gunsten;

  • -

    bestuurlijke uitgaven;

  • -

    reizen buitenland.

Belangenverstrengeling

Bij belangenverstrengeling gaat het om vermenging van het publiek belang met het persoonlijke belang van de bestuurder of dat van derden waardoor een zuiver en objectief besluiten of handelen in het publiek belang niet langer is gewaarborgd. Het gaat hierbij niet alleen om mogelijk persoonlijk voordeel voor de bestuurder, doch ook bevoordeling van vrienden, kennissen, zakenrelaties et cetera.

Het risico van belangenverstrengeling kan bijvoorbeeld ontstaan als een bestuurder een nevenfunctie vervult -buiten de publieke sfeer- die raakvlakken heeft met de uitoefening van het politieke ambt.

Daarbij kan het gaan om een bestuurslidmaatschap van een vereniging die in de gemeente is gevestigd of een commissariaat bij een bedrijf dat met de gemeente zaken doet.

Nevenfuncties

Ook als het gaat om de uitoefening van een nevenfunctie waarin de bestuurder qualitate qua is benoemd - bijvoorbeeld als commissaris van een overheidsbedrijf - is het risico van belangenverstrengeling overigens niet volledig uitgesloten. Ook dan hoeven immers de belangen van de gemeente en die van de organisatie waarvoor de qualitate qua nevenfunctie wordt vervuld niet altijd parallel te lopen.

Aan de hand van de volgende criteria kan worden bepaald of een nevenfunctie een qualitate qua nevenfunctie is:

  • 1.

    er is een aantoonbaar belang van de gemeente dat de nevenfunctie door een bestuurder wordt vervuld. De bestuurder bekleedt in dat geval de nevenfunctie uit hoofde van het ambt en behartigt (in)direct de belangen van de gemeente;

  • 2.

    de nevenfunctie is gekoppeld aan de inhoud en duur van het ambt. Bij beëindiging van de hoofdfunctie moet de nevenfunctie ook worden neergelegd.

Of er sprake is van een qualitate qua nevenfunctie zal daarnaast ook uit de feitelijke context kunnen blijken.

Het vervullen van nevenfuncties, in het bijzonder van nevenfuncties buiten de publieke sfeer, vindt zijn grens waar deze afbreuk zou kunnen doen aan het aanzien van het ambt en een optimaal functioneren van degene die het ambt vervult.

In het algemeen zijn bij het aanvaarden van nevenfuncties twee afwegingen van belang:

  • -

    er mag geen verstrengeling optreden tussen het ambt en de nevenfunctie;

  • -

    de nevenfunctie mag niet leiden tot een zodanig tijdbeslag dat daardoor het functioneren als ambtsdrager in het geding komt.

Inkomsten uit nevenfuncties

Het verschil tussen qualitate qua nevenfuncties en andere nevenfuncties is van belang voor de bezoldiging.

De wethouders en de burgemeester mogen geen inkomsten uit qualitate qua nevenfuncties ontvangen, behoudens de feitelijke onkostenvergoedingen (bijv. reiskosten). Voor de andere

nevenfuncties geldt dit niet.

Voor raadsleden geldt, dat zij alle inkomsten uit de nevenfuncties kunnen behouden (bijv.: vergoeding lidmaatschap KAN-raad).

Openbaar maken nevenfuncties

Er is wettelijk enig verschil in meldingsplicht van nevenfuncties voor benoemde en gekozen bestuurders.

De burgemeester is verplicht te melden aan de raad en openbaar te maken welke nevenfuncties hij bekleedt, anders dan uit hoofde van zijn ambt.

Voor wethouders geldt dat zij alle (neven-)functies openbaar moeten maken met inbegrip van de qualitate qua functies.

Voor raadsleden geldt dat zij andere functies dan het raadslidmaatschap openbaar moeten maken.

Er is geen bepaling die bestuurders verplicht tot openbaarmaking van de aan hen nevenfuncties verbonden inkomsten.

Inkoop- en aanbestedingen

Het risico van belangenverstrengeling is met name groot in de zakelijke betrekkingen van de overheid met het bedrijfsleven waarbij grote sommen geld omgaan.

Besluiten over de aanbesteding van werken, leveringen en diensten zijn bij uitstek een moment waarop overheid en particuliere markt elkaar ontmoeten en waarmee tevens vaak grote bedragen zijn gemoeid. In het kader van integriteit gaat het daarom om een kwetsbare activiteit, waarbij het vertrouwen in de overheid in hoge mate in het geding is.

Op grond van de Gemeentewet is het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente één van de verboden handelingen voor raadsleden (en leden raadscommissies), de wethouders en de burgemeester.

Beleid met betrekking tot aanbestedingen van openbare werken in de gemeente Arnhem is vastgelegd in een “Notitie aanbestedingsbeleid werken”, die op 26 februari 2002 door het college van Burgemeester en Wethouders is vastgesteld en op 18 maart daaraanvolgend ter kennis gebracht van de raadscommissie voor openbare werken. Het gaat daarbij om de grond-, water- en wegensector (grondwerken, riolering, wegenbouw, waterbouwkundige werken, kunstwerken in beton, bestratingen, funderingswerken, kabelwerken) en bouwkundige werken. Het aanbestedingsbeleid is geactualiseerd bij besluit van het college op 07 maart 2006. Het inkoopbeleid is opnieuw in april 2007 vastgesteld.

De voorbereiding van het Inkoop & Aanbestedingsbeleid Leveringen en Diensten en de aanbevelingen van de parlementaire enquête naar de bouwfraude zijn aanleiding geweest om integriteitaspecten bij aanbesteden extra aandacht te geven.

Activiteiten voormalige bestuurders

Belangenverstrengeling kan eveneens plaatsvinden, indien bestuurders direct na het beëindigen van het ambt bij de gemeente Arnhem tegen betaling werkzaamheden voor de gemeente Arnhem gaan verrichten.

Een zodanig handelen, kan de sfeer van bevoordeling oproepen alsmede mogelijk oneerlijke concurrentie. Ook de schijn moet worden vermeden, dat betrokken persoon door de gemeente is ingehuurd vanwege diens goede contacten met de gemeente.

Daarom wordt in overweging gegeven te bepalen, dat een oud-bestuurder binnen één jaar na beëindiging van zijn of haar ambt is uitgesloten van het tegen betaling verrichten van werkzaamheden voor de gemeente Arnhem, tenzij de raad dit accordeert.

Voorgesteld wordt:

  • 1.

    te bepalen, dat zowel van de burgemeester, de wethouders alsmede de raads- en commissieleden alle nevenfuncties inclusief de qualitate qua functies openbaar worden gemaakt - onder meer op de gemeentelijke website - onder vermelding of de functie al dan niet bezoldigd is en of er al dan niet een onkostenvergoeding wordt genoten;

  • 2.

    te bepalen, dat de burgemeester en de wethouders periodiek opgeven hoeveel tijd zij aan de niet qualitate qua nevenfuncties besteden;

  • 3.

    te bepalen, dat oud-bestuurders binnen één jaar na beëindiging van zijn of haar ambt is uitgesloten van het tegen betaling verrichten van werkzaamheden voor de gemeente Arnhem, tenzij de raad dit accordeert;

  • 4.

    aanvullend aan wettelijke bepalingen voor dit onderdeel en de regels met betrekking tot aanbestedingen van openbare werken alsmede de leveringen en diensten aan de gemeente, de bepalingen vast te stellen als bedoeld in hoofdstuk 2 van de verordeningen “Gedragscode integriteit raads- en commissieleden 2003” en “Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2003”.

Informatie

Integer bestuur betekent, dat zorgvuldig en correct wordt omgegaan met informatie waarover iemand uit hoofde van zijn ambt beschikt. Er mag geen onjuiste informatie worden verstrekt of relevante (niet geheime) informatie worden achterhouden. Ook mag niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik worden gemaakt van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie. Evenmin mag geheime informatie worden verstrekt.

De gemeente moet open en eerlijk zijn, ook over het feilen en falen.

Uit een onderzoek van de Nijmeegse bestuurskundige, dr. M.S. de Vries, blijkt echter dat hoe groter de problemen zijn, hoe onbetrouwbaarder de informatie is.

Integriteitrisico's kunnen ontstaan als een bestuurder over vertrouwelijke informatie beschikt die hij kan gebruiken om er persoonlijk voordeel mee te behalen of kan aanwenden ten bate van bijvoorbeeld vrienden, kennissen, familieleden of andere relaties.

Een bijzondere vorm van oneigenlijk gebruik van informatie is het lekken van informatie naar pers en media. Het oogmerk is daarbij niet het behalen van een voordeel in de privé-sfeer, maar het nastreven van politieke doeleinden.

In bijlage 1 van deze nota zijn bestaande wettelijke bepalingen op dit punt uit de Gemeentewet, de Wet openbaarheid van bestuur en het Wetboek van Strafrecht weergegeven.

Voorgesteld wordt aanvullend aan deze wettelijke bepalingen voor dit onderdeel de bepalingen vast te stellen als bedoeld in hoofdstuk 3 van de verordeningen “Gedragscode integriteit raads- en commissieleden 2003” en “Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2003”.

Geschenken, giften en gunsten

Bestuurders moeten op grond van de Gemeentewet de zogenaamde zuiveringseed (of belofte) en ambtseed (of belofte) afleggen alvorens zij hun functie kunnen uitoefenen.

Daarbij verklaren bestuurders dat zij geen giften of gunsten hebben gegeven of beloofd om benoemd te worden. Ook beloven ze geen geschenken of beloften te hebben aangenomen of te zullen aannemen om iets te doen of te laten. Dat betekent kort gezegd dat nooit giften of gunsten - ook niet als ze van geringe waarde zijn - mogen worden aangenomen in ruil voor een tegenprestatie.

Toch is het in het kader van het relatiebeheer van de gemeente niet ongebruikelijk dat geschenken worden gegeven en ontvangen. Het kan daarbij ook gaan om het uitnodigen van relaties voor een evenement, een excursie of diner, dan wel het aanvaarden van zodanige uitnodigingen van derden.

Dat hoeft geen probleem te zijn zolang de onafhankelijkheid van de bestuurders niet in het geding is. Als uitgangspunt kan gelden, dat een geschenk, dat men in een bepaalde situatie (bijvoorbeeld een onderhandelingsfase) zelf niet zou geven, ook niet geaccepteerd behoort te worden. Timing en openheid zijn hier van belang.

Geschenken aan de bestuurder

Per 1 augustus 2000 geldt voor zowel de leden van het college van Burgemeester en Wethouders van Arnhem als het gemeentepersoneel de regeling dat geschenken of gunsten van méér dan circa € 50, - in ieder geval moeten worden geweigerd.

Leden van het college melden aangeboden geschenken, uitstapjes, etentjes et cetera in het college (bijvoorbeeld in de rondvraag). De collegiale toets staat garant voor een correcte uitvoering van de regeling.

Geschenken aan de gemeente

Ook met het ontvangen van geschenken door de gemeente moet zorgvuldig en terughoudend worden omgegaan.

In veel gemeenten bestaat de regel dat voor het accepteren van schenkingen boven een bepaalde waarde specifieke besluitvorming nodig is. Ook voor geschenken aan de gemeente wordt voorgesteld een waarde van méér dan circa € 50,-- aan te houden.

Bij de besluitvorming tot het accepteren van het geschenk kan tevens de bestemming daarvan worden bepaald.

In overweging wordt gegeven in de gedragscode hierover tevens bepalingen op te nemen.

Geschenken van de bestuurder

Indien een bestuurder uit eigener beweging een geschenk wil aanbieden komen de kosten daarvan ten laste van de vaste onkostenvergoeding (voor de leden van het college) dan wel de fractiekostenvergoeding (voor de raads- en commissieleden).

Geschenken van de gemeente

Het is gebruikelijk dat ook de gemeente Arnhem bij bijzondere gelegenheden geschenken aanbiedt.

Het is wenselijk om ook het aanbieden van relatiegeschenken aan regels te binden.

Voor geschenken boven een bedrag van circa € 50,-- is voorafgaande instemming van het college gewenst.

Het verdient voorts aanbeveling de raad periodiek te informeren over verstrekte geschenken bijvoorbeeld in het jaarverslag.

Voorgesteld wordt voor dit onderdeel de bepalingen vast te stellen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de verordeningen “Gedragscode integriteit raads- en commissieleden 2003” en “Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2003”.

Het college van burgemeester en wethouders wordt daarbij gemachtigd de in dit hoofdstuk van beide verordeningen vermelde bedragen jaarlijks te indexeren. Het college meldt haar besluiten aan de raad.

Bestuurlijke uitgaven

Bestuurders ontvangen naast hun wedde of bezoldiging vergoeding van kosten die zij maken bij de uitoefening van hun ambt. De vergoeding van deze kosten is gebaseerd op de rechtspositiebesluiten voor de burgemeester, voor de wethouders en voor de raads- en commissieleden.

Naast vergoeding van de kosten op grond van deze rechtspositiebesluiten - en de daaruit voortvloeiende gemeentelijke verordeningen - kunnen zij kosten declareren, die direct verband houden met de uitoefening van de bestuursfunctie. Ter bepaling van het begrip bestuurlijke uitgaven gelden de volgende criteria:

  • -

    met de uitgave is het belang van de gemeente gediend;

  • -

    de uitgave vloeit voort uit de functie.

Het spreekt voor zich, dat kosten waarvoor een specifieke vergoedingsregeling geldt (met name de bovenvermelde rechtspositieregelingen en de daarop gebaseerde gemeentelijke verordeningen) niet tevens kunnen worden gedeclareerd of rechtstreeks betaald.

Er is geen sluitende regeling voor declaraties te formuleren. Er zijn situaties denkbaar die liggen op het grensvlak van het private domein en het publieke domein. Bijvoorbeeld: een uitgave in het publiek belang kan een besparing opleveren in de private sfeer (zakenlunches, etc). Een gift of bijdrage aan een goed doel kan als voorbeeldfunctie bedoeld zijn en dan in de publieke sfeer liggen.

Met betrekking tot het aanschaffen van een Personal Computer of Faxapparaat, het volgen van cursussen en congressen geldt thans, dat deze niet uit de vaste onkostenvergoedingen van de leden van het college betaald worden, doch dat deze ten laste van de gemeente komen. Het college moet vooraf wel ingestemd hebben met de uitgaaf.

Met betrekking tot zakenlunches en zakendiners geldt thans het volgende:

Er worden de volgende vier situaties onderscheiden:

  • a.

    zakenlunches en zakendiners, die namens de gemeente worden aangeboden en dus niet portefeuillegebonden zijn, blijven ten laste van de gemeente komen. Een individueel collegelid heeft in beginsel geen zeggenschap over het ontstaan van een dergelijk aanbod;

  • b.

    portefeuillegebonden zakenlunches en zakendiners, over het ontstaan waarvan een individueel collegelid wel zeggenschap heeft, komen dus voor eigen rekening (behoudens toepassing van punt c);

  • c.

    portefeuillegebonden zakenlunches en zakendiners met meerdere deelnemers komen in afwijking van punt b ten laste van de gemeente, indien de betreffende activiteiten naar het oordeel van burgemeester en wethouders qua representatie, qua tijdsbeslag en qua zwaarte van gemeentebelangen zodanig zijn, dat het aanbieden van maaltijden als een gebruikelijk onderdeel van het proces moet worden beschouwd. Veelal zal het hierbij gaan om (langdurige) onderhandelingen, waarbij grote gemeentebelangen op het spel staan. Zakenlunches en zakendiners, die collegeleden op grond hiervan willen declareren, gaan ter goedkeuring via de representatielijst naar de B&W-vergadering.

  • d.

    zakenlunches en zakendiners, die een dienst organiseert, waarbij een collegelid aanwezig is, komen ten laste van de dienst.

Creditcards zijn op aanvraag beschikbaar voor de collegeleden. Er is thans één creditcard in omloop. De nota van de bank wordt beoordeeld op de vraag of de kosten ten laste van de gemeente komen of ten laste van de onkostenvergoeding van het collegelid. De gemeentesecretaris fiatteert de uitkomst van deze toetsing.

Verstrekking van een laptop met eventuele bijkomende programmaservice, extra inbelmogelijkheid et cetera geschiedt alleen op basis van een bruikleenovereenkomst, te ondertekenen door het betrokken collegelid.

Een mobiele telefoon wordt aan de collegeleden verstrekt op basis van een bruikleenovereenkomst. Via de bruikleenovereenkomst, die overigens ook voor het gemeentepersoneel wordt gehanteerd, is onder meer geregeld, dat de gebruiker dient te verklaren, dat de mobiele telefoon voor 90% of meer voor zakelijke gesprekken wordt gebruikt. Uitgaande van de aanwezigheid van een dergelijke verklaring is er geen aanleiding de kosten van de mobiele telefoon in mindering te brengen op de vaste onkostenvergoeding. Deze kosten komen dan evenals uiteraard de kosten van het gebruik van telefoon op de eigen werkkamer op het stadhuis ten laste van de gemeente.

Contributies en kosten van lidmaatschap komen voor eigen rekening omdat deze kosten zijn verwerkt in de vaste vergoeding. Dat geldt voor alle collegeleden. Voor de burgemeester geldt één uitzondering, te weten de contributie voor het Nederlandse Genootschap van Burgemeesters.

Deze contributie komt ten laste van de gemeente, aldus de toelichting op het gewijzigde rechtspositiebesluit burgemeesters.

Onkostenvergoeding gemeentesecretaris

De onkostenregeling voor wethouders is ook op de gemeentesecretaris van toepassing.

De contributie voor de beroepsverenigingen van gemeentesecretarissen en van griffiers komt ten laste van de gemeente op grond van de regeling welke óók geldt voor de beroepsverenigingen van de directeuren van de diensten.

De toetsende rol, die de gemeentesecretaris heeft bij de declaraties van collegeleden, ligt voor wat betreft zijn eigen declaraties en onkosten bij de burgemeester.

De toetsende rol voor wat betreft de declaraties van de griffier ligt bij de waarnemend-voorzitter van de raad.

Voorgesteld wordt voor dit onderdeel de bepalingen vast te stellen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de verordeningen “Gedragscode integriteit raads- en commissieleden 2003” en “Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2003”.

Reizen buitenland

De gemeente Arnhem heeft - evenals vele andere gemeenten - contacten met overheden, bedrijven en instellingen in het buitenland.

De gemeente heeft een band met gemeenten in het buitenland (Croydon, Gera, Hradec Kralové,

Lima, Kimberley) en onderhoudt ook zakelijke relaties met buitenlandse bedrijven die investeringen in de regio doen of dat overwegen. Ook wordt deelgenomen aan internationale conferenties en aan studiereizen naar steden of regio's in het buitenland - al dan niet in KAN -verband.

Dit leidt ertoe dat bestuurders en ambtenaren in het belang van de gemeente Arnhem buitenlandse reizen maken.

De wettelijke basis voor het verstrekken van een vergoeding voor gemaakte reis- en verblijfkosten is voor:

  • -

    de burgemeester: de Gemeentewet en het daarop gebaseerde Rechtspositiebesluit burgemeesters en de uitvoeringsregeling;

  • -

    de wethouder: de Gemeentewet en de daarop gebaseerde “Verordening onkostenvergoedingen wethouders”;

  • -

    de leden van de raad en de raadscommissies: de gemeentewet en de daarop gebaseerde “Verordening op de ambtelijke bijstand, de fractieondersteuning en de geldelijke voorzieningen voor raads- en commissieleden 2003”.

In beginsel geldt ook voor buitenlandse reizen dat de reis altijd een functioneel karakter moet hebben. Kan de functionaliteit niet worden aangetoond dan heeft deelname aan de reis een privé-karakter en komen de kosten voor eigen rekening.

Dat wordt niet anders als geen publieke middelen hoeven te worden ingezet, doordat derden bereid zijn de reis te financieren. Is de functionaliteit van de reis aangetoond, dan horen de redelijk gemaakte reis- en verblijfkosten voor rekening van de gemeente te komen.

Bekostiging, geheel of gedeeltelijk, van dergelijke reizen door derden moet in beginsel worden afgewezen, omdat hiermee de onafhankelijke positie van de gemeente in gevaar kan komen, bijvoorbeeld in situaties waarin contracten moeten worden gesloten met -of gunningen verleend aanbedrijven.

Of een buitenlandse reis als functioneel is aan te merken is een zaak die van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld. In artikel 4 van de Verordening onkostenvergoeding wethouders is daarom bepaald, dat zakelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed, mits het college vooraf heeft ingestemd met de buitenlandse reis.

De verordening is van overeenkomstige toepassing verklaard op de gemeentesecretaris.

Raads- en commissieleden ontvangen op grond van de Verordening op de ambtelijke bijstand, de fractieondersteuning en de geldelijke voorzieningen voor raads- en commissieleden vergoeding van gemaakte reis- en verblijfkosten ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur (raad, college) of gemeentelijke commissie. De functionaliteit van de reis wordt in dit kader vooraf

beoordeeld.

Voor de hoogte van de vergoeding zijn in de voormelde uitvoeringsregelingen normen gegeven.

Het is gewenst, dat achteraf schriftelijk in de betreffende raadscommissie verantwoording plaatsvindt of de met de reis beoogde doelstelling(en) daadwerkelijk is of zijn gehaald, alsmede over de feitelijk gemaakte kosten.

Voorgesteld wordt voor dit onderdeel de bepalingen vast te stellen als bedoeld in hoofdstuk 6 van de verordeningen “Gedragscode integriteit raads- en commissieleden 2003” en “Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2003”.

Juli 2003.

Bijlage 1, behorende bij de nota bestuurlijke integriteit gemeente Arnhem 2003.

(Raadsbesluit 14 oktober 2003, nr. CS/CTRJ/2003/52.)

Bestaande regelgeving, welke verband houdt met de integriteit van bestuurders.

a.Wetboek van strafrecht (WvSr): Ambtsmisdrijven

De artikelen 355 tot en met 380 WvSr handelen over de zogenaamde ambtsmisdrijven. De artikelen 362 en 363 bijvoorbeeld verbieden bestuurders en ambtenaren giften, beloftes of diensten aan te nemen wetende of redelijkerwijs vermoedende, dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden worden teneinde hem te bewegen om, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te laten. De maximum gevangenisstraf voor een ambtenaar is twee jaar, voor een bestuurder in dit geval vier jaar.

b.Gemeentewet

Ten aanzien van raadsleden:

artikel 12: de verplichting tot openbaar maken van nevenfuncties voor raadsleden;

artikel 13: functies, die een raadslid niet gelijktijdig met het raadslidmaatschap mag vervullen;

artikel 14: de zogenaamde zuiveringseed (of belofte) en de ambtseed (of belofte) voor raadsleden;

artikel 15: verboden handelingen voor raadsleden, bijvoorbeeld het leveren van goederen aan de gemeente of het aannemen van werk voor de gemeente;

artikel 23 en 24: beginsel van openbaarheid van de raadsvergaderingen;

artikel 25/55: regeling van geheimhouding van stukken;

artikel 28: verbod voor raadsleden tot het meebeslissen over zaken die hen persoonlijk treffen (ook opgenomen in artikel 36 van het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad).

Ten aanzien van de wethouders:

artikel 36b: functies, die een wethouder niet gelijktijdig met het wethouderschap mag vervullen;

artikel 41a: de zogenaamde zuiveringseed (of belofte) en ambtseed (of belofte) voor de wethouder;

artikel 41b: verbod tot het vervullen van nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van het wethouderschap. Openbaarmaking van (alle) nevenfuncties van de wethouder;

artikel 41c: verboden handelingen voor de wethouder;

artikel 44: buiten hetgeen hen bij of krachtens de wet is toegekend, genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm ook, uit de gemeentekas. Wethouders genieten geen vergoeding, in welke vorm ook, voor werkzaamheden in nevenfuncties uit hoofde van het wethoudersambt (qualitate qua). Indien een zodanige vergoeding wordt uitgekeerd, wordt deze in de gemeentekas gestort. De gemeenteraad kan van deze laatste verplichting in bijzondere gevallen ontheffing verlenen.

Ten aanzien van de burgemeester:

artikel 65: de zogenaamde zuiveringseed (of belofte) en ambtseed (of belofte) voor de burgemeester;

artikel 66: buiten hetgeen hem bij of krachtens de wet is toegekend, geniet de burgemeester als zodanig geen inkomsten, in welke vorm ook, uit de gemeentekas. De burgemeester geniet geen vergoeding, in welke vorm ook, voor werkzaamheden in nevenfuncties uit hoofde van het burgemeestersambt (qualitate qua). Indien een zodanige vergoeding wordt uitgekeerd, wordt deze in de gemeentekas gestort;

artikel 67: verbod tot het vervullen van nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van het burgemeesterschap. Openbaarmaking van de nevenfuncties van de burgemeester, anders dan uit hoofde van zijn burgemeesterschap;

artikel 68: functies die de burgemeester niet gelijktijdig met het burgemeesterschap mag vervullen;

artikel 69: verboden handelingen voor de burgemeester.

Ten aanzien van de (plv.-)leden van raadscommissies (artikel 82 Gemeentewet):

artikel 86: regeling van geheimhouding van stukken;

artikel 82, juncto artikel 4, leden 7 en 8, van de verordening op de raadscommissies 2003; de leden van de raadscommissies moeten voldoen aan dezelfde eisen die gelden voor de raadsleden, te weten:

artikel 12 Gw: openbaar maken van nevenfuncties;

artikel 13 Gw: onverenigbare betrekkingen met het raadslidmaatschap;

artikel 14 Gw: afleggen zuiveringseed en ambtseed;

artikel 15 Gw: verboden handelingen.

Het stemverbod als bedoeld in artikel 28 Gemeentewet voor raadsleden over zaken die hen persoonlijk aangaan, geldt niet voor de (plv.-)leden van een raadscommissie. In de verordening op de raadscommissies 2003 is een dergelijke bepaling niet opgenomen.

Algemene wet bestuursrecht (Hoofdstuk 2: verkeer tussen burgers en bestuursorganen).

Artikel 2:4: het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid. Het bestuursorgaan waakt ertegen, dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

Op grond van jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak (augustus 2002, gemeente Winsum) rust op bestuursorganen de zorgplicht te voorkomen, dat bij hun besluitvorming bestuurlijke belangen kunnen worden vermengd met persoonlijke belangen van personen die bij de besluitvorming betrokken kunnen zijn. Persoonlijk belang is elk belang, dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan uit hoofde van de hem opgedragen taak behoort te behartigen. De zorgplicht van het bestuursorgaan omvat ook het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling.

Artikel 2:5: algemene verplichting tot geheimhouding van vertrouwelijke gegevens voor een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan.

Juli 2003.