Regeling vervallen per 08-12-2014

Verordening op de heffing en de invordering van riolheffing 2014

Geldend van 30-11-2013 t/m 07-12-2014

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2014

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Aard van de belasting

Artikel 2

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de

    grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Belastbaar feit en belastingplicht

Artikel 3

  • 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Zelfstandige gedeelten

Artikel 4

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Maatstaf van heffing

Artikel 5

  • 1. De belasting wordt geheven naar de waarde in het economisch verkeer van het perceel.

  • 2. Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 7 bedoelde kalenderjaar geldt.

  • 3. Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Belastingtarieven

Artikel 6

1.Het belastingbedrag is een percentage van de heffingsmaatstaf (WOZ-waarde).

Het percentage bedraagt voor het gebruikersdeel:

a. voor woningen 0,0955%

b.voor niet-woningen 0,0893%

Belastingjaar

Artikel 7

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Wijze van heffing

Artikel 8

De belasting wordt bij wege van aanslag opgelegd.

Ontstaan van de belastingschuld

Artikel 9

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

  • 2. Belastingbedragen van minder dan € 9,00 worden niet geheven.

  • 3. Voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Termijnen van betaling

Artikel 10

  • 1.

    De rioolheffing moet zijn betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is gesteld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan een aanslag in acht gelijke termijnen worden betaald, indien aan de navolgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de aanslag is opgelegd in het belastingjaar waarop de aanslag betrekking heeft;

    • b.

      het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen en andere heffingen moet niet meer zijn dan € 5.000,00;

    • c.

      de verschuldigde bedragen moeten door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven.

De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is gesteld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3.De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Artikel 11

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 12

1 De ‘Verordening rioolheffing 2013' van 5 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van bekendmaking.

  • 3

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

4 Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Verordening rioolheffing 2014'.