Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2010

Geldend van 28-11-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • d.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren geregeld wordt door parkeerapparatuur;

  • e.

    koopavond: de donderdagavond en andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen koopavonden;

  • f.

    koopzon- en feestdagen: de als zodanig krachtens artikel 3 Winkeltijdenwet 1996 en artikel 4 van de verordening winkeltijden voor de gemeente Arnhem (1997) aangewezen zon- en feestdagen waarop winkels voor het publiek geopend mogen zijn;

  • g.

    bezoekerschipkaart: een chipkaart waarmee bewoners van de binnenstad hun bezoekers tegen gereduceerd tarief kunnen laten parkeren, volgens door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen nadere regels;

  • h.

    parkeermunt: een betaalmunt waarmee bewoners van de binnenstad hun bezoekers tegen gereduceerd tarief kunnen laten parkeren, volgens door burgemeester en wethouders vast te stellen nadere regels.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

    • a.

      een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

    • b.

      een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1e.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2e.

        indien blijkt, dat een ander in het kentekenregister ingeschreven had moeten staan, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel en plattegrond.

Artikel 5 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop devergunning is verleend.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze en moet worden betaald bij aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

  • 4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aangemerkt.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Vrijstelling van parkeerbelasting

  • 1. vrijstelling van parkeerbelasting wordt uitsluitend op aanvraag verleend.

  • 2. Indien een vergunning wordt ingetrokken of vervalt, wordt op aanvraag vrijstelling van parkeerbelasting verleend over de nog niet ingetreden volle weken of maanden waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 3. Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt vrijstelling van parkeerbelasting verleend over het aantal volle weken of maanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

Artikel 9 Bevoegdheid tot gebruik, wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken, kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10 Kosten

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 51,00

  • 2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 67,50

  • 3. De kosten voor de overbrenging bedragen

    a. voorrijkosten ma-zo dag en nacht

    € 94,00

    b. sleepkosten ma-vr 08-18 uur

    € 164,00

    c. sleepkosten ma-vr 18-08 uur en za, zo en feestdagen

    € 190,00

  • 4. De kosten van bewaren van voertuig bedragen

    • -

      voor de eerste dag of gedeelte daarvan € 45,00

    • -

      voor elke volgende dag of gedeelte daarvan € 25,00

  • 5. Het bedrag van de ingevolge het tweede, derde en vierde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 13 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening parkeerbelastingen 2009‘ van 11 november 2008 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Parkeerbelastingen 2010'.

TARIEVENTABEL behorende bij de ‘Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2010, van 9 november 2009

  • 1.

    Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2,   onderdeel a, bedraagt:

a1

binnen het kerngebied

 per uur

    2,20

a2

buiten het kerngebied

per uur

 €

    1,40

b

op het transferium Gelredome

per dag

€ 

    2,50

c

 per dag

 €

13,00

d

 per uur met bezoekerskaart

 € 

 1,10

e

 per uur met parkeermunt

 €

  1,00

f

Onder kerngebied, genoemd in onderdeel a1 en a2 wordt verstaan:

 

Het gebied begrensd door de Rijn, Ooststraat, Eusebiusbuitensingel, Velperbuitensingel, Velperplein, Jansbuitensingel, de spoorlijn, Stationsplein West, Utrechtsestraat, Utrechtseweg, Vijfzinnenstraat, Bergstraat, Oude Kraan, Roermondsplein, Boterdijk en de Rijnkade

 

  •    

De tarieven als vermeld onder 1, met uitzondering van 1. b, zijn verschuldigd voor het parkeren bij

parkeerapparatuur, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a:

  • -

    op maandag tot en met zaterdag van 9.00 tot 18.00 uur;

  • -

    op de koopavond, als bedoeld in artikel 1, onderdeel e van de verordening, van 18.00 tot 21.00 uur;

  • -

    op koopzon- en feestdagen, als bedoeld in artikel 1, onderdeel f van de verordening, van 12.00 tot 17.00 uur;

  • -

    op zaterdag van 9.00 tot 18.00 uur en op de koopavond van 18.00 tot 21.00 uur op het parkeerterrein van de provincie aan het Prinsenhof en op het parkeerterrein Broerenstraat bij het stadhuis.

Het tarief als vermeld onder 1. b is verschuldigd voor het parkeren bij parkeerapparatuur, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a:

  • -

    van maandag tot en met zaterdag, koopzon- en feestdagen van 9.00 tot 24.00 uur.

  • 2.

    Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van verordening parkeerbelastingen bedraagt:

    a

    Voor een bewonersvergunning (geldend voor één kenteken en één sector)

    per half jaar

    71,00

     

     

    per jaar

    119,00

    b

    voor een bedrijfsvergunning (geldend voor meerdere kentekens, voor één sector en voor parkeren op het lage gedeelte van de Rijnkade)     

     

     

     

     

    1. geldig van maandag tot en met zondag van 00.00 tot 24.00 uur

    per half jaar

    233,00

     

     

    per jaar

    € 

    437,00

     

    2. geldig van maandag tot en met vrijdag van 07.00 tot 19.00 uur

    per half jaar      

    143,00

     

     

     

    per jaar

    257,00

    c

    per dag

     

    13,00

  • 3.

    Het tarief voor een marktontheffing voor het parkeren op een van

    gemeentewege aangewezen plaats bedraagt per jaar voor:

    • a.

      1 marktdag € 76,00

    • b.

      2 marktdagen € 152,00

    • c.

      3 marktdagen € 228,00

  • 4.

    Het tarief voor het parkeren aan de Lage Kade bij de aanwezigheid van het schip (schippersontheffing) bedraagt per jaar € 257,00

  • 5.

    Het tarief voor een bezoekerschipkaart bedraagt:

    a. bij aanschaf € 20,00

    b. bij vervanging na verlies € 35,00