Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Arnhem 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Arnhem 2015

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Arnhem 2015

Artikel 1 Definitiebepaling

In deze verordening wordt verstaan onder

  • ·

    recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet;

  • ·

    beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • ·

    wet: Participatiewet;

  • ·

    bijstandsnorm: de bijstandsnorm, bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet.

Artikel 2 Verrekenen bij voldoende gelden

  • 1. Burgemeester en wethouders verrekenen de recidiveboete altijd met inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2. De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 3 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

Het artikel 2 is van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 18 februari 2013

De griffier, De voorzitter,

Gewijzigd bij raadsbesluit van 15 december 2014, nr. 2014.0.121.731

Algemene toelichting verordening tegenprestatie

Per 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. Met deze wet kreeg het college de plicht om een boete op te leggen indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De eerdere bevoegdheid om een maatregel in deze situatie op te leggen verdween. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen.

Is sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive) dan wordt deze boete in beginsel verhoogd tot 150% van het te veel ontvangen bedrag. Naast deze verhoging heeft het college bij recidive ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand te verrekenen met de openstaande boetevordering zonder daarbij de beslagvrije voet in acht te nemen, volledige verrekening dus.

Artikel 4:93, vierde lid, van Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat verrekening niet mogelijk is voorzover beslag op de vordering nietig zou zijn. Concreet houdt dit in dat bij verrekening in beginsel rekening moet worden gehouden met de beslagvrije voet zoals deze zijn regeling vindt in artikel 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om deze bepaling in de eerste drie maanden na oplegging van de recidiveboete buiten toepassing te laten. Het college mag dus de openstaande boetevordering (zowel de recidiveboete als een wellicht nog openstaand bedrag in verband met de eerdere boete) in deze eerste drie maanden volledig met een eventueel bijstandsrecht verrekenen.

In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boetevordering. De Kamer achtte echter - juist bij bijstandsverlening – het risico reëel dat zich situaties zouden kunnen voordoen waarbij de uiteindelijke totale maatschappelijke kosten beduidend hoger lagen dan het met deze invorderingsmethodiek bereikte resultaat. Bij amendement is daarom de verplichting omgezet in een bevoegdheid, zodat de gemeente de mogelijkheid heeft om daar waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft (denk bijvoorbeeld aan hogere maatschappelijke kosten vanwege huisuitzetting) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren. De Participatiewet verplicht de gemeenteraad in dit kader bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot het gebruik van deze bevoegdheid.

In deze verordening is vastgelegd op welke wijze in de gemeente Arnhem gebruik gemaakt zal worden van de bevoegdheid tot verrekening van de recidiveboete.

Bij raadsbesluit van 15 december 2014 (inwerkingtredingsdatum 1 januari 2015) heeft de raad b e paald dat geen gebruik meer wordt gemaakt van de bevoegdheid om de beslagvrije voet buiten we r king te stellen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 2. Verrekenen met beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, wordt verrekening zonder inachtneming van de beslagvrije voet niet aanvaardbaar geacht. In dit artikel wordt geregeld dat bij verrekening van een recidiveboete met de uitkering altijd de beslagvrije voet in acht genomen moet worden. Dat betekent dat een recidiveboete voortaan op dezelfde wijze verrekend wordt als een boete die wordt opgelegd bij eerste schending van de inlichtingenplicht.

Artikel 3. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 3 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Dit artikel heeft na de wijziging van 15-12-2014 (inwerkingtreding 1-1-2015) geen praktische betekenis meer.

Artikel 4. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.