Verordening op de rekenkamer Arnhem 2016

Geldend van 23-09-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2016

Intitulé

Verordening op de rekenkamer Arnhem 2016

Verordening op de rekenkamer Arnhem 2016

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Gemeentewet;

  • b.

    raad: gemeenteraad van Arnhem;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;

  • d.

    rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Arnhem

  • e.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamer van de gemeente Arnhem;

  • f.

    lid: een lid van de rekenkamer van de gemeente Arnhem;

  • g.

    auditcommissie: de commissie als bedoeld in de Verordening op de auditcommissie gemeente Arnhem.

Artikel 2 rekenkamer

  • 1. Gelet op artikel 81a van de wet is er een rekenkamer.

  • 2. De rekenkamer bestaat uit drie leden, waaronder de voorzitter.

  • 3. De rekenkamer heeft tot taak onderzoek te doen als bedoeld in artikel 182, eerste lid, van de wet.

Artikel 3 Benoeming leden

1.De benoemingen van de leden en de voorzitter geschieden door de raad op gemotiveerde

aanbeveling van de auditcommissie.

  • 2.

    De auditcommissie doet de aanbeveling aan de raad vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat bevattende:

    • a.

      een mededeling dat hij een benoeming als lid zal aanvaarden, en

    • b.

      een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

  • 3.

    Voorafgaand aan een aanbeveling voor een benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer pleegt de auditcommissie overleg met de rekenkamer.

  • 4.

    Naast het gestelde in artikel 81f van de wet zijn niet benoembaar tot lid van de rekenkamer personen die naar taak of functie verbonden zijn aan instellingen die op grond van artikel 184, eerste lid, van de wet onderwerp van onderzoek kunnen zijn.

  • 5.

    De rekenkamer wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan die bij ontstentenis van de voorzitter diens taken waarneemt.

  • 6.

    De Voorzitter van de rekenkamer is eindverantwoordelijk voor de rekenkamer, is verantwoordelijk voor externe contacten en overziet de algemene lijn van de rekenkamer en is niet rechtstreeks betrokken bij het uitvoeren van onderzoeken;

  • 7.

    De overige leden van de rekenkamer zijn betrokken bij de onderzoeken. Hierbij kunnen zij zich onder meer laten ondersteunen door de secretaris van de rekenkamer.

Artikel 4 Ontslag en non-activiteit

1.De rekenkamer bericht de auditcommissie als één van de ontslaggronden zich voordoet,

bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, van de wet.

  • 2.

    De rekenkamer bericht de auditcommissie als één van de gronden voor non-actiefstelling zich voordoet bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 3.

    In de gevallen bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet

adviseert de auditcommissie de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-actief stellen van het desbetreffende lid.

  • 4.

    De auditcommissie adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid.

  • 5.

    Voorafgaand aan een advies zoals bedoeld in het derde en vierde lid pleegt de

auditcommissie overleg met de rekenkamer.

Artikel 5 Openbaarheid

  • 1. De rekenkamer vergadert in beslotenheid, haar rapporten zijn openbaar.

  • 2. De rekenkamer kan openbare vergaderingen beleggen.

Artikel 6 Onderzoeksprotocol en gedragscode

  • 1. De rekenkamer stelt een onderzoeksprotocol voor de uitvoering van haar onderzoek en een gedragscode vast. De gedragscode sluit aan op de gedragscode voor raadsleden die door raad is opgesteld.

  • 2. In het onderzoeksprotocol werkt de rekenkamer tevens uit wat voor een soort onderzoeken hij verricht en welke tijdsduur daarmee is gemoeid.

  • 3. De onder het eerste lid aangeduide documenten worden na vaststelling door de rekenkamer ter kennisneming aan de raad gezonden.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. De rekenkamer stelt elk jaar vóór 1 april een onderzoeksplan vast, de auditcommissie gehoord hebbend, en brengt het vervolgens ter kennis van de raad.

  • 2. De rekenkamer bepaalt de onderwerpen die zij onderzoekt, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de rekenkamer ter kennisneming aan de raad gestuurd.

  • 4. De raad legt zijn verzoek aan de rekenkamer ingevolge het bepaalde in artikel 182, tweede lid, van de wet vast in een besluit. De griffier draagt zorg voor het doorgeleiden van dit verzoek aan de rekenkamer.

  • 5. Over een verzoek als bedoeld in het vierde lid vindt overleg plaats met de auditcommissie. De rekenkamer bericht vervolgens de raad zo snel mogelijk of en op welke wijze aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, motiveert zij haar besluit.

Artikel 8 Rapportage rekenkamer

1.Voordat de rekenkamer tot vaststelling en openbaarmaking van een onderzoeksrapport

overgaat, stelt zij de onderzochte partijen schriftelijk op de hoogte van het conceptrapport daarvan.

2.De rekenkamer stelt de betrokken partijen in de gelegenheid tot ambtelijk wederhoor.

Betrokken partijen kunnen binnen een door de rekenkamer te bepalen termijn schriftelijk

reageren op de bevindingen in het onderzoeksrapport of een door de rekenkamer

geselecteerd deel daarvan.

3.De rekenkamer kan het college binnen een door de rekenkamer te bepalen termijn in de

gelegenheid stellen tot bestuurlijk wederhoor.

  • 4.

    Na de in het tweede c.q. derde lid bedoelde termijn sluit de rekenkamer haar onderzoek af en stelt zij een definitief rapport op waarin de bevindingen, conclusies en aanbevelingen, de eventuele bestuurlijke reactie van het college, alsmede het nawoord van de rekenkamer zijn opgenomen.

  • 5.

    Het definitieve rapport wordt vergezeld van een door de rekenkamer opgesteld raadsvoorstel naar de auditcommissie gezonden, die zorgt voor doorgeleiding naar de raad.

  • 6.

    De raad neemt het rapport en bijbehorend raadsvoorstel uiterlijk vier maanden na ontvangst door de auditcommissie in behandeling.

  • 7.

    De rekenkamer geeft voor de behandeling in de raad een presentatie over het onderzoek. Hierbij wordt de raad in de gelegenheid gesteld technische vragen te stellen.

  • 8.

    Bij de politieke behandeling van het onderzoek in de raad is de rekenkamer niet betrokken, de rekenkamer is hierbij aanwezig voor het beantwoorden van technische vragen.

Artikel 9 Vergoeding werkzaamheden

  • 1.

    De leden ontvangen voor hun werkzaamheden een vaste maandelijkse vergoeding.

  • 2.

    De vergoeding per maand bedraagt voor de voorzitter € 1250, - en voor de overige leden

€ 1000, -.

3.De maandelijkse vergoeding wordt met ingang van 1 januari 2017 jaarlijks geïndexeerd op

basis van het jaarlijks door de raad ten behoeve van de gemeentebegroting vast te stellen

percentage voor de indexering van de loonkosten.

Artikel 10 Budget

  • 1.

    De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget, uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2.

    Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen aan de leden;

    • b.

      de ambtelijk medewerkers;

    • c.

      externe deskundigen die door de rekenkamer worden ingeschakeld;

    • d.

      bureaukosten;

    • e.

      eventuele andere uitgaven die de rekenkamer nodig acht voor de uitoefening van

haar taak.

3.De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het

jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid, van de wet.

Artikel 11 Ambtelijk medewerkers rekenkamer

1.Rechtspositionele besluiten ten aanzien van de ambtelijk medewerkers van de rekenkamer

worden genomen door of namens het college na overleg met de voorzitter van de rekenkamer.

2.De secretaris beheert het budget van de rekenkamer.

Artikel 12 Periodieke evaluatie

  • 1. Jaarlijks vindt een voortgangsoverleg plaats tussen de rekenkamer en de auditcommissie.

  • 2. De rekenkamer treedt minimaal tweemaal per jaar in een raadskamer in overleg met de raad.

  • 3. In opdracht van de raad wordt het functioneren van de rekenkamer elke twee jaar geëvalueerd.

  • 4. De kosten van de evaluatie komen niet ten laste van het budget van de rekenkamer, maar van de raad.

  • 5. De eerste periodieke evaluatie vindt plaats in 2018.

  • 6. De auditcommissie brengt één keer per jaar aan de raad een verslag uit van de voortgang van de uitvoering van door de raad aangenomen aanbevelingen.

Artikel 13 Intrekkingsbepaling

De " Verordening op de rekenkamer Arnhem 2011"wordt ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding en duur controleverordening

Deze verordening treedt na de voorgeschreven bekendmaking met terugwerkende kracht in

werking per 1 april 2016.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op de rekenkamer Arnhem 2016”.

Toelichting bij de Verordening op de rekenkamer Arnhem 2016

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities ter voorkoming dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.

Artikel 2

De raad bepaalt of er in een gemeente een rekenkamer of een rekenkamerfunctie is. De

raad bepaalt verder het aantal leden van dit orgaan. In Arnhem is er een rekenkamer met 3 leden. Krachtens artikel 182 van de gemeentewet onderzoekt de rekenkamer de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Dit wetsartikel stelt expliciet dat een onderzoek van de rekenkamer naar rechtmatigheid géén controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid Gemeentewet omvat. Dit is een taak van de accountant. Aangezien andere onderzoeken van o.a. de accountant en van het college op grond van artikel 213a Gemeentewet met name gericht zijn op rechtmatigheid en bedrijfsvoeringsvraagstukken, zal in onderzoeken van de rekenkamer het accent liggen op doeltreffendheid.

Artikel 3

De auditcommissie bereidt een aantal beslissingen van de raad voor, waaronder benoeming en ontslag van de voorzitter en de rekenkamerleden en eventueel herbenoemingen. Die voorbereidingen monden uit in een gemotiveerde aanbeveling aan de raad, waarin in het geval van benoemingen ook een beknopt CV van de voorgedragen personen kunnen zijn opgenomen. De wijze waarop de auditcommissie dit doet, is vastgelegd in de verordening op de auditcommissie. Voorafgaand aan een voordracht pleegt de auditcommissie overleg met de rekenkamer. Naast de in artikel 81f genoemde zogeheten incompatabiliteiten zijn ook mensen van het lidmaatschap van de rekenkamer uitgesloten die verbonden zijn aan een instelling of organisatie die financieel of bestuurlijk aan Arnhem gelieerd is. Als criterium geldt of de betreffende instelling of organisatie onderwerp van onderzoek kan zijn van de rekenkamer.

Artikel 4

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties. In de verordening is ervoor gekozen de rekenkamer hierin een initiërende rol te laten vervullen. De auditcommissie bereidt eventuele besluitvorming van de raad hierover voor.

Artikel 5

Openbaarheid en beslotenheid worden in de verordening geregeld. De vergaderingen van de

rekenkamer zijn in beginsel besloten, maar de rekenkamer kan besluiten daarvan af te wijken.

Artikel 6

In het onderzoeksprotocol wordt een nadere uitwerking gegeven aan het soort onderzoeken dat wordt verricht. Zo kan de rekenkamer diepgravende onderzoeken verrichten, maar bijvoorbeeld ook flitsonderzoeken. Tevens geeft de rekenkamer inzicht in de duur van de soort onderzoeken, bijvoorbeeld kortlopende en langdurige onderzoeken. Hierdoor wordt meer inzicht gegeven in het soort onderzoeken dat de rekenkamer kan verrichten. Verder stelt het de raad in staat een (meer)specifiek besluit te nemen indien hij een verzoek tot een onderzoek richt aan de rekenkamer.

Artikel 7

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken er zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen. De mogelijkheid tot het doen van een verzoek door de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de Gemeentewet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Om te markeren dat het een verzoek van de raad is en om een heldere eerste afbakening van het gevraagde onderzoek te verkrijgen, dient een onderzoeksverzoek in een door de raad genomen besluit te zijn vastgelegd. De auditcommissie is het overlegplatform om zo’n verzoek te bespreken en te bezien wat er mogelijk is of wat eventueel alternatieven zijn. De uiteindelijke beslissing over het al dan niet honoreren van een dergelijke verzoek van de raad, ligt bij de rekenkamer. Deze stuurt hierover een officieel bericht aan de raad. Indien de rekenkamer een gemotiveerd verzoek van de raad niet honoreert, dient hieraan een gemotiveerde afwijzing ten grondslag te liggen.

Artikel 8

Uit oogpunt van zorgvuldigheid krijgen de onderzochte partijen (raad, college of verbonden partijen) de kans om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) concept-onderzoeksrapport. Er vindt eerst ambtelijk wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden eruit te halen en te corrigeren.

Bij grote onderzoeken zal ook het college gevraagd worden om een reactie te geven op het conceptonderzoeksrapport. Bij kleinere onderzoeken zal de Rekenkamer dit verzoek niet hoeven te doen en zal de bijdrage van het college vooral de politieke discussie in de raadskamer zijn, nadat het rapport is afgerond. Het is aan de Rekenkamer om een afweging te maken of het college in het concept stadium van het rapport een reactie wordt gevraagd.

De rekenkamer stelt hierna een bestuurlijk rapport op met conclusies en aanbevelingen.

Het definitieve rapport bestaat uit de bevindingen, conclusies en aanbevelingen, de

bestuurlijke reactie van het college en het nawoord van de rekenkamer.

Op grond van artikel 185, tweede lid, van de Gemeentewet heeft de rekenkamer de bevoegdheid de raad naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek voorstellen te doen. Een raadsvoorstel bevordert de doorwerking van het rapport. De procedurele afhandeling verloopt via de auditcommissie.

De raad dient een rapport met bijbehorend voorstel binnen 4 maanden na ontvangst door de

auditcommissie in behandeling te nemen. Ook deze bepaling is bedoeld om de doorwerking van rapporten te bevorderen.

Artikel 9

Op grond van artikel 81k van de Gemeentewet dient de raad de vergoedingen voor de leden van de rekenkamer bij verordening vast te leggen. Er wordt een vaste vergoeding per maand uitgekeerd.

Hiervoor is uitgegaan van een veronderstelde gemiddelde tijdsinvestering van twee dagdelen per week voor de voorzitter en twee dagdelen per week voor ieder lid. Er worden geen extra vergoedingen voor werkzaamheden uitgekeerd, ook niet als een of meer van de leden aan een project aanmerkelijk meer tijd heeft besteed

Artikel 10

De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad en het college is een waarborg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget wel verantwoording verschuldigd aan de raad en legt deze af in haar jaarverslag.

Artikel 11

De positie van de ambtelijke ondersteuning is in dit artikel geregeld. Wettelijk is bepaald (art 81j) dat het college op voordracht van de rekenkamervoorzitter ambtenaren benoemt ter ondersteuning van de rekenkamer. Deze ambtenaren zijn voor inhoud van hun werkzaamheden uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de rekenkamer.

Artikel 12

De rekenkamer zal twee maal per jaar in overleg treden met de raad over onder andere de voortgang van de onderzoeken, de te starten onderzoeken, eventueel aangenomen moties op grond van artikel 7, lid 4 van deze verordeningen en eventueel overige politieke actualiteiten. De rekenkamer is door de wetgever in het leven geroepen om de controlerende rol van de raad te versterken. Periodiek dient te worden bezien in hoeverre de door de raad gekozen invulling daarin voorziet, helpt om aan te blijven sluiten op de verwachtingen binnen de raad.

Jaarlijks wordt daartoe een voortgangsgesprek gehouden tussen de rekenkamer en de

auditcommissie en eens per twee jaar vindt een evaluatie plaats. De raad is de opdrachtgever van deze evaluatie, voert deze wellicht ook zelf uit en zorgt voor het budget dat daarvoor nodig is. De rekenkamer moet de tijd en gelegenheid hebben een eigen werkwijze te ontwikkelen, de raad moet voldoende ervaring met de rekenkamer hebben om zich een oordeel erover te kunnen vormen. Daarom is de evaluatieperiode op twee jaar gesteld. De eerste keer dat een dergelijke evaluatie plaatsvindt, zal derhalve in het jaar 2018 zijn (het vierde jaar van de nieuwe rekenkamer die in 2016 start). Het bovenstaande laat onverlet de mogelijkheden van tussentijdse evaluatie.