Regeling vervallen per 01-01-2012

Nadere Regels Re-integratieverordening

Geldend van 23-07-2009 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2009

Intitulé

Nadere Regels Re-integratieverordening

Nadere Regels Re-integratieverordening

Hoofdstuk 1 Arbeidsverplichtingen

Artikel 1 Algemene uitgangspunten

(Vervallen.)

Artikel 2 Zorg voor kinderen bij gehuwden

(Vervallen.)

Artikel 3 Zorg voor kinderen bij de alleenstaande ouder

(Vervallen.)

Artikel 4 57,5 jaar en ouderen

(Vervallen.)

Hoofdstuk 2 Werkgeverssubsidies

Artikel 5 Algemene bepalingen inzake werkgeverssubsidie

1.Subsidieplafond

Zonodig maakt het college jaarlijks bekend welk totaalbedrag beschikbaar is voor de in dit hoofdstuk bedoelde werkgeverssubsidies en de verdeling daarvan.

  • 2.

    Aanvraag

    • a.

      Bij de aanvraag tot verlening van een werkgeverssubsidie overlegt de werkgever:

      • -

        naam, adres, woonplaats en burgerservicenummer van de werknemer;

      • -

        naam, adres, woonplaats van de werkgever;

      • -

        een afschrift van de arbeidsovereenkomst waaruit de aard, de duur, de omvang van de overeenkomst en de hoogte van de vergoeding voor de werknemer blijken en

      • -

        een schriftelijke verklaring, ondertekend door werkgever en werknemer, inhoudende dat de werkgever zich bereid verklaart de arbeidsovereenkomst met de werknemer, bij voldoende functioneren en bij niet ten nadele gewijzigde bedrijfseconomische omstandigheden, aansluitend aan de gesubsidieerde periode voort te zetten dan wel;

      • -

        gegevens omtrent de wijze waarop de werkgever aan de werknemer begeleiding biedt in het werkproces en gegevens omtrent de wijze waarop faciliteiten beschikbaar zijn gesteld voor het realiseren van de afgesproken trajectdoelen in de vorm van een concreet begeleidingsplan en

      • -

        indien meerdere werknemers waarvoor een werkgeverssubsidie wordt ontvangen bij de werkgever werkzaam zijn: een eigen verklaring van de werkgever, waarin deze verklaart dat deze werknemers maximaal 10% van de reguliere formatie uitmaken.

    • b.

      (Vervallen.)

    • c.

      Het college kan bepalen dat ook andere bescheiden, dan wel nadere informatie worden overgelegd.

    • a.

      De aanvraag tot verlening van de werkgeverssubsidie dient binnen een maand na aanvang van de dienstbetrekking te worden ingediend.

  • 3.

    Weigeringsgronden

Artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht is op de subsidieverlening van toepassing.

Het college kan tevens de subsidie weigeren indien de subsidieontvanger voor de kosten waarvoor subsidie wordt verstrekt een andere subsidie ontvangt of die kosten op een andere wijze, waaronder begrepen het doen van een beroep op een voorliggende voorziening, kan verminderen.

5. Subsidieverlening

De beschikking tot subsidieverlening bevat ten minste:

-een omschrijving van de gesubsidieerde activiteiten;

  • - de subsidiemaatstaf;

  • - de duur van de subsidie;

  • - de subsidievoorwaarden;

  • - de verplichtingen van de subsidieontvanger;

  • - de termijn voor de aanvraag van de subsidievaststelling; en

  • - de termijn van de ambtshalve subsidievaststelling.

6. Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      tot het voeren van een goede administratie over de aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven;

    • b.

      tot het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de gesubsidieerde activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven;

    • c.

      uit eigen beweging het college onverwijld schriftelijk mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op de hoogte en de duur van de subsidie.

  • 7.

    Voorschotten

Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen voorschotten worden verstrekt.

  • 8.

    Subsidievaststelling

  • a.

    De subsidieontvanger, aan wie een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, is verplicht binnen 6 weken na afloop van het kalenderjaar, binnen 6 weken na afloop van de subsidiabele activiteiten en binnen 6 weken na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen bij het college.

  • b.

    Het college kan voor de aanvraag tot subsidievaststelling een formulier vaststellen.

  • c.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling overlegt de subsidieontvanger:

    • - bewijsstukken waaruit het voortduren van het dienstverband, dan wel het eindigen van het dienstverband en de daaruit voortvloeiende verplichtingen blijkt;

    • - bewijsstukken waaruit blijkt dat de werkgever begeleiding heeft geboden in het werkproces en bewijsstukken omtrent de wijze waarop faciliteiten beschikbaar zijn gesteld voor het realiseren van de vastgestelde trajectdoelen;

    • - bewijsstukken waarin de werkgever rekening en verantwoording aflegt omtrent de aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven.

  • d.

    Het college kan bepalen dat ook andere bescheiden, dan wel nadere informatie worden overgelegd. Het college doet hiervan mededeling in het besluit tot subsidieverlening.

  • e.

    Het college kan voorschrijven dat een schriftelijke verklaring wordt overgelegd van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de in dit artikel bedoelde bescheiden, dan wel een mededeling dat van onjuistheden niet is gebleken. Het college doet hiervan mededeling in het besluit tot subsidieverlening.

  • f.

    Het college stelt de subsidie uiterlijk 3 maanden na binnenkomst van de aanvraag tot subsidievaststelling vast.

  • g.

    Indien na afloop van de termijn, bedoeld in onderdeel a, geen aanvraag is ingediend, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld binnen drie maanden na afloop van de termijn.

  • h.

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde subsidiebedrag onder gelijktijdige verrekening van de verstrekte voorschotten.

  • 9.

    Betaling van de subsidie

Het vastgestelde bedrag dat resteert na verrekening van de voorschotten met het vastgestelde subsidiebedrag zal binnen twee maanden na de subsidievaststelling worden betaald.

Artikel 6 Individuele plaatsingsbevorderende subsidie

  • 1.

    Indicering

  • a.

    Onder werknemer behorend tot categorieën I, II of III wordt in dit artikel verstaan de belanghebbende die behoort tot de doelgroep bedoeld in artikel 5 van de Re-integratieverordening gemeente Arnhem van wie is vastgesteld dat hij naar redelijke verwachting in staat is om - ondersteund door aangeboden begeleiding en werkervaring - binnen een periode van respectievelijk 1, 2 of 3 jaar een niveau van presteren te bereiken, zodanig dat de continuering van een dienstbetrekking op reguliere basis (zonder verdere ondersteuning van plaatsingsbevorderende subsidies) mogelijk is.

  • b.

    Onder werknemer behorend tot categorie O wordt verstaan de belanghebbende, behorende tot de doelgroep bedoeld in artikel 5 van de Re-integratieverordening gemeente Arnhem, die weliswaar geschikt wordt geacht om op termijn op een reguliere baan te kunnen gaan werken, maar daarvoor eerst extra werkervaring moet opdoen

  • c.

    Wanneer daartoe aanleiding bestaat, kan ten aanzien van de werknemer, bedoeld in het eerste lid onder a en b een herindicatie plaatsvinden.

  • 2.

    Voorwaarden

  • a.

    Het college verstrekt op aanvraag aan de werkgever, met inachtneming van het gestelde in deze nadere regels, een werkgeverssubsidie, genaamd Individuele Plaatsingsbevorderende subsidie bij indienstname van een werknemer bedoeld in het eerste lid.

  • b.

    Voorwaarden voor toekenning van deze subsidie zijn:

    • 1.

      toepassing van deze subsidie is door het college geïndiceerd in een trajectplan;

    • 2.

      de werkgever begeleidt de werknemer op adequate wijze bij het werkproces en/of stelt faciliteiten beschikbaar voor het realiseren van de vastgestelde trajectdoelen;

    • 3.

      de werkgever sluit met de werknemer een arbeidsovereenkomst conform de geldende CAO of rechtspositieregeling af;

    • 4.

      de netto beloning op basis van de arbeidsovereenkomst is ten minste gelijk aan de voor de geïndiceerde werknemer van toepassing zijnde uitkeringsnorm;

    • 5.

      de werkgever verklaart zich bereid de arbeidsovereenkomst met de werknemer, bij voldoende functioneren, en bij niet ten nadele gewijzigde bedrijfseconomische omstandigheden, aansluitend aan de gesubsidieerde periode te verlengen;

    • 6.

      detachering van de werknemer door de gesubsidieerde werkgever bij een andere werkgever is uitsluitend toegestaan, indien zulks onderdeel uitmaakt van een door het college goedgekeurd trajectplan, waarin ook de condities voor detachering zijn vastgelegd;

    • 7.

      bij de werkgever kunnen meerdere werknemers, waarvoor een werkgeverssubsidie als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt, werkzaam zijn mits deze werknemers maximaal 10 procent van de reguliere formatie uitmaken dan wel de werkgever naar het oordeel van het college op andere wijze voldoende heeft aangetoond dat de werknemer in voldoende mate professioneel wordt begeleid.

  • c.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel b, aanhef en onder 4 kan subsidie worden verleend zonder dat de netto beloning ten minste gelijk is aan de voor de geïndiceerde werknemer van toepassing zijnde uitkeringsnorm, indien sprake is van persoonlijke omstandigheden bij de werknemer waardoor dit niet mogelijk is of omdat dit gelet op de situatie op de arbeidsmarkt niet mogelijk is.

  • d.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel b, aanhef en onder 5 kan subsidie worden verleend aan een werkgever die met een werknemer een arbeidsovereenkomst sluit en verklaart dat hij de doelstelling, om aansluitend tot een reguliere ongesubsidieerde dienstbetrekking te komen, onderschrijft en daaraan optimaal meewerkt. Het bepaalde in artikel 5, tweede lid, sub a aanhef en onder het vierde gedachtestreepje is op deze subsidieverlening niet van toepassing.

  • 3.

    Verplichtingen

  • a.

    De werkgever is verplicht de werknemer in staat te stellen dat te ondernemen wat nodig is voor de uitstroom naar reguliere arbeid.

  • b.

    Het college kan bij de subsidieverlening aan de subsidieontvanger, zonodig in afwijking van het bepaalde in deze nadere regels, andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4.

    Duur van de subsidie

    • a.

      Voor de werknemer behorend tot categorie I bedraagt de subsidieduur ten hoogste 1 jaar.

    • b.

      Voor de werknemer behorend tot categorie II bedraagt de subsidieduur ten hoogste 2 jaren.

    • c.

      Voor de werknemer behorend tot categorie III bedraagt de subsidieduur ten hoogste 3 jaren.

    • d.

      Voor de werknemer behorend tot categorie O bedraagt de subsidieduur ten hoogste 1 jaar.

  • 5.

    Hoogte van de subsidie

  • a.

    Het college stelt jaarlijks een normbedrag voor de subsidie vast. De grondslag van dit normbedrag zijn de noodzakelijke loonkosten bij een aanstelling van 32 uur op het niveau van 100% van het wettelijke minimumloon waarbij de Gemeente Arnhem als fictieve werkgever wordt gehanteerd. Het college stelt dit bedrag jaarlijks bij aan de hand van de ontwikkeling van het wettelijke minimumloon.

  • b.

    De hoogte van de individuele plaatsingssubsidie (IP) per werknemer wordt op de volgende wijze berekend:

  • 1.

    het basisbedrag voor de werkgever wordt berekend:

    • - indien de werkgever een werkgever is zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit in- en doorstroombanen zoals dat luidde op 31 december 2003:

    • o

      indien de werknemer behoort tot categorie III: 100% van het normbedrag gedurende het eerste jaar, 90% van het normbedrag gedurende het tweede jaar, 80% van het normbedrag gedurende het derde jaar;

    • o

      indien de werknemer behoort tot categorie II: 90% van het normbedrag gedurende het eerste jaar, 80% van het normbedrag gedurende het tweede jaar;

    • o

      indien de werknemer behoort tot categorie I: 80% van het normbedrag gedurende het eerste jaar;

      - voor de overige werkgevers:

    • o

      indien de werknemer behoort tot categorie III: 90% van het normbedrag gedurende het eerste jaar, 70% van het normbedrag gedurende het tweede jaar, 50% van het normbedrag gedurende het derde jaar;

    • o

      indien de werknemer behoort tot categorie II: 70% van het normbedrag gedurende het eerste jaar, 50% van het normbedrag gedurende het tweede jaar;

    • o

      indien de werknemer behoort tot categorie I: 50% van het normbedrag gedurende het eerste jaar;

    • 2.

      het basisbedrag voor de werkgever wordt naar rato aangepast wanneer de werknemer minder dan 32 uur per week en korter dan 12 maanden in het betreffende subsidiejaar werkt;

    • 3.

      (vervallen).

6. Hoogte van de subsidie bij detachering

In afwijking van het bepaalde in het vijfde lid, sub b, onder 1 kan het college bepalen dat een werkgever zoals bedoeld onder het tweede gedachtestreepje die onder toepassing van het tweede lid, sub a, onder 6 de werknemer detacheert bij een werkgever zoals bedoeld onder het eerste gedachtestreepje, tijdelijk wordt aangemerkt als een werkgever zoals bedoeld onder het eerste gedachtestreepje.

7. Opstap-subsidie

a. In afwijking van het bepaalde in het vijfde lid sub b onder 1 verhoogt het college, indien de werknemer behoort tot categorie O het basisbedrag tot 100% van het normbedrag.

b.Het bepaalde in artikel 5, tweede lid, sub a aanhef en onder het vierde gedachtestreepje en artikel 6, tweede lid, onderdeel b onder 5 is op de subsidieverstrekking bedoeld in dit lid niet van toepassing

8 Verhoging Opstap-subsidie

De subsidie welke wordt verstrekt met toepassing van het zevende lid van dit artikel kan worden verhoogd met een bedrag voor door of namens de werkgever te verrichten inspanningen - gericht op het creëren van condities waarbinnen de werknemer in staat is om op adequate wijze werkzaamheden te verrichten en daarmee werkervaring op te doen - welke op basis van een onderbouwd verzoek naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn en niet op een andere wijze door of namens het college op adequate wijze kunnen worden gecreëerd..

9. Urenomvang

Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid, sub b, onder 2 dient de werkgever bij de aanvraag tot subsidieverlening aan te geven welke urenomvang het dienstverband per kalendermaand geacht kan worden te hebben. Indien er in een kalendermaand door de werkgever gedurende minder uren arbeid wordt aangeboden, bestaat er voor die kalendermaand geen aanspraak op subsidie.

Artikel 6a Uitloop-loonsuppletie-subsidie

1. Definitie

In dit artikel wordt verstaan onder:

loonwaarde: de opbrengst van de arbeid van een werknemer

loonwaardeverschil: het verschil, in procenten, tussen de loonwaarde van de werknemer bedoeld in het tweede lid en de loonwaarde van de gemiddelde werknemer die voldoende productief is om ten minste het minimumloon te verdienen

werknemer: werknemer, behorend tot de doelgroep bedoeld in artikel 5 van de Re-integratieverordening gemeente Arnhem, ten aanzien van wie is vastgesteld dat zijn loonwaarde blijvend lager is dan de grens die ten aanzien van de betreffende functie gehanteerd moet worden om de werkgeverskosten te kunnen dekken

2. Uitloop-loonsuppletie-subsidie

Het college kan aan een werkgever die een dienstverband aangaat met een werknemer ten behoeve van wiens re-integratie een subsidie als bedoeld in artikel 6 is verstrekt een werkgeversubsidie, genaamd Uitloop-loonsuppletie-subsidie verstrekken.

3. Voorwaarden en verplichtingen verbonden aan de Uitloop-loonsuppletie-subsidie

De subsidie bedoelt in het tweede lid wordt onder de volgende voorwaarden en verplichtingen verstrekt:

  • a.

    De arbeidsovereenkomst moet zijn aangegaan voor ten minste zes maanden,

  • b.

    Ten aanzien van de werknemer is vastgesteld dat zijn loonwaarde lager is dan de grens die ten aanzien van de betreffende functie gehanteerd moet worden om de werkgeverskosten te kunnen dekken,

  • c.

    De arbeid en de omvang daarvan zijn gelet op de mogelijkheden van de werknemer zodanig dat de werknemer, bij ongewijzigde omstandigheden in staat moet worden geacht de arbeid te kunnen blijven verrichten,

  • d.

    Zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt kan er periodiek een herbeoordeling van de loonwaarde plaats vinden; de werkgever is verplicht hieraan mee te werken en

  • e.

    Het bepaalde in artikel 5 zesde lid, artikel 6 tweede lid onder b, artikel 6 tweede lid onderdeel b aanhef en onder 4, artikel 6 tweede lid onder c en artikel 6 derde lid onder b van deze regeling is van overeenkomstige toepassing op de subsidie bedoeld in dit artikel.

4. Hoogte van de Uitloop-loonsuppletie-subsidie

  • a.

    De maximale hoogte van de Uitloop-loonsuppletie-subsidie op jaarbasis bedraagt 50% van het normbedrag genoemd in artikel 6, vijfde lid onder a van deze regeling.

  • b.

    Indien de duur van de arbeidsovereenkomst korter is dan 12 maanden, of indien de omvang van de arbeidsovereenkomst minder bedraagt dan 32 uur per week wordt de subsidie dienovereenkomstig verlaagd.

  • c.

    Onverminderd onderdeel a van dit lid bedraagt de hoogte van de subsidie: het product van het loonwaardeverschil en het normbedrag genoemd in artikel 6, vijfde lid onder a van deze regeling.

  • d.

    Indien na een herbeoordeling, zoals bedoeld in het derde lid onder d, wordt geconstateerd dat de loonwaarde van de werknemer is gewijzigd wordt de hoogte van de subsidie opnieuw bepaald

5. Duur van de subsidie

  • a.

    De subsidie wordt toegekend voor de duur van de arbeidsovereenkomst met de werknemer.

  • b.

    Indien na een herbeoordeling, zoals bedoeld in het derde lid onder d, wordt geconstateerd dat er geen sprake meer is van een loonwaardeverschil, wordt de subsidie gedurende een redelijke termijn voortgezet alvorens de subsidie wordt beëindigd.

6. Bewijsstukken

De subsidieontvanger zendt periodiek maandelijks aan burgemeester en wethouders bewijsstukken waaruit het voortduren van het de dienstverband en de daaruit voortvloeiende verplichtingen blijken.

7. Aanvullende subsidie

Het college kan aan de werkgever bedoeld in het tweede lid eenmalig een aanvullende subsidie verstrekken voor de noodzakelijk kosten van aanpassing van de werkplek of werkomgeving van de werknemer

Kosten die voortvloeien uit toepasselijke wet- of regelgeving komen niet voor subsidie in aanmerking.

Hoofdstuk 3 Overige subsidies

Artikel 7 Algemene bepalingen

1.Subsidieplafond

Zonodig maakt het college jaarlijks bekend welk totaalbedrag beschikbaar is voor de in dit hoofdstuk bedoelde subsidies en de verdeling daarvan.

2.Weigeringsgronden

Artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht is op de subsidieverlening van toepassing.

3.Aanvraagformulier

Het college kan voor de aanvraag tot subsidieverlening een formulier vaststellen.

4.Subsidieverlening

De beschikking tot subsidieverlening bevat ten minste:

    • - een omschrijving van de gesubsidieerde activiteiten;

    • - de subsidiemaatstaf;

    • - de duur van de subsidie;

    • - de subsidievoorwaarden;

    • - de verplichtingen van de subsidieontvanger;

    • - de termijn voor de aanvraag van de subsidievaststelling; en

    • - de termijn van de ambtshalve subsidievaststelling.

  • 5.

    Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    tot het voeren van een goede administratie over de aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven;

  • b.

    tot het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de gesubsidieerde activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven;

  • c.

    uit eigen beweging het college onverwijld schriftelijk mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op de hoogte en de duur van de subsidie.

  • 6.

    Voorschotten

Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen voorschotten worden verstrekt.

  • 7.

    Subsidievaststelling

  • a.

    De subsidieontvanger, aan wie een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, is verplicht binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar, binnen twee maanden na afloop van de subsidiabele activiteiten en binnen twee maanden na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen bij het college.

  • b.

    Het college kan voor de aanvraag tot subsidievaststelling een formulier vaststellen.

  • c.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling overlegt de subsidieontvanger bewijsstukken waarin de werkgever rekening en verantwoording aflegt omtrent de gesubsidieerde activiteiten en de aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven.

  • d.

    Het college kan bepalen dat ook andere bescheiden, dan wel nadere informatie worden overgelegd. Het college doet hiervan mededeling in het besluit tot subsidieverlening.

  • e.

    Het college kan voorschrijven dat een schriftelijke verklaring wordt overgelegd van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de in dit artikel bedoelde bescheiden, dan wel een mededeling dat van onjuistheden niet is gebleken. Het college doet hiervan mededeling in het besluit tot subsidieverlening.

  • f.

    Het college stelt de subsidie uiterlijk 3 maanden na binnenkomst van de aanvraag tot subsidievaststelling vast.

  • g.

    Indien na afloop van de termijn, bedoeld in onderdeel a. geen aanvraag is ingediend, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld binnen drie maanden na afloop van de termijn.

  • h.

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde subsidiebedrag onder gelijktijdige verrekening van de verstrekte voorschotten.

  • 8.

    Betaling van de subsidie

Het vastgestelde bedrag dat resteert na verrekening van de voorschotten met het vastgestelde subsidiebedrag zal binnen twee maanden na de subsidievaststelling worden betaald.

Artikel 8 “Werken voor de stad”-subsidie

  • 1.

    Subsidieaanvraag

    Het college verstrekt op aanvraag een “werken voor de stad”-subsidie, met inachtneming van het gestelde in artikel 7, aan organisaties voor een project waarbij deelnemers stagewerkzaamheden verrichten waarbij maatschappelijk gewenste activiteiten worden verricht en waarbij een bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteit en de leefbaarheid van de stad ten behoeve van de kosten verbonden aan dat project.

  • 2.

    Subsidievoorwaarden

De in het eerste lid bedoelde subsidie kan worden verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    toepassing van deze subsidie is door het college geïndiceerd in een trajectplan;

  • b.

    de aanvrager begeleidt de deelnemer op adequate wijze bij het werkproces of stelt faciliteiten beschikbaar voor het realiseren van de vastgestelde trajectdoelen;

  • c.

    binnen het project worden werkzaamheden verricht in de gemeente Arnhem;

  • d.

    het project moet leer- en begeleidingscomponenten omvatten;

  • e.

    binnen het project worden geen commerciële werkzaamheden verricht dan wel activiteiten die tot de kernactiviteiten van de organisatie kunnen worden gerekend;

  • f.

    de deelnemer behoort tot de doelgroep bedoeld in artikel 5 van de Re-integratieverordening;

  • g.

    binnen het project verricht de deelnemer minimaal 20 uur en maximaal 32 uur per week werkzaamheden;

  • h.

    een deelnemer kan maximaal 3 maanden aan het project deelnemen, deze periode kan, na goedkeuring door de casemanager, met een periode van maximaal 3 maanden worden verlengd;

  • i.

    Het project is primair gericht op deelnemers die vooralsnog niet bemiddelbaar naar regulier werk zijn, waarbij de deelname aan het project voor de deelnemer een voortraject naar een re-integratietraject is.

3.Aanvraag

Bij de aanvraag tot verlening van een subsidie overlegt de aanvrager:

  • a.

    naam, adres en woonplaats van de aanvrager;

  • b.

    een omschrijving van het project met een bijbehorende projectbegroting;

  • c.

    naam, adres, woonplaats van de deelnemer;

  • d.

    een afschrift van de overeenkomst met de deelnemer aan het project waarin in ieder geval de volgende zaken zijn opgenomen:

    • - inhoud werkzaamheden;

    • - doel van de stagewerkzaamheden;

    • - omvang werkzaamheden per week;

    • - duur van stageperiode;

    • - omschrijving van de geboden begeleiding;

    • - verantwoordelijkheid voor het verstrekken van noodzakelijke hulp- en beschermingsmiddelen;

    • - verzekering van de deelnemer;

    • - overige afspraken met betrekking tot geldende omgangsregels;

  • e.

    indien de stageverlener/aanvrager voor de kosten voortvloeiend uit de stage een andere subsidie ontvangt, dan wel deze heeft aangevraagd of die kosten op een andere wijze kan verminderen, stelt de aanvrager het college hiervan bij de subsidieaanvraag op de hoogte.

  • 4.

    Subsidiebedrag

  • a.

    De “werken voor de stad”-subsidie bedraagt maximaal € 1.250,-- per 3 maanden per deelnemer.

  • b.

    (Vervallen.)

  • c.

    Het in onderdeel a genoemde bedrag wordt verlaagd wanneer uit de projectbegroting blijkt dat een lager subsidiebedrag toereikend is.

  • 5.

    Afwijking

  • a.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, aanhef onder g kan door het college op basis van individuele omstandigheden de werkduur op een niveau lager dan 20 uren worden vastgesteld.

  • b.

    In geval van toepassing van onderdeel a van dit lid wordt de subsidie naar rato vastgesteld.

6.Aanvullende subsidie

Het bedrag van de subsidie, bedoeld in het vierde lid wordt verhoogd met een bedrag van € 1,00 per uur dat de deelnemer werkzaamheden verricht, tot een maximum van het in het vierde lid van artikel 9 bedoelde bedrag.

7.Bijzondere voorwaarde

De aanvullende subsidie, zoals bedoeld in het zesde lid dient de instelling maandelijks als onkostenvergoeding, onder de naam Eurojob, aan de deelnemer te verstrekken.

Artikel 9 Vrijwilligerswerk

1.Subsidie vrijwilligerswerk

Het college verstrekt, met inachtneming van het gestelde in artikel 7, een subsidie aan rechtspersonen, bedoeld in het tweede lid, onder b ten behoeve van de kosten verbonden aan het in stand houden van mogelijkheden voor vrijwilligerswerk.

2.Voorwaarden

Onder vrijwilliger wordt in dit besluit verstaan degene die voldoet aan de navolgende voorwaarden:

  • a.

    degene behoort tot de doelgroep bedoeld in artikel 5 van de Re-integratieverordening gemeente Arnhem;

  • b.

    degene die niet bij wijze van beroep arbeid verricht voor doorgaans één privaat- of publiekrechtelijk lichaam dat niet is onderworpen aan de heffing van de vennootschapsbelasting, of één sportvereniging of -stichting die op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aan de vennootschapsbelasting is onderworpen;

  • c.

    (vervallen);

  • d.

    minimaal 4 uur per week vrijwilligerswerk verrichten.

3.Verplichtingen

  • a.

    De aanvullende subsidie, zoals bedoeld in het vijfde lid, dient de instelling maandelijks als onkostenvergoeding, onder de naam Eurojob, aan de vrijwilliger te verstrekken.

  • b.

    Het college kan bij de subsidieverlening aan de subsidieontvanger, zonodig in afwijking van het bepaalde in deze nadere regels, andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

4.Subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie aan de instelling bedraagt het laagste bedrag genoemd in artikel 7, onderdeel h van de Regeling WWB, voor iedere vrijwilliger bedoeld in het tweede lid.

5.Aanvullende subsidie

5. Het bedrag van de subsidie, bedoeld in het vierde lid, wordt verhoogd met een bedrag van € 1,00 per uur dat de vrijwilliger werkzaamheden verricht, met een maximum van het in het vierde lid bedoelde bedrag.

Artikel 9a €JOB-premie

1.Het college verstrekt over een aaneengesloten periode van 12 maanden een €JOB-premie aan het lid van de doelgroep zoals bedoeld in artikel 1 van de Re-integratieverordening Gemeente Arnhem die:

  • a.

    een uitkering ontvangt;

  • b.

    niet volledig ontheven is van de arbeidsverplichtingen;

  • c.

    voortgang vertoont in zijn re-integratie; en

  • d.

    werkt op een eurojob;

als tegemoetkoming in de extra uitgaven bij dat werk en ter stimulering van de arbeidsinschakeling.

2.Er bestaat geen recht op een €JOB-premie wanneer:

  • a.

    niet aan de verplichtingen van de WWB in relatie tot de eurojob wordt voldaan; of

  • b.

    er aanspraak bestaat op toepassing van de inkomstenvrijlating zoals bedoeld in artikel 11;

  • c.

    (vervallen);

  • d.

    (vervallen).

    • 3.

      Onder werken op een Eurojob wordt verstaan parttime betaald werk.

    • 4.

      (Vervallen.)

    • 5.

      De hoogte van de €JOB-premie bedraagt 15% van de inkomsten van de Eurojob, met een maximum van € 90,00 per maand en € 800 per jaar.

    • 6.

      Het totaal van de €JOB-premie en de werkaanvaardingspremie, zoals omschreven in artikel 10, bedraagt in een jaar niet meer dan het bedrag genoemd in artikel 31, tweede lid, sub j van de Wet werk en bijstand.

    • 7.

      De in het eerste lid bedoelde periode van 12 maanden kan eenmalig, door het college worden verlengd met 12 maanden, als op dat moment aan de voorwaarden zoals bedoeld in het eerste en tweede lid wordt voldaan.

    • 8.

      Artikel 7 is op de €JOB-premie niet van toepassing.

Artikel 9b Studieaanvaardingspremie

  • 1.

    Het college verstrekt, zonder voorafgaande verlening aan een persoon, die:

  • a.

    een opleiding gaat volgen in verband waarmee aanspraak bestaat op studiefinanciering zoals bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 en

  • b.

    direct voorafgaand aan de uitstroom, tot de doelgroep zoals bedoeld in de Re-integratieverordening gemeente Arnhem behoort, en

  • c.

    daarna langer dan een maand geen aanspraak op een door het college verstrekte uitkering maakt of kan maken, dan wel anderszins niet meer behoort tot de doelgroep,

een studieaanvaardingspremie.

  • 2.

    De studieaanvaardingspremie wordt éénmaal per jaar verstrekt.

  • 3.

    De hoogte van de studieaanvaardingspremie bedraagt € 800,--.

  • 4.

    De studieaanvaardingspremie wordt op aanvraag verstrekt onder overlegging van bewijsstukken.

  • 5.

    De aanvraag dient, binnen 3 maanden nadat de situatie zoals bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c is ingetreden, te worden ingediend.

  • 6.

    Artikel 7 is op de studieaanvaardingspremie niet van toepassing.

Artikel 10 Werkaanvaardingspremie

  • 1.

    Subsidieverlening

  • a.

    De aanvraag tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 13 van de Re-integratieverordening gemeente Arnhem dient binnen 2 maanden na aanvang van de werkzaamheden die hebben geleid tot beëindiging van de uitkering, te zijn ingediend bij het college.

  • b.

    Het college kan voor de aanvraag tot subsidieverlening een formulier vaststellen.

  • c.

    Bij de aanvraag tot subsidieverlening dienen te worden overgelegd de arbeidsovereenkomst of andere bescheiden waaruit blijkt dat de uitkering is beëindigd in verband met aanvaarding van werk.

  • d.

    Het college kan bepalen dat ook andere bescheiden, dan wel nadere informatie worden overgelegd.

  • e.

    Het college verleent de subsidie uiterlijk 3 maanden na binnenkomst van de aanvraag tot subsidieverlening.

  • f.

    Indien na afloop van de termijn voor indiening van een aanvraag tot subsidieverlening, bedoeld in onderdeel a, geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden verleend als voldoende is aangetoond dat de uitkering is beëindigd wegens werkaanvaarding.

  • 2.

    Voorschot

  • a.

    Op verzoek van de subsidieontvanger kan een voorschot worden verstrekt.

  • b.

    In afwijking van onderdeel a kan ambtshalve een voorschot worden verstrekt als voldoende is aangetoond dat de uitkering is beëindigd wegens werkaanvaarding.

  • c.

    De hoogte van het voorschot bedraagt € 500,00.

  • 3.

    Subsidievaststelling

  • a.

    De subsidieontvanger, aan wie een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, is verplicht binnen 2 maanden na afloop van een periode van 6 maanden na aanvang van de werkzaamheden die hebben geleid tot beëindiging van de uitkering, een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen bij het college.

  • b.

    Het college kan voor de aanvraag tot subsidievaststelling een formulier vaststellen.

  • c.

    Het college bepaalt welke bescheiden, dan wel nadere informatie overlegd dienen te worden bij de aanvraag tot subsidievaststelling. Het college doet hiervan mededeling in het besluit tot subsidieverlening.

  • d.

    Het college stelt de subsidie uiterlijk 3 maanden na binnenkomst van de aanvraag tot subsidievaststelling vast.

  • e.

    Indien na afloop van de termijn voor indiening van een aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in onderdeel a, geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld als het college over alle relevantie informatie beschikt.

  • f.

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde subsidiebedrag onder gelijktijdige verrekening van de verstrekte voorschotten.

  • 4.

    Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie bedraagt:

  • a.

    € 500,00 als in de periode van zes maanden na aanvang van de werkzaamheden die hebben geleid tot beëindiging van de uitkering, wederom een bijstandsuitkering is ontvangen;

  • b.

    € 1.000,00 als in de periode van zes maanden na aanvang van de werkzaamheden die hebben geleid tot beëindiging van de uitkering, géén bijstandsuitkering is ontvangen.

5. Betaling van de subsidie

Het bedrag dat resteert na verrekening van de voorschotten met het vastgestelde subsidiebedrag zal binnen twee maanden na de subsidievaststelling worden betaald.

  • 6.

    De subsidieontvanger is verplicht uit eigen beweging het college onverwijld schriftelijk mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op de subsidie.

  • 7.

    Artikel 7 is op de werkaanvaardingspremie niet van toepassing.

Artikel 11

(Vervallen.)

Hoofdstuk 4 Voorzieningen

Artikel 12 Kinderopvang

(Vervallen.)

Artikel 13 Scholing

(Vervallen.)

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 14 Hardheid

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze nadere regels indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Intrekking van andere regelingen

De regeling Tijdelijke uitvoeringsvoorschriften subsidieverstrekking arbeidsinschakeling 2004 wordt met ingang van 1 januari 2005 ingetrokken.

Artikel 16 Citeerwijze en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als: Nadere Regels Re-integratieverordening.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2005.

  • 3.

    (Vervallen.)