Regeling vervallen per 25-10-2016

Bankreglement Stadsbank 2008

Geldend van 13-03-2008 t/m 24-10-2016

Intitulé

Bankreglement Stadsbank 2008

Bankreglement Stadsbank 2008

Bankreglement Stadsbank Arnhem 2008 als bedoeld in artikel 4:37 Wet op het financieel toezicht

Vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Arnhem d.d. 15 januari 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. 26 februari 2008

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens dit reglement bepaalde wordt verstaan onder:

AangeslotenGemeente:

gemeente waarmee de Bank een regeling heeft getroffen betreffende de dienstverlening aan haar inwoners;

Algemeen directeur :

de directeur van de dienst Inwonerszaken van de gemeente Arnhem;

Bank:

de gemeentelijke Kredietbank Arnhem, genaamd Stadsbank Arnhem, als onderdeel van de dienst Inwonerszaken, van de gemeente Arnhem, gevestigd te Arnhem, in deze kantoorhoudende aan de Eusebiusbuitensingel 50 ( 6828 HZ);

Beleidsregel:

een regel waarbij nadere invulling wordt gegeven aan de eisen van de Wet en het Besluit, niet zijnde een beleidsregel als bedoeld in artikel 1.3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Bemiddelen:

  • a.

    alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gerichtop het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake een ander financieel product dan een financieel instrument, krediet of verzekering tussen een klant en een aanbieder;

  • b.

    alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gerichtop het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake krediet tussen een klant en een aanbieder of het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst;

  • c.

    alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een klant en een verzekeraar of op het assisteren bij het beheer en uitvoering van een verzekering;

Besluit:

Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

Budgetbeheer:

het beheren van het inkomen van een natuurlijke persoon door het openen van een rekening bij de Bank gericht op een zelfstandig financieel beheer;

College:

het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Arnhem;

Consumptief krediet::

krediet, niet zijnde hypothecair krediet, starterskrediet of onderhoudskrediet;

Directeur:

de directeur van de Bank handelend krachtens mandaat van het College of volmacht;

Financiële dienst:

het aanbieden of bemiddelen ter zake van een financieel product;

Financiële dienst:

het verlenen van diensten als bedoeld in de wet, zijnde:

verlening

  • a.

    het aanbieden van krediet;

  • b.

    het aanbieden van budgetbeheerrekeningen;

  • c.

    het bemiddelen bij het tot stand komen van verzekeringen;

Financieel product :

  • a.

    krediet ;

  • b.

    budgetbeheerrekening, voor zover dit niet plaatsvindt in het kader van integrale schuldhulpverlening;

  • c.

    verzekeringen;

Klant:

de niet in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelende natuurlijke persoon waaraan de Bank een financiële dienst verleent of aan wie zij voornemens is een financiële dienst te verlenen;

Krediet

het aan de kredietnemer ter beschikking stellen van een geldsom, waarbij de kredietnemer gehouden is ter zake een of meer betalingen te verrichten;

Kredietnemer:

de niet in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelde natuurlijke persoon waarmee de Bank een overeenkomst tot kredietverlening sluit;

Kredietovereenkomst:

de overeenkomst waarbij de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking stelt en waarbij de kredietnemer gehouden is ter zake een of meer betalingen te verrichten;

Overeenkomst op afstand:

een overeenkomst inzake een financiële dienst of financieel product tussen de Bank en een klant die wordt gesloten in het kader van een door de Bank georganiseerd systeem voor de verkoop of dienstverrichting op afstand, waarbij tot en met de totstandkoming van deze overeenkomst gebruik wordt gemaakt van een of meer technieken voor communicatie op afstand;

Representatieve organisatie:

de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te 2512 HE Den Haag aan het Westeinde 40;

Toezicht:

het toezicht als bedoeld in artikel 4:37 lid 3 van de wet;

Uitvoeringsregel: uitvoeringsregel Wft;

Wet:

Wet op het financieel toezicht ( Wft).

Hoofdstuk II Doel, Taakstelling, Beheer en Toezicht

Artikel 2 Doel

De Bank heeft tot doel:

  • 1.

    het bevorderen van het op sociaal/maatschappelijk verantwoorde wijze verstrekken van krediet;

  • 2.

    het uitvoeren van de publieke taak zoals deze voor de Bank onder meer is vastgelegd in de Wet financiering decentrale overheden en de daarop gebaseerde besluiten;

  • 3.

    het bevorderen van maatregelen ter voorkoming van overkreditering en andere financiële misstanden;

Artikel 3 Taakstelling

De Bank tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

  • 1.

    het op sociaal/maatschappelijk en zakelijk verantwoorde wijze verstrekken van kredieten;

  • 2.

    het aanhouden van budgetbeheer/reserveringsrekeningen;

  • 3.

    het verrichten van bancaire schuldregelende werkzaamheden ten behoeve van natuurlijke personen in een ( problematische) schuldsituatie;

  • 4.

    het bieden van faciliteiten voor de uitvoering van de bewindvoering als bedoeld in Titel III van de faillissementswet en als bedoeld in titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 5.

    het bemiddelen ter zake van verzekeringen;

  • 6.

    het verrichten van overige diensten welke een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van het doel van de Bank als bedoeld in artikel 2 van dit reglement.

Artikel 4 Beheer

  • 1. de Bank wordt beheerd door het College;

  • 2. de feitelijke leiding van de Bank berust bij de directeur;

  • 3. het College kan de uitvoering van de in artikel 3 genoemde taken aan de directeur mandateren of hem daartoe volmacht verlenen;

  • 4. indien het College gebruik maakt van zijn in het voorgaande lid bedoelde bevoegdheid, wordt dit vastgelegd in een besluit;

Artikel 5 Toezicht

Het College ziet in overeenstemming met artikel 4:37 lid 3 van de wet toe op naleving van dit reglement door de Bank.

Hoofdstuk III Financiële Dienstverlening

Artikel 6 Toepassingsbereik

De artikelen 7 tot en met 16 zijn alleen van toepassing op financiële diensten en financiële producten waarop de wet van toepassing is.

Artikel 7 Betrouwbaarheid

  • 1. de Bank draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de werknemers en andere personen die zich onder verantwoordelijkheid van de Bank rechtstreeks met financiële dienstverlening bezighouden, buiten twijfel staat;

  • 2. de Bank bepaalt de betrouwbaarheid van de in lid 1 van dit artikel bedoelde personen op basis van de in de beleidsregel 1 genoemde normen;

  • 3. de artikelen 12 tot en met 16 van het Besluit zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Deskundigheid

  • 1. de Bank draagt zorg voor de deskundigheid van zijn werknemers en van andere natuurlijke personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten aan klanten;

  • 2. de bank beschikt in ieder geval over een zodanig aantal feitelijk leidinggevenden met voldoende vakbekwaamheid, dat de kwaliteit van de dienstverlening aan de klanten kan worden gewaarborgd;

  • 3. op de deskundigheid van de personen als bedoeld in lid 1 van dit artikel is artikel 5 van het Besluit van toepassing.

Artikel 9 Integere bedrijfsvoering en toezicht

  • 1. de bank voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt.

  • 2. de Bank voorkomt dat de Bank of haar medewerkers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de Bank of in de financiële markten kunnen schaden.

  • 3. de Bank is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur die in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de Bank.

  • 4. de Bank richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt.

  • 5. de Bank stelt de beheerste en integere bedrijfsvoering vast op basis van de in beleidsregel 3 genoemde normen.

Artikel 10 Zorgvuldige dienstverlening

  • 1. de Bank draagt er zorg voor dat de door of namens haar verstrekte of beschikbaar gestelde informatie ter zake van een financieel product of financiële dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan de bij of krachtens de wet aan de klant te verstrekken of beschikbaar te stellen informatie;

  • 2. de door de Bank verstrekte informatie is feitelijk juist, begrijpelijk en niet misleidend;

  • 3. de Bank verstrekt de klant voorafgaand aan het adviseren of de totstandkoming van een overeenkomst inzake een financieel product informatie voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor een adequate beoordeling van dat product;

  • 4. de bank verstrekt de klant gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake een financieel product of een financiële dienst tijdig informatie over wezenlijke wijzigingen in de informatie bedoeld in het derde lid van dit artikel, voor zover deze informatie redelijkerwijs relevant is voor de klant dan wel informatie over bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere onderwerpen;

  • 5. de artikelen 32, 33, 49, 53, 54, 57, 68 en 111 tot en met 115 van het Besluit en de beleidsregel 7, 8 en 12 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Adviseren en execution only

  • 1. indien de Bank een klant adviseert:

    • a.

      wint de Bank in het belang van de klant informatie in over zijn financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid;

    • b.

      draagt de Bank er zorg voor dat zijn advies, voor zover redelijkerwijs mogelijk, rekening houdt met de onder a. bedoelde informatie;

    • c.

      licht de Bank de overwegingen toe die ten grondslag liggen aan het advies, voor zover dit nodig is voor een goed begrip van het advies.

  • 2. indien de Bank bij het verlenen van een financiële dienst aan een klant niet adviseert ( execution only), maakt de bank dat bij de aanvang van de dienstverlening aan de klant kenbaar;

Artikel 12 Informatieverstrekking als bemiddelaar in verzekeringen

  • 1. de bank bemiddelt bij de totstandkoming van verzekeringen;

  • 2. onverminderd het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van dit reglement informeert de bank

    voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst tot verzekering de klant over

    volgende onderwerpen:

    • a.

      de Bank adviseert niet op grond van een objectieve analyse;

    • b.

      de Bank heeft uitsluitend een contractuele verplichting om voor een aanbieder te bemiddelen. De Bank deelt de klant tevens desgevraagd de naam van deze aanbieder mede;

    • c.

      de wijze waarop de bank wordt beloond;

    • d.

      de bank houdt geen gekwalificeerde deelneming in de aanbieder;

    • e.

      deze aanbieder of een bepaalde moederonderneming van deze aanbieder houdt geen gekwalificeerde deelneming in de Bank;

    • f.

      bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere onderwerpen.

  • 3. artikel 61 van het Besluit en beleidsregel 8 zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 13 Zorgvuldige behandeling van de klant

  • 1.

    de Bank houdt zich aan de bij de behandeling van de klant bij of krachtens algemene

    maatregel van bestuur te stellen nadere regels met betrekking tot de in acht te nemen

    zorgvuldigheid.

  • 2.

    artikel 81 van het Besluit en artikel 10 van beleidsregel 10 zijn van overeenkomstige

toepassing.

Artikel 14 Uitbesteding werkzaamheden

  • 1. bij uitbesteding van werkzaamheden aan een derde draagt de Bank er zorg voor dat deze derde bij de uitvoering van de werkzaamheden de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld ten aanzien die werkzaamheden naleeft;

  • 2. artikel 37 van het Besluit is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Verkoop op afstand

  • 1. de artikelen 4:20, 4:28, 4:29 en 4:30 van de wet zijn van toepassing op het sluiten van overeenkomsten op afstand;

  • 2. de artikelen 77 tot en met 80 van het Besluit en beleidsregel 10 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Bemiddelaar in verzekeringen

  • 1. de Bank dient te beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een daarmee vergelijkbare voorziening;

  • 2. de artikelen 159 en 160 van het Besluit en beleidsregel 5 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV Kredietverlening

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 17 Kredietverlening

  • 1. het College kan de bevoegdheid tot het verlenen van kredieten aan de directeur mandateren of ter uitvoering daarvan volmacht verlenen en wel tot een nader door het College te stellen bedrag.

  • 2. de Bank kan, krachtens mandaat als bedoeld in lid 1 van dit artikel, kredieten verstrekken aan inwoners van de eigen gemeente, aan inwoners van een gemeente waarmee een overeenkomst is gesloten of aan inwoners van gemeenten waar geen voorziening op het terrein van sociale kredietverlening aanwezig is.

  • 3. de kredietverlening vindt plaats met in achtneming van de Gedragscode Sociale Kredietverlening van de representatieve organisatie.

Artikel 18 Kredietregistratie

De Bank neemt deel aan een stelsel van kredietregistratie.

Artikel 19 Kredietprospectus

  • 1. de Bank houdt een kredietprospectus beschikbaar op het internet.

  • 2. de Bank verstrekt de kredietprospectus op verzoek van de klant onverwijld en kosteloos.

  • 3. artikel 112 van het Besluit alsmede beleidsregel 8 zijn van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Kredietaanvraag en afwijzing

Artikel 20 Aanvraag

  • 1. een krediet kan bij de Bank, dan wel via daartoe aangewezen derden, worden aangevraagd.

  • 2. de aanvraag tot kredietverlening vindt plaats op een daartoe door de Bank op verzoek van de klant ter beschikking te stellen aanvraagformulier Krediet.

Artikel 21 Beoordeling

  • 1. de Bank legt de criteria vast die de Bank ten grondslag legt aan de beoordeling van de kredietaanvraag van een klant en past deze criteria toe bij de beoordeling van de kredietaanvraag.

  • 2. artikel 113 lid 1 en 114 lid 1 van het Besluit zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Afwijzing aanvraag

1.indien de Bank besluit de kredietaanvraag af te wijzen, doet de bank hiervan schriftelijk mededeling aan de aanvrager van een krediet onder opgaaf van redenen.

Paragraaf 3 Kredietovereenkomst

Artikel 23 Algemeen

  • 1. de kredietovereenkomst wordt aangegaan bij een door alle partijen ondertekende onderhandse akte.

  • 2. de Bank verstrekt een door de Bank ondertekend afschrift van de kredietovereenkomst aan de kredietnemer.

  • 3. voorafgaand aan de totstandkoming van de kredietovereenkomst wint de Bank in het belang van de kredietnemer informatie in over de financiële positie en beoordeelt de Bank, ter voorkoming van overkreditering van de kredietnemer, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is.

  • 4. de bank gaat geen kredietovereenkomst aan met een kredietnemer, indien dit met het oog op het voorkomen van overkreditering van de kredietnemer, onverantwoord is.

  • 5. de artikelen 113 lid 1, 114 lid 1 en 115 lid 1 van het Besluit zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24 Inhoud van de overeenkomst

  • 1. van elke kredietovereenkomst wordt een onderhandse akte opgemaakt waarin in ieder geval worden vermeld:

    • a.

      de naam en het adres van ieder van de partijen;

    • b.

      kredietsom in cijfers en in letterschrift;

    • c.

      het totale bedrag van de kredietvergoeding voor zover het niet betreft een doorlopend krediet of een krediettransactie waarbij de kredietvergoeding variabel is;

    • d.

      de effectieve rente op jaarbasis, berekend op de door de Minister van Financiën aangegeven wijze;

    • e.

      de betalingsregeling;

    • f.

      de bedingen betreffende zekerheidsrechten van de Bank, met inbegrip van een afzonderlijke aanduiding van de zaak waarop een zodanig recht rust;

    • g.

      de bevoegdheid van de kredietnemer tot volledige of gedeeltelijke vervroegde aflossing;

    • h.

      de plaats en datum van ondertekening.

  • 2. indien niet voldaan wordt aan het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, is de overeenkomst vernietigbaar.

  • 3. alleen de kredietnemer kan een beroep op de vernietigbaarheid doen.

Artikel 25 Ter beschikkingstelling van het kredietbedrag

  • 1. na het sluiten van de kredietovereenkomst wordt:

    • a.

      bij een aflopend krediet (persoonlijke lening), niet zijnde een saneringskrediet, de kredietsom die bij de kredietovereenkomst is bepaald, door de Bank in zijn geheel aan de kredietnemer beschikbaar gesteld;

    • b.

      bij een aflopend krediet, zijnde een saneringskrediet, de kredietsom die bij de kredietovereenkomst is bepaald, door de Bank in zijn geheel aan de bij de Bank bekende schuldeisers uitgekeerd en wel na daartoe verkregen akkoord van alle bekende schuldeisers;

    • c.

      bij een doorlopend krediet, de kredietnemer in de gelegenheid gesteld geldsommen bij de Bank op te nemen, voor zover het saldo van deze bedragen de kredietlimiet niet overschrijdt.

  • 2. indien de ter beschikkingstelling als bedoeld in lid 1 sub a of b of de opname als bedoeld in lid 1 sub c van dit artikel op onjuiste wijze plaatsvindt en dit geheel of in overwegende mate te wijten is aan onregelmatigheden aan de kant van de kredietnemer, is dit geheel voor rekening en risico van de kredietnemer.

  • 3. ten aanzien van de ter beschikkingstelling van het krediet kan de Bank aanvullende voorwaarden stellen.

Artikel 26 Algemene voorwaarden

  • 1.

    het College stelt de algemene voorwaarden vast die van toepassing zijn op de door de Bank gesloten kredietovereenkomsten.

  • 2.

    de algemene voorwaarden dienen in ieder geval de volgende bepalingen te bevatten:

    • a.

      de boeken, dit in ruimste zin van het woord, van de Bank strekken tot volledig bewijs van:

    • i.

      alle door de Bank aan of voor rekening van de kredietnemer gedane betalingen;

    • ii.

      alle door of vanwege de kredietnemer aan de Bank gedane betalingen;

    • iii.

      de hoogte van de vordering;

een en ander onverminderd het recht van de kredietnemer tot het leveren van tegenbewijs;

    • b.

      de Bank zal ook in rechte ten bewijze van haar vordering kunnen volstaan met het produceren van door de Bank conform getekende uittreksels uit haar boeken;

    • c.

      de Bank is bevoegd het krediet vervroegd op te eisen in de gevallen als bedoeld in artikel 34 van dit reglement.

  • 3.

    het College kan het opstellen van algemene voorwaarden aan de directeur mandateren of ter uitvoering daarvan volmacht verlenen.

  • 4.

    indien het opstellen van de algemene voorwaarden geschiedt door de directeur, dan worden deze ter goedkeuring voorgelegd aan het College.

  • 5.

    de Bank draagt zorg voor dat de aanvrager van een krediet uiterlijk voor af bij het sluiten van de kredietovereenkomst daarvan een schriftelijke exemplaar ontvangt.

Artikel 27 Zakelijke of persoonlijke zekerheid

Indien omstandigheden met betrekking tot de kredietnemer dan wel het doel van de kredietverlening dit rechtvaardigen, kan de Bank verlangen dat zakelijke of persoonlijke zekerheid wordt gesteld.

Artikel 28 Overige bepalingen

  • 1. van elke aflossing wordt de kredietnemer een bewijs verstrekt, tenzij betaling is geschied door tussenkomst van een aan het giraal verkeer deelnemende instelling.

  • 2. de Bank berekent de theoretische looptijd van doorlopend krediet overeenkomstig artikel 1 dd van het Besluit alsmede beleidsregel 9.

  • 3. de Bank informeert de klant gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst in overeenstemming met artikel 68 en artikel 80 van het Besluit alsmede beleidsregel 11.

    Paragraaf 4 Betalingsregeling ( maandlast) en vervroegde aflossing

Artikel 29 Betalingsregeling

De Bank houdt bij de vaststelling van de betalingsregeling van het krediet rekening met de draagkracht van de kredietnemer.

Artikel 30 Vervroegde aflossing

De kredietnemer is te allen tijde bevoegd tot gehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing.

Paragraaf 5 Kredietvergoeding

Artikel 31 Kredietvergoeding niet doorlopend krediet

Indien een krediet met een van tevoren vastgelegde kredietsom is overeengekomen kunnen door de Bank vergoedingen in rekening worden gebracht:

  • a.

    voor de afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de krediettransactie;

  • b.

    indien de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de krediettransactie;

  • c.

    indien de kredietnemer vervroegd aflost.

Artikel 32 Kredietvergoeding doorlopend krediet

indien een krediet met een van tevoren vastgestelde kredietlimiet is overeengekomen kunnen door de Bank vergoedingen in rekening worden gebracht:

  • a.

    voor de afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de krediettransactie;

  • b.

    indien de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de krediettransactie.

Artikel 33 Vaststelling kredietvergoeding

  • 1. de kredietvergoedingen worden vastgesteld door het College.

  • 2. het College kan de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid aan de directeur mandateren of ter uitvoering daarvan volmacht verlenen.

  • 3. de kredietvergoedingen bedragen ten hoogste de door de Minister van Financiën toegelaten maximum kredietvergoedingen voor zover deze betrekking hebben op consumptief krediet.

    Paragraaf 6 Opeisbaarheid en kwijtschelding

Artikel 34 Opeisbaarheid

De Bank is bevoegd het krediet vervroegd op te eisen indien:

  • a.

    de kredietnemer gedurende tenminste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen maandtermijn, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen;

  • b.

    de kredietnemer Nederland metterwoon heeft verlaten, dan wel redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de kredietnemer Nederland binnen enkele maanden zal verlaten;

  • c.

    de kredietnemer is overleden en de Bank gegronde redenen heeft om aan te nemen dat zijn verplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst niet zullen worden nagekomen;

  • d.

    de kredietnemer in staat van faillissement is komen te verkeren of ten aanzien van de kredietnemer de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

  • e.

    de kredietnemer de tot zekerheid verbonden zaak heeft verduisterd;

  • f.

    de kredietnemer aan de Bank, met het oog op het aangaan van de kredietovereenkomst, bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt van dien aard, dat de Bank de kredietovereenkomst geheel niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan indien de Bank de juiste stand van zaken bekend zou zijn geweest.

Artikel 35 Kwijtschelding bij overlijden

  • 1. indien de eerste kredietnemer overlijdt, zullen de, op de datum van overlijden, overeenkomstig het bij de kredietovereenkomst vastgestelde aflossingsplan, nog niet verschenen aflossingen worden kwijtgescholden tot een maximumbedrag van euro 9.000,--, tenzij anders is overeengekomen. Bij kwijtschelding vindt geen restitutie van kredietvergoeding en vooruitbetaalde termijnen plaats. Het overlijden moet worden aangetoond door overlegging aan de Bank van een afschrift of uittreksel van de overlijdensakte, afgegeven door een ambtenaar van de burgerlijke stand. Het genoemde maximumbedrag kan bij beslissing van het College in verband met geldontwaarding worden gewijzigd. Een aldus vastgesteld bedrag treedt in de plaats van het in dit lid genoemde maximumbedrag.

  • 2. de in het voorgaande lid bedoelde kwijtschelding geldt in ieder geval niet:

    • a.

      voor zover deze betrekking heeft op betalingen van achterstallige termijnen en daaruit voortvloeiende kosten;

    • b.

      voor zover deze betrekking heeft op vervroegd betaalde termijnen;

    • c.

      indien het overlijden het rechtstreekse gevolg is van binnenlandse onlusten, epidemische ziekten, natuurrampen, oorlogsgeweld en terrorisme;

    • d.

      indien dit uitdrukkelijk door partijen is overeengekomen.

  • 3. indien een beroep wordt gedaan op kwijtschelding kan, indien de aanvrager binnen een periode van zes maanden na het afsluiten van de kredietovereenkomst is overleden, een medische verklaring verlangd dat betrokkenen niet overleden is ten gevolge van een ziekte waaraan hij reeds leed ten tijde van het afsluiten van de kredietovereenkomst.

  • 4. de directeur kan, indien de kwijtschelding bij overlijden op grond van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel is uitgesloten, alsnog besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding, indien financiële omstandigheden van de kredietnemer daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk V Budgetbeheer

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 36 Budgetbeheer

  • 1. de Bank kan een natuurlijke persoon in de gelegenheid stellen een budgetbeheerrekening bij de Bank te openen.

  • 2. de werkzaamheden van de Bank vinden plaats in overeenstemming met de richtlijnen van de gedragscode Budgetbeheer van de representatieve organisatie

Paragraaf 2 Aanvraag en afwijzing

Artikel 37 Aanvraag

  • 1. budgetbeheer kan bij de Bank, dan wel via een daartoe aangewezen derde, worden aangevraagd.

  • 2. de aanvraag voor budgetbeheer dient plaats te vinden op een daartoe door de Bank op verzoek ter beschikking te stellen aanvraagformulier Budgetbeheer;

  • 3. de aanvraag kan achterwege blijven indien budgetbeheer als voorwaarde aan een schuldregeling is verbonden, via daartoe aangewezen derde.

Artikel 38 Afwijzing aanvraag

1.indien de Bank besluit de aanvraag voor budgetbeheer af te wijzen, doet de Bank, of via daartoe aangewezen derde, hiervan schriftelijk mededeling aan de aanvrager onder opgaaf van redenen.

Hoofdstuk VI Bepalingen van comptabele aard

Artikel 39 Verslag werkzaamheden en bedrijfseconomische ontwikkeling

  • 1. de Bank doet jaarlijks verslag van haar werkzaamheden en van de bedrijfseconomische ontwikkeling.

  • 2. het verslag wordt ter kennis gebracht aan het college van de gemeente Arnhem en de gemeenten waarmee de Bank een overeenkomst heeft gesloten.

Artikel 40

  • 1. door de Bank wordt een rente-risico-reserve gevormd ter hoogte van 2% van de uitstaande gelden, andere reserves kunnen door het College worden ingesteld.

  • 2. het voordelig c.q. nadelig exploitatiesaldo, waarmede in enig jaar de rekening van baten en lasten wordt afgesloten, wordt verrekend met de algemene dienstreserve.

  • 3. indien het nadelig exploitatiesaldo voor rekening en risico van de gemeenten komt, waarmee een overeenkomst is gesloten, dient het College van de betreffende gemeente hierover te beslissen.

  • 4. op de bepalingen van comptabele aard is het Besluit begroting en verantwoording van toepassing.

Hoofdstuk VII Klachten

Artikel 41 Bankreglement

  • 1. het College beslist over alle klachten die betrekking hebben over de uitleg van dit bankreglement.

  • 2. het College beslist nadat de directeur in de gelegenheid is gesteld zijn visie ten aanzien van de klacht kenbaar te maken.

Artikel 42 Klachtenregeling

  • 1. ten aanzien van klachten en geschillen moet een onderscheid gemaakt worden tussen

    • a.

      klachten die te maken hebben met de dienstverlening van de Bank en/of bejegening door de medewerkers;

    • b.

      klachten en bezwaren die gaan over de inhoud van beslissingen van de Bank. Het gaat hierbij met name om herzieningsverzoeken;

  • 2. indien een klant of derdebelanghebbende klachten hebben over de dienstverlening van de bank en/of bejegening door de medewerkers, dan vallen deze klachten onder de algemene klachtenregeling van de gemeente Arnhem.

  • 3. Indien een klant zich niet kan verenigen met de inhoud van een beslissing die betrekking heeft op een kredietverstrekking of een aanvraag hiertoe, kan hij:

    • a.

      binnen tien dagen nadat de beslissing hen bereikt heeft een schriftelijk verzoek tot heroverweging richten tot de directeur. De directeur beslist binnen tien dagen nadat het verzoek tot heroverweging hem bereikt heeft;

    • b.

      indien de directeur niet tot heroverweging overgaat, of na heroverweging afwijzend beslist heeft, schriftelijk bezwaar aantekenen bij de algemeen directeur. Dit bezwaar dient binnen dertig dagen nadat de beslissing van de directeur ter kennis is gekomen van de klant, met redenen omkleed te zijn ingediend. De algemeen directeur beslist binnen dertig dagen nadat het bezwaar te zijner kennis is gekomen;

    • c.

      indien de algemeen directeur afwijzend beslist op het aangetekende bezwaar, binnen veertien dagen nadat de omstreden beslissing op het bezwaar te zijner kennis is gekomen, een uitspraak vragen aan de landelijk erkende geschillen instantie dan wel haar rechtsopvolger.

    • d.

      de Bank geeft op afdoende wijze bekendheid aan het bestaan van een klachtenregeling.

  • 4. met het oog op een adequate behandeling van klachten over de door de Bank verleende diensten en producten beschikt de Bank over een behoorlijke administratie van de klachten, waarbij tenminste wordt vastgelegd:

    • a.

      de naam en het adres van de natuurlijke persoon die een klacht heeft ingediend;

    • b.

      de van de natuurlijke persoon ontvangen klacht, met de daarbij behorende dagtekening van ontvangst;

    • c.

      een omschrijving van de klacht;

    • d.

      een beschrijving van de wijze waarop de Bank de klacht heeft behandeld.

Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

Artikel 43 Slotbepaling

  • 1. in alle gevallen waarin niet bij of krachtens de wet of het bankreglement is voorzien, beslist het College naar redelijkheid en billijkheid.

  • 2. het College kan deze bevoegdheid aan de directeur mandateren of ter uitvoering volmacht verlenen.

Artikel 44 Inwerkingtreding

  • 1. dit bankreglement treedt, na goedkeuring door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, in werking met ingang van de dag volgend op de dag van publicatie.

  • 2. met ingang van de datum van inwerkingtreding van Bankreglement Stadsbank 2008 wordt het Bankreglement Stadsbank 2006 van 16 januari 2007 ingetrokken.

Artikel 45 Citeertitel

Dit bankreglement kan worden aangehaald als : “ Bankreglement Stadsbank 2008” .

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van B&W van de gemeente Arnhem op 15 januari 2008.

De secretaris, De burgemeester,