Subsidieregeling No-Riskpolis

Geldend van 18-01-2007 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 26-09-2006

Intitulé

Subsidieregeling No-Riskpolis

Subsidieregeling No-Riskpolis

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      werkgever: de werkgever

      • -

        waarvan de vestigingsplaats is gevestigd in Nederland en

      • -

        erkend is als leerbedrijf

    • b.

      jongere: de werknemer die bij indiensttreding bij de werkgever

      • -

        jonger is dan 23 jaar,

      • -

        woonplaats heeft in de werkgebieden van de Centra voor werk en inkomen in Arnhem of Zevenaar en de desbetreffende gemeente heeft verklaard mederisicodrager te zijn,

      • -

        nog geen startkwalificatie heeft op niveau mbo-2

      • -

        een praktijkopleiding volgt voor een BBL-traject op niveau 1 en 2

      • -

        ingeschreven is bij een Centrum voor werk en inkomen

      • -

        bij de werkgever in dienst is getreden in de periode tussen 26 september 2006 en 1 oktober 2007

    • c.

      loonkosten:

      • -

        de volgende loonkostencomponenten :

        • o

          het loon dat de werkgever gehouden is te betalen volgens CAO-afspraken;

        • o

          de werkgeverslasten over dat loon;

        • o

          indien van toepassing de afbouw onregelmatigheidstoeslag;

      • -

        voorzover die niet op een andere wijze voor vergoeding of subsidiëring in aanmerking komen;

      • -

        gedurende het eerste ziektejaar 100% van die loonkostencomponenten en in het tweede ziektejaar 70% van die loonkostencomponenten

    • d.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de Algemene wet bestuursrecht, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2. Subsidiëring

Het college kan aan een werkgever met inachtneming van het bepaalde in deze regeling subsidie verstrekken voor de betaling van de loonkosten bij ziekte van een jongere gedurende de eerste twee jaren van het dienstverband.

Artikel 3. Subsidieplafond

Het college verleent maximaal 500 subsidies zoals bedoeld in artikel 2.

Artikel 4. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 De aanvraag om subsidie te verlenen dient te worden ingediend binnen een maand na indiensttreding van de jongere.

  • 2 Onverminderd het eerste lid dient de subsidieaanvraag uiterlijk 31 oktober 2007 te zijn ingediend.

  • 3 Bij de aanvraag dienen de volgende zaken te worden overgelegd: -de door werkgever en onderwijsinstelling ondertekende praktijk-leerovereenkomst,

  • - een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier en

  • - de door werkgever en werknemer ondertekende arbeidsovereenkomst

Artikel 5. Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    tot het voeren van een goede administratie over de aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven;

  • b.

    tot het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de gesubsidieerde activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven;

  • c.

    uit eigen beweging het college onverwijld schriftelijk mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op de hoogte en de duur van de subsidie.

Artikel 6. Voorschotten

  • 1 Onverminderd artikel 8 Op verzoek van de subsidieontvanger, onder overlegging van bewijsstukken, worden door het college voorschotten verstrekt.

  • 2 De bewijsstukken bedoeld in het eerste lid van dit artikel bedragen in ieder geval

  • - afschriften van de salarisadministratie met betrekking tot de jongere waaruit de loonkosten kunnen worden afgeleid

  • - verzuimmelding bij de arbodienst

Artikel 7. Subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht binnen twee maanden na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend dan wel binnen twee maanden na eindiging van het dienstverband, een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen bij het college.

  • 2 Het college kan voor de aanvraag tot subsidievaststelling een formulier vaststellen.

  • 3 Bij de aanvraag tot subsidievaststelling overlegt de subsidieontvanger bewijsstukken waarin hij rekening en verantwoording aflegt omtrent de aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven.

  • 4 Het college kan bepalen dat ook andere bescheiden dan bedoeld in het derde lid dan wel nadere informatie worden overgelegd. Het college doet hiervan mededeling in het besluit tot subsidieverlening.

  • 5 Het college kan voorschrijven dat een schriftelijke verklaring wordt overgelegd van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de in dit artikel bedoelde bescheiden dan wel een mededeling dat van onjuistheden niet is gebleken. Het college doet hiervan mededeling in het besluit tot subsidieverlening.

  • 6 Het college stelt de subsidie uiterlijk 3 maanden na binnenkomst van de aanvraag tot subsidievaststelling vast

  • 7 Indien na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid geen aanvraag is ingediend, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld binnen drie maanden na afloop van de termijn.

Artikel 8. Weigering subsidie

Onverminderd artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Arnhem 2002 weigert het college de subsidie indien de werkgever jegens de jongere zijn verplichtingen op grond van de praktijkleerovereenkomst en de arbeidsovereenkomst niet behoorlijk nakomt.

Artikel 9. Betaling van de subsidie

Het vastgestelde bedrag dat resteert na verrekening van de voorschotten met het vastgestelde subsidiebedrag zal binnen twee maanden na de subsidievaststelling worden betaald.

Artikel 10. Afwijkingsmogelijkheid

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een aanvrager afwijken van een of meerdere bepalingen van deze regeling.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na die van bekendmaking en werkt terug tot 26 september 2006

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling No-riskpolis.

Algemene toelichting op de Subsidieregeling No-riskpolis

Een coalitie van: gemeenten, CWI, ROC’s, RMC’s, kenniscentra, werkgevers en vakbonden heeft besloten in onderlinge samenwerking het project “2e Kans Beroepsonderwijs” te starten. Daarmee wordt beoogd voor jongeren t/m 22 jaar, zonder startkwalificatie, extra leerbanen te realiseren. Als instrument tegen het risico van ziekteverzuim krijgen erkende leerbedrijven, desgewenst door de gemeente een no-riskpolis aangeboden die de loonkosten van de jongere bij ziekte dekt. Een aantal van 36 steden in Nederland, waaronder Arnhem, heeft daartoe door het aangaan van een “Ambitieovereenkomst” met de Taskforce Jeugdwerkloosheid een subsidie verkregen van het ministerie van SZW. Hierover is de collegenota met kenmerk IZ/STRA/06/232 opgesteld. Voor de achtergronden en argumenten voor de no-riskpolis wordt hier naar die collegenota, welke op 26 september 2006 door het college is vastgesteld, verwezen. In die collegenota is de keuze gemaakt om de no-riskpolis zelf uit voeren zodat de gemeente zich kan profileren als dienstverlener op het gebied van personeelsvoorziening. Bovendien kan de gemeente de niet gedeclareerde loonkosten zelf houden. De no-riskpolis is vanuit juridisch standpunt bezien een subsidie welke aan de werkgever wordt verleend voor de loonkosten van de jongere bij ziekte. Voor het rechtmatig verstrekken van deze subsidie is op grond van artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht een wettelijke grondslag vereist. In de Arnhemse situatie wordt deze gevormd door de Algemene Subsidieverordening Arnhem 2002 de Reïntegratieverordening gemeente Arnhem en onderhavige subsidieregeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

De begrippen in dit artikel spreken voor zich, mogelijk met uitzondering van het begrip ‘mederisicodrager’. Hoewel het begrip “no-riskpolis” anders doet vermoeden, is het uitgeven ervan niet geheel zonder gemeentelijke risico’s. Indien de omvang van de claims de hoogte van het subsidiebudget overschrijdt, is het financiële risico voor de gemeente Arnhem. Arnhem heeft daarom aan de gemeenten binnen het werkgebied van de CWWI’s te Arnhem en Zevenaar het voorstel gedaan om bij budgetoverschrijding op grond van dit risico in de financiële gevolgen mee te dragen; dit naar rato van het aandeel van de gemeente in die overschrijding. Arnhem hanteert daarbij een drempel van 5 jongeren per gemeente, inclusief jongeren voor wie al voor 1 januari 2007 onder verantwoordelijkheid van de gemeente Arnhem een no-riskpolis is verstrekt . Vanaf de zesde jongere waarvoor een no-riskpolis wordt afgesloten, geldt de voorwaarde dat de betreffende gemeente mede risicodrager is.

Artikel 2: Subsidiëring

Deze kernbepaling creëert de wettelijke grondslag voor de te verstrekken subsidie.

Artikel 3 Subsidieplafond

De gemeente heeft een ambitieovereenkomst gesloten voor het uit geven van 500 noriskpolissen. De gemeente krijgt vervolgens subsidie voor 500 polissen. Om te voorkomen dat het beschikbaar budget wordt overschreden, c.q. het risico van overbesteding te groot wordt is bepaald dat er maximaal 500 subsidies worden verleend.

Artikel 4 Aanvraag tot subsidieverlening

Dit artikel spreekt voor zich

Artikel 5 Verplichtingen

Van de werkgever wordt verlangd dat hij een goede administratie bijhoudt en rekening en verantwoording aflegt over de loondoorbetalingsverplichting jegens zijn werknemer. Het college kan in het besluit tot subsidieverlening zonodig deze verplichting verder uitwerken.

Artikel 6 Voorschotten

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 7 Subsidievaststelling

Dit artikel spreekt voor zich

Artikel 8 Weigering subsidie

Op het moment dat de werkgever zijn verplichtingen jegens de jongere niet nakomt, in algemene zin gezegd zich niet als goed werkgever als bedoeld in artikel 7:611 gedraagt, zal dit reden zijn om de subsidie te weigeren. Dit omvat zowel het niet verlenen van de subsidie, de intrekking van de subsidieverlening, het weigeren een voorschot te verlenen alsmede het lager of op nihil vaststellen van de subsidie.

Artikelen 9, 10, 11 en 12 Betaling van de subsidie, Afwijkingsmogelijkheid, Inwerkingtreding en Citeertitel

Deze artikelen spreken voor zich.