Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingen

Geldend van 04-03-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingen

Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingen

Artikel 1. Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op kostenvergoeding in bezwaarprocedures aangaande besluiten genomen door de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken en artikel 221 van de Gemeentewet.

Artikel 2. Voorwaarden proceskostenvergoeding

De voorwaarden welke zijn genoemd in het tweede lid van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht en in het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn onverminderd van toepassing.

Artikel 3. Wegingsfactor

  • 1 Een zaak wordt aangemerkt als van gemiddeld gewicht, waarbij de wegingsfactor bepaald wordt op 1, tenzij het belang of de gecompliceerdheid van het bezwaar aanleiding geven tot het bepalen van een afwijkende wegingsfactor.

  • 2 Het belang van een bezwaar geeft aanleiding tot het bepalen van de wegingsfactor op:

    • a.

      0,25 wanneer een waarde met een percentage tot 5% wordt verlaagd;

    • b.

      0,5 wanneer een waarde met een percentage tussen de 5% en de 10% wordt verlaagd.

  • 3 De gecompliceerdheid van een bezwaar geeft aanleiding tot het bepalen van de wegingsfactor op:

    • a

      0,25 wanneer een waarde wordt verminderd vanwege:

      • 1

        de onjuiste registratie van een bijgebouw;

      • 2

        een kenbare schrijffout in de beschikking/belastingaanslag;

      • 3

        recidive;

      • 4

        een marginaal onderbouwd bezwaarschrift;

      • 5

        een verwijzing naar een eigen gerechtelijke procedure.

    • b

      0,5 wanneer een waarde wordt verminderd vanwege:

      • 1

        een onjuiste objectafbakening;

      • 2

        een eigen transactie;

      • 3

        een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw;

      • 4

        een buiten het bezwaarschrift gelegen grond.

  • 4. Bij het bepalen van de wegingsfactor weegt de gecompliceerdheid van het bezwaar zwaarder dan het belang.

Artikel 4. Gemotiveerd afwijken

De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheid om, in afwijking van hetgeen gesteld is in artikel 3, een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen. Het afwijken van hetgeen gesteld is in artikel 3 wordt in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd.

Artikel 5. Samenhangende zaken

In geval van samenhangende zaken, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt naast de van toepassing zijnde wegingsfactor, de factor 1 gehanteerd bij minder dan vier samenhangende zaken en de factor 1,5 bij vier of meer samenhangende zaken.

Artikel 6. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingen”.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking van dit besluit.

Toelichting

Algemeen

In artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) staat in het tweede lid dat de kosten, die een belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend door het bestuursorgaan worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Aan deze bepaling is nadere invulling gegeven met het Besluit proceskosten bestuursrecht (verder: Bpb). In het Bpb wordt aangegeven welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen en op welke wijze de hoogte van die vergoeding moet worden vastgesteld. Kosten die gemaakt zijn voor het inroepen van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden op grond van het Bpb vergoed. Dit gebeurt door punten toe te kennen aan de door de rechtsbijstandverlener verrichte handelingen en deze te vermenigvuldigen met een wegingsfactor. In de bezwaarfase staat één punt gelijk aan € 218,-. Hoeveel punten aan een specifieke proceshandeling toekomen is uitgewerkt in de bijlage bij het Bpb. Met de wegingsfactor wordt vervolgens uitdrukking gegeven aan het gewicht van de zaak. Het college van burgemeesters en wethouders en de heffingsambtenaar hebben de bevoegdheid om, op zichzelf of gezamenlijk, in beleidsregels vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd.

Voorwaarden proceskostenvergoeding

Op de voorwaarden die verbonden zijn aan proceskostenvergoeding, wordt nader ingegaan bij de toelichting op artikel 2.

Welke kosten worden vergoed?

In het Bpb zijn limitatief de volgende kosten opgenomen:

  • a.

    kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

  • b.

    kosten van getuigen of deskundigen die door betrokkene zijn ingeschakeld;

  • c.

    reis- en verblijfskosten;

  • d.

    verletkosten;

  • e.

    kosten van uittreksels uit openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale faxen en internationale telefoongesprekken;

  • f.

    kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.

    Ad a.

    Indien beroepsmatig rechtsbijstand is verleend, worden de kosten vergoed volgens een forfaitair tarief.

    Over de vergoeding van deze kosten volgt in deze toelichting een afzonderlijke uitleg.

    Ad b.

    Hiervoor geldt een vergoeding conform de regeling in de wet en het Besluit tarieven in strafzaken.

    Ad c.

    Hiervoor geldt een vergoeding conform het Besluit tarieven in strafzaken. Reiskosten worden vergoed

    op basis van de laagste klasse openbaar vervoer, dan wel een kilometervergoeding per kilometer

    indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. Verblijfskosten worden vergoed tot een

    maximumbedrag per dag. Verzoeker moet de gemaakte kosten voldoende specificeren.

    Ad d.

    Hiervoor geldt een vergoeding tussen de € 4,54 en € 53,09 per uur.

    De verzoeker moet aannemelijk maken dat inkomsten zijn gederfd. Daarnaast dient de verzoeker de

    gederfde inkomsten voldoende te specificeren.

    Ad e.

    De werkelijke gemaakte kosten worden vergoed op grond van gespecificeerde nota’s.

    Ad f.

    Hiervoor geldt dat de vergoeding is bepaald op de helft van de vergoeding voor bijstand door een

    professionele rechtsbijstandverlener. De punten zoals opgenomen in de bijlage van het besluit dienen

    namelijk gehalveerd te worden.

Vergoeding van de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De wegingsfactoren zijn relevant voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding van de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in de bijlage bij het Bpb bepaald dat

deze kosten (slechts) voor vergoeding in aanmerking komen op basis van de volgende formule:

A X B X C

A = aantal punten voor de verrichte proceshandeling:

bezwaarschrift 1 punt

hoorzitting 1 punt

nadere hoorzitting 0,5 punt

B = waarde per punt: € 218 voor belastingzaken

C = wegingsfactor (drukt het gewicht van de zaak uit):

zeer licht 0,25

licht 0,50

gemiddeld 1

zwaar 1,5

zeer zwaar 2

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Bij belastingzaken is op grond van artikel 231 Gemeentewet een gemeenteambtenaar door het college aangewezen als persoon bij wie een bezwaarschrift moet worden ingediend en die, ingevolge artikel 25, eerste lid Algemene wet inzake rijksbelastingen, bevoegd is daarop te beslissen. Om deze reden is in artikel 1 bepaald dat de beleidsregels van toepassing zijn op beslissingen genomen door de heffingsambtenaar inzake de waardering van roerende en onroerende zaken.

Artikel 2

Uit tweede lid van artikel 7:15 Awb, blijkt dat aan proceskostenvergoeding de onderstaande voorwaarden zijn verbonden:

  • a.

    het moet gaan om redelijkerwijs gemaakte kosten;

  • b.

    er is verzocht om een vergoeding;

  • c.

    het primaire besluit wordt herroepen;

  • d.

    herroeping van het primaire besluit vindt plaats wegens een aan het bestuursorgaan te wijtenonrechtmatige gedraging.

    Ad a Redelijkerwijs gemaakte kosten

    Hier komt de dubbele redelijkheidstoets om de hoek kijken. Zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten dienen redelijk te zijn. In het kader van gemeentelijke belastingen kunnen in principe enkel de kosten van een bezwaar tegen een waarde als redelijkerwijs gemaakt worden beschouwd. Hierop bestaan uitzonderingen waarbij de wegingsfactor per geval moet worden bepaald. Zo is bijvoorbeeld te denken aan procedures waarin bezwaar gemaakt wordt tegen de onjuiste kwalificatie van objecten of delen van objecten als woning danwel niet-woning.

    Ad b Er is verzocht om proceskostenvergoeding

    Uitdrukkelijk is bepaald dat een belanghebbende om een vergoeding moet verzoeken. Het verzoek

    wordt gedaan, voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist, ex artikel 7:15, derde lid Awb.

    Ad c Herroeping

    Herroeping vindt plaats, indien het bestuursorgaan in de beslissing op bezwaar vaststelt dat de primaire beslissing niet in stand kan blijven. Het woord herroepen impliceert dat het oorspronkelijke besluit inhoudelijk onjuist moet zijn geweest. Er is sprake van een herroeping, indien het primaire besluit wordt gewijzigd. Bij louter formele fouten of gebreken in de motivering behoeft het besluit als zodanig niet te worden herroepen.

    Ad d Verwijtbare onrechtmatigheid

    Niet iedere herroeping leidt tot proceskostenvergoeding. Het besluit moet worden herroepen, omdat het bestuursorgaan zich verwijtbaar onrechtmatig heeft gedragen. Een onrechtmatige gedraging doet zich voor, indien een besluit in strijd met de wet is genomen. Maar ook de schending van bijvoorbeeld regels uit plaatselijke verordeningen of beleidsregels kan leiden tot een onrechtmatige gedraging. Tevens kan een strijdig handelen met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur worden aangemerkt als een onrechtmatige gedraging.

Artikel 3

Het wettelijke uitgangspunt is wegingsfactor 1.

Uit onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb blijkt dat het gewicht van de zaak in 5 categorieën is ingedeeld. De beoordelingsvrijheid die het bestuursorgaan heeft, ziet op de beoordeling van het gewicht van de zaak. Deze beoordeling dient steeds in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van een zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. Het gewicht van de zaak bepaalt de van toepassing zijnde wegingsfactor.

De verwachting is dat een groot deel van de bezwaarschriften als gemiddeld (wegingsfactor 1) kan worden aangemerkt. Reden om hiervan af te wijken ligt ofwel in het belang dat gemoeid is met de procedure, ofwel in de mate van complexiteit van de materie waarop de procedure betrekking heeft, ofwel in beide voornoemde factoren.In de regel is het aan het bestuursorgaan om het toekennen van een lichte of zeer lichte wegingsfactor te onderbouwen, terwijl belanghebbende of zijn gemachtigde de zware en zeer zware wegingsfactor aannemelijk moet maken.

In lid 2 van artikel 3 is aangegeven in welke gevallen het belang bij een WOZ-zaak leidt tot het vaststellen van een lichtere wegingsfactor. Waar voorheen bij het bepalen van de wegingsfactor het belang werd afgemeten aan de oorspronkelijke waarde (en de gecompliceerdheid in het geheel buiten beschouwing werd gelaten), ligt het belang van een belanghebbende uiteraard met name in de verlaging die met het bezwaar wordt bewerkstelligd. Is die verlaging marginaal, dan weegt het belang dat met het bezwaar is gemoeid ook lichter dan gemiddeld.

De zwaarte van een zaak wordt, behalve door het ermee gemoeide belang, natuurlijk met name bepaald door de gecompliceerdheid ervan. De gecompliceerdheid beïnvloedt immers rechtstreeks de prestatie die de rechtsbijstandverlener moet leveren.

Het derde lid van artikel 3 geeft een opsomming van de gronden om een waarde te verlagen die een lichtere prestatie vragen van de rechtsbijstandsverlener dan gemiddeld. Hierop zijn lagere wegingsfactoren afgestemd. De gronden worden hieronder nader toegelicht:

de onjuiste registratie van een bijgebouw:

wanneer ten onrechte een bijgebouw geregistreerd staat bij een object en dientengevolgde de waarde van dat object te hoog is vastgesteld, wordt gesproken van de onjuiste registratie van een bijgebouw.

recidive:

wanneer in de waardering de reden voor een eerdere verlaging niet is meegenomen en door dezelfde fout de waarde wederom te hoog is vastgesteld, wordt gesproken van recidive.

een marginaal onderbouwd bezwaarschrift:

wanneer in het bezwaarschrift geen concrete redenen worden aangevoerd waarom de waarde te hoog is vastgesteld, wordt gesproken van een marginaal onderbouwd bezwaarschrift.

een verwijzing naar een eigen gerechtelijke procedure:

wanneer uit een verwijzing naar een rechterlijke uitspraak of een nog lopende gerechtelijke procedure blijkt dat de waarde te hoog is vastgesteld, wordt gesproken van een verwijzing naar een eigen gerechtelijke procedure.

een onjuiste objectafbakening:

wanneer op grond van artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken ten onrechte meerdere WOZ-objecten zijn afgebakend terwijl sprake was van één WOZ-object of wanneer ten onrechte één WOZ-object afgebakend is terwijl er sprake was van meerdere WOZ-objecten en dit leidt tot een aanpassing van de waarde of een vernietiging van de WOZ-beschikking, wordt gesproken van een onjuiste objectafbakening.

een eigen transactie:

wanneer een koop of verkoop door belanghebbende of een huurovereenkomst waarbij belanghebbende partij is aanleiding geeft voor het verlagen van de vastgestelde waarde, wordt gesproken van een eigen transactie.

een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw:

wanneer bij het vaststellen van de waarde ten onrechte uitgegaan is van een verkeerde stand van zaken ten aanzien van de vorderingen van een in aanbouw zijnd object en dit leidt tot de verlaging van de vastgestelde waarde, wordt gesproken van een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw.

een buiten het bezwaarschrift gelegen grond:

wanneer hetgeen in het bezwaarschrift wordt aangevoerd niet leidt tot een aanpassing maar de waarde op andere gronden wordt verlaagd, wordt gesproken van een buiten het bezwaarschrift gelegen grond.

Artikel 4

Artikel 4 behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5

Uit het Bpb blijkt dat voor samenhangende zaken, in verband met de bepaling van de hoogte van de vergoeding van beroepsmatige rechtsbijstand, aanvullende wegingsfactoren gelden (D). Deze wegingsfactoren zijn opgenomen in artikel 8 van de Beleidsregel.

De berekening van de vergoeding van beroepsmatige rechtsbijstand in geval van samenhangende zaken is dan als volgt:

A x B x C x D

Bij minder dan 4 samenhangende zaken geldt wegingsfactor 1. Mocht het echter gaan om 4 of meer samenhangende zaken, dan dient wegingsfactor 1,5 te worden toegepast.

Indien de onderstaande voorwaarden zich voordoen, kan gesproken worden over samenhangende zaken:

  • ·

    er moet sprake zijn van één besluit (of meerdere nagenoeg identieke besluiten), waartegen door één of meer belanghebbenden op vergelijkbare gronden, gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig bezwaar wordt gemaakt; én

  • ·

    waarbij beroepsmatige rechtsbijstand wordt verleend door dezelfde persoon of personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband (bijvoorbeeld advocatenkantoor).

Besluiten kunnen als identiek worden aangemerkt, wanneer de inhoud en de motivering met elkaarovereenkomen. Besluiten die steunen op dezelfde feiten en overwegingen en voortvloeien uithetzelfde regelgevingkader, kunnen worden aangemerkt als zijnde (nagenoeg) identieke besluiten.Daarnaast dient te worden voldaan aan het vereiste dat rechtsbijstand is verleend door een of meerpersonen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van die zaken nagenoeg identiek konden zijn. Wordt aan dit vereiste niet voldaan, dan is er geen sprake van samenhangende zaken.

Artikel 6

Artikel 6 behoeft geen nadere toelichting.