Beleid artikel 13b Opiumwet Voor lokalen en woningen en bijbehorende erven DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE ARNHEM

Geldend van 18-11-2021 t/m heden

Intitulé

Beleid artikel 13b Opiumwet Voor lokalen en woningen en bijbehorende erven DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE ARNHEM

gelet op artikel 13b van de Opiumwet

BESLUIT:

  • 1.

    In te trekken zijn beleid van 4 juli 2007: "Beleidsregels inzake de toepassing van artikel 13b Opiumwet ten aanzien van voor het publiek toegankelijke lokalen, anders dan toegestane coffeeshops";

  • 2.

    In te trekken zijn beleid van 23 mei 2008: "Beleidsregel inzake de toepassing van artikel 13b Opiumwet ten aanzien van woningen";

  • 3.

    Vast te stellen "Beleid artikel 13b Opiumwet: Voor lokalen en woningen en bijbehorende erven";

  • 4.

    Te bepalen dat dit besluit inwerking treedt op de dag na die van bekendmaking.

Ondertekening

De burgemeester voornoemd, Ahmed Marcouch

Arnhem, 27 november 2017

Beleid artikel 13b Opiumwet Voor lokalen en woningen en bijbehorende erven

1. INLEIDING

De burgemeester heeft bij besluit van 20 juni 2017 de Nota 'Het Arnhems Coffeeshopbeleid 2016' vastgesteld. Deze beleidsregels, inclusief de bijbehorende 'Beleidsregels aangaande de handhavingspraktijk coffeeshops 2016' zijn op 1 juli 2017 in werking getreden. In laatstgenoemde beleidsregel wordt aangegeven op welke wijze hij gebruik zal maken van de in artikel 13b Opiumwet neergelegde bestuursdwangbevoegdheid, voor zover het coffeeshops betreft die beschikken over een exploitatievergunning op grond van de APV.

Op 4 juli 2007 heeft de burgemeester in een andere beleidsregel neergelegd op welke wijze hij gebruik zal maken van deze bevoegdheid voor zover het andere voor het publiek toegankelijke lokalen dan coffeeshop betreft ('Beleidsregels inzake de toepassing van artikel 13b Opiumwet t.a.v. voor het publiek toegankelijke lokalen, anders dan toegestane coffeeshops'). In 2007 is de werkingssfeer van artikel 13b van de Opiumwet zodanig uitgebreid dat daaronder voortaan ook woningen en lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn en de bijbehorende erven vallen. Op 23 mei 2008 heeft de burgemeester de 'Beleidsregel inzake de toepassing van artikel 13b Opiumwet ten aanzien van woningen' vastgesteld. Voor handhaving in het kader van niet voor het publiek toegankelijke lokalen, is aansluiting gezocht bij de beleidsregels die van toepassing zijn op de publiek toegankelijke lokalen. Bij de voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven kan onder meer worden gedacht aan cafés, restaurants, cafetaria’s, winkels, kapsalons en nagelstudio’s. Bij de niet voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, kan onder meer worden gedacht aan loodsen, garages, magazijnen en andere (bedrijfs-)ruimten;

Inmiddels is er een aantal jaar ervaring opgedaan met deze beleidsregels omtrent de uitoefening van de bevoegdheid tot het toepassen van artikel 13b Opiumwet. In het licht van deze ervaringen heeft de burgemeester de beleidsregels opnieuw bekeken en besloten de beleidsregels voor wat betreft de lokalen, niet zijnde coffeeshops, en woningen en bijbehorende erven, te herzien. Naast de opgedane ervaringen heeft de burgemeester in 2014 een Regionaal Hennepconvenant gesloten met de politie eenheid Oost-Nederland, Arrondissementsparket Oost Nederland en de gemeenten in de provincies Overijssel en Gelderland. Dit convenant heeft tot doel om door middel van een integrale aanpak een einde te maken aan de ongewenste ontwikkelingen ten aanzien van illegale hennepkwekerijen in de provincies Overijssel en Gelderland. Iedere partner heeft hierin uiteraard zijn eigen taak en verantwoordelijkheid. Om ook de burgemeester in dit verband in staat te stellen zijn verantwoordelijkheid te kunnen nemen, is het handhavingsbeleid voor wat betreft de lokalen, niet zijnde coffeeshops, en woningen en bijbehorende erven nogmaals tegen het licht gehouden. Het beleid omtrent coffeeshops en de bijbehorende handhavingstabel is recent in werking getreden.

Een belangrijke wijziging in het beleid betreft het gebruik van de bestuurlijke waarschuwing. In het beleid is de waarschuwing niet meer opgenomen bij de al dan niet voor het publiek toegankelijke lokalen. Om de beleidsregels in de praktijk beter hanteerbaar te maken, is het nieuwe uitgangspunt dat er wordt opgetreden door het opleggen van een last onder bestuursdwang.

In het geval het opleggen van een last onder bestuursdwang onevenredig uitpakt, kan de burgemeester ook nu nog volstaan met een waarschuwing. In dergelijke gevallen zal de burgemeester in afwijking van onderstaande tabellen beslissen. In de gevallen waarin de ernst of de aard van de overtreding naar het oordeel van de burgemeester daartoe aanleiding geeft, kan een zwaardere maatregel opgelegd worden dan in de onderstaande tabellen is genoemd.

Hoewel de burgemeester ook de mogelijkheid heeft om een last onder dwangsom op te leggen, wordt hiervoor in beginsel niet (meer) gekozen. In het verleden was hier bij drugshandel vanuit woningen wel sprake van. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken, zal de burgemeester in voorkomende gevallen normaliter een last onder bestuursdwang opleggen.

Een andere belangrijke wijziging is dat de burgemeester heeft besloten de overtredingen van de regels niet langer te bezien over een periode van één jaar. Als er naar aanleiding van een eerste constatering bestuurlijk is opgetreden (dat kan dus ook een bestuurlijke waarschuwing zijn) en er uiterlijk vijf jaar na verzending van deze brief/beschikking wederom een overtreding wordt geconstateerd, dan wordt de maatregel opgelegd zoals deze in onderstaande tabel bij '2e constatering' staat vermeld. Is de termijn van vijf jaar verstreken, dan wordt in beginsel volstaan met de maatregel vermeld onder '1e constatering'. Een dergelijke termijn van vijf jaar geldt op de gelijke wijze voor de periode tussen de '2e constatering' en de '3e constatering'.

Hiernaast maakt het beleid geen onderscheid meer tussen harddrugs en softdrugs, maar wordt er gekeken of er een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen (bij harddrugs meer dan 0,5 gram en bij softdrugs meer dan vijf gram).

Juridisch kader

Om handhavend op te kunnen treden tegen overtreding van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) Opiumwet, zijn in die wet de artikelen 11 a en 13b opgenomen.

Artikel 11a Opiumwet luidt als volgt:

Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Bij sluiting van horecabedrijven en slijtersbedrijven, die vergunningplichtig zijn op grond van de Alcoholwet, zal in situaties zoals beschreven in de onderhavige beleidsregel de burgemeester in de regel verplicht zijn tot intrekking van de op grond van die wet verleende vergunning op grond van het gestelde in artikel 31, eerste lid aanhef en onder c van de Alcoholwet. Op grond van dit artikellid moet de burgemeester een vergunning intrekken indien zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid."

2. LOKALEN EN BIJHORENDE ERVEN, ANDERS DAN COFFEESHOPS

De onderstaande tabel is van belang voor lokalen die al dan niet voor het publiek toegankelijk zijn en de daarbij behorende erven die niet tevens een coffeeshop zijn. Als in dergelijke lokalen een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) of lijst II (softdrugs) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is, dan heeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen.

De verkoop/verstrekking of aflevering van drugs in een lokaal, of deze nu wel of niet voor het publiek toegankelijk is, draagt effecten op de openbare orde in zich en/of gevaar voor de volksgezondheid. Maar ook de aanwezigheid van drugs op zichzelf draagt reeds het risico van negatieve effecten op de openbare orde in zich.

- Drugs in lokalen, niet zijnde coffeeshops

Bij constatering van een handelsvoorraad drugs in lokalen (al dan niet voor het publiek toegankelijk) of de daarbij horende erven wordt het lokaal bij een eerste overtreding drie maanden gesloten. Om de bekendheid weg te nemen dat ter plaatse drugs verkrijgbaar waren, is een sluiting van minimaal drie maanden noodzakelijk. Indien er drugs zijn gevonden en er tevens verzwarende omstandigheden zijn (bijv. eerdere sluitingen/waarschuwingen, verkoop aan minderjarigen of een grote hoeveelheid drugs), is het mogelijk om bij een eerste constatering het lokaal en/of de bijbehorende erven voor zes maanden te sluiten. Bij een tweede overtreding binnen vijf jaar wordt het lokaal voor zes maanden gesloten, bij verzwarende omstandigheden voor een periode van één jaar. Bij een derde constatering binnen vijf jaar tijd wordt het lokaal en/of de bijbehorende erven voor onbepaalde tijd gesloten. De eigenaar van het pand kan in dat geval aan de burgemeester het verzoek richten om de sluiting van het pand op te heffen. Bij dit verzoek zullen nieuwe feiten en omstandigheden moeten worden aangedragen waaruit aannemelijk wordt dat de geconstateerde overtredingen zich niet meer voor zullen doen.

Overtreding

Maatregel

Verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van een handelshoeveelheid drugs in het lokaal.

1e constatering: sluiting van drie maanden

2e constatering: sluiting van zes maanden

3e constatering:sluiting voor onbepaalde tijd

Verzwarende omstandigheden

Maatregel

- Aanwezigheid van grote hoeveelheden drugs en/of;

- Verkoop aan minderjarigen en/of;

- Eerdere sluiting of tweemaal waarschuwing drugs

afgelopen 5 jaar en/of;

- Waarschuwing in het jaar ervoor in verband met drugs

en/of;

- Aanwezigheid van een hennepplantage.

1e constatering:

sluiting van zes maanden

2e constatering:

sluiting van één jaar

3e constatering:

sluiting voor onbepaalde tijd

Zoals reeds eerder aangegeven zal bij sluiting van horecabedrijven, die vergunningplichtig zijn op grond van de Alcoholwet, een verplichting voor de burgemeester ontstaan om de Alcoholwetvergunning op grond van het gestelde in artikel 31, eerste lid aanhef en onder c van de Alcoholwet in te trekken.

Sinds 1 januari 2019 kent artikel 13b van de Opiumwet de burgemeester een nieuwe bevoegdheid toe. Sindsdien heeft de burgemeester de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is. De Opiumwet geeft geen nadere invulling aan de term voorbereidingshandelingen. Het moet wel gaan om voorwerpen of stoffen die het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat deze bestemd zijn voor onder andere het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs en softdrugs. De voor de burgemeester sanctioneerbare voorbereidingshandelingen ten aanzien van softdrugs blijven overigens beperkt tot activiteiten die beroeps- of bedrijfsmatig van aard zijn of betrekking hebben op een ‘grote hoeveelheid’ als bedoeld in artikel 1 lid 2 Opiumwetbesluit. Van een grote hoeveelheid softdrugs is volgens voornoemd artikel sprake bij 500 gram of meer aan hennep, of minimaal 200 hennepplanten of minimaal 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. Of sprake is van voornoemde voorbereidingshandelingen moet blijken uit de omstandigheden van het betreffende geval. Indien en voor zover zich een dergelijke situatie voordoet, zal analoog aan hetgeen hierboven vermeld staat worden gehandeld.

3. WONINGEN EN DAARBIJ BEHORENDE ERVEN

Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen dan de sluiting van lokalen, wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. Uit artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) volgt dat een inbreuk op het recht op respect voor woning slechts is toegestaan indien deze inbreuk in een democratische samenleving noodzakelijk is in (o.a.) het belang van het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De essentie van dit artikel ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

Bij het optreden van de burgemeester bij panden die ook daadwerkelijk als woning in gebruik zijn en waar personen woongenot hebben, wat moet blijken uit de feitelijke situatie, dienen de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht genomen te worden. De met de sluiting te dienen belangen dienen zwaarder te wegen dan het belang van de eigenaar/gebruiker bij het genot van de woning.

Indien een woning niet als zodanig door iemand feitelijk als hoofdverblijf wordt gebruikt, wordt de woning gelijk gesteld met een lokaal en gelden de regels zoals onder 2 genoemd.

Zodoende kent het bestuurlijk optreden jegens woningen waarbij overtredingen in het kader van artikel 13b van de Opiumwet worden geconstateerd, een ander proces en een andere handhavingstabel.

- Drugs in een woning

Als tevens de vermoedelijke overtreder bekend is, dan wordt de waarschuwing niet alleen aan de eigenaar van het pand verzonden, maar ook aan de overtreder zelf. Deze laatste heeft het immers ook in zijn macht om de overtreding stop te zetten. Als de vermoedelijke overtreder niet bekend is, dan kan alleen de eigenaar van het pand worden aangeschreven. De vermoedelijke overtreder en/of de eigenaar van het pand krijgen eerst een waarschuwing om ervoor zorg te dragen dat de handel binnen twee weken stopt. Dit wordt binnen een redelijke termijn gecontroleerd door een opsporingsambtenaar. Mocht de overtreding voortduren dan wordt de woning voor de duur van zes maanden gesloten. Wordt er binnen een termijn van vijf jaar na de tweede constatering wederom handel in drugs geconstateerd, dan wordt de woning gesloten voor een periode van één jaar.

Voor een eventuele sluiting zorgt de burgemeester voor een goede afweging van de belangen van de verschillende betrokkenen en de impact van de consequenties van het besluit.

In geval van woningen in eigendom van een woningcorporatie wordt in beginsel niet overgegaan tot sluiting van de woning op basis van deze beleidsregel,voor zover de woningcorporatie passende maatregelen treft jegens de huurder. Woningcorporaties en de gemeente hebben een bijzondere verantwoordelijkheid op grond van de Huisvestingswet waardoor een andere belangenafweging voorligt. De woningcorporaties zijn tevens partner in het Regionaal Hennepconvenant en verplichten zich daarmee tot het laten opzeggen van de huurovereenkomst door de huurder dan wel tot ontbinding van de huurovereenkomst.

In bepaalde gevallen moet de burgemeester harder optreden dan hieronder staat vermeld. Dit zal in ieder geval zo zijn wanneer er ernstige overlast of gevaarzetting voor omwonenden is en/of wanneer deze geïntimideerd worden, of in het geval de woning al eerder gesloten is geweest, óf een andere woning van dezelfde eigenaar is al eerder gesloten geweest. Ook andere bijzondere feiten en omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat de burgemeester in het kader van maatwerk uitgaat van verzwarende omstandigheden. Daarvan kan sprake zijn als er in de desbetreffende woning ook (vuur)wapens zijn aangetroffen of andere strafbare handelingen hebben plaatsgevonden (prostitutie/mensenhandel). In die gevallen wordt niet gewaarschuwd, maar wordt bij een eerste constatering de woning direct voor drie maanden gesloten.

Overtreding

Maatregel

Verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn, van een handelshoeveelheid drugs in een woning.

1e constatering

Waarschuwing aan de vermoedelijke overtreder en/of eigenaar van de woning om binnen twee weken te stoppen van handel. Controle binnen redelijke termijn door de opsporingsambtenaar of dit is gerealiseerd

2e constatering

sluiting van de woning voor zes maanden

3e constatering

sluiting van de woning voor één jaar

Verzwarende omstandigheden

Maatregel

- Aanwezigheid van grote hoeveelheden drugs en/of;

- Verkoop aan minderjarigen en/of;

- Ernstige overlast of gevaarzetting voor of intimidatie van

omwonenden en/of;

- De woning of een woning van dezelfde eigenaar is eerder

gesloten geweest.

1e constatering

Sluiting van de woning voor drie maanden

2e constatering

sluiting van de woning voor één jaar

3e constatering

sluiting van de woning voor twee jaar/onbepaalde tijd mogelijk

Ook bij woningen zal de aanwezigheid van een hennepplantage in de afweging als verzwarende omstandigheid in de belangenafweging meegenomen worden. Hierbij zal - indien het aantal hennepplanten de hoeveelheid voor eigen gebruik overschrijdt, namelijk vijf - aangenomen worden dat de hennep hiervan bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking vanuit de woning.

Sinds 1 januari 2019 kent artikel 13b van de Opiumwet de burgemeester een nieuwe bevoegdheid toe. Sindsdien heeft de burgemeester de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is. De Opiumwet geeft geen nadere invulling aan de term voorbereidingshandelingen. Het moet wel gaan om voorwerpen of stoffen die het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat deze bestemd zijn voor onder andere het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs en softdrugs. De voor de burgemeester sanctioneerbare voorbereidingshandelingen ten aanzien van softdrugs blijven overigens beperkt tot activiteiten die beroeps- of bedrijfsmatig van aard zijn of betrekking hebben op een ‘grote hoeveelheid’ als bedoeld in artikel 1 lid 2 Opiumwetbesluit. Van een grote hoeveelheid softdrugs is volgens voornoemd artikel sprake bij 500 gram of meer aan hennep, of minimaal 200 hennepplanten of minimaal 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. Of sprake is van voornoemde voorbereidingshandelingen moet blijken uit de omstandigheden van het betreffende geval. Indien en voor zover zich een dergelijke situatie voordoet, zal analoog aan hetgeen hierboven vermeld staat worden gehandeld.

4. SAMENLOOP/FLUCTUERING VAN CATEGORIEËN

Indien een bepaalde overtreding voor de eerste keer wordt geconstateerd, terwijl uiterlijk vijf jaar ervoor een maatregel is genomen voor een andere overtreding, kan de burgemeester besluiten een maatregel op te leggen zoals in de bovenstaande tabel bij '2e constatering' bij de laatst geconstateerde overtreding staat. Hierbij weegt de burgemeester de ernst of de aard van de feiten en omstandigheden van het geval af. Daarbij kan de burgemeester tevens de eerder door de eigenaar/exploitant/huurder etc. begane overtredingen van de afgelopen vijf jaar meewegen.

Als er verschillende overtredingen worden geconstateerd – tegelijkertijd of elkaar in korte tijd opvolgend begaan – dan kunnen de maatregelen van de tabellen cumulatief worden opgelegd.

5. DE BESTUURLIJKE WAARSCHUWING EN BESTUURSDWANG

Naar aanleiding van klachten, meldingen en eigen waarnemingen zal een woning of lokaal bij de politie als 'drugspand'- een pand waar hard- of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt in beeld kunnen komen. Indien de ernst van de situatie voldoende onderbouwd wordt, kan de burgemeester optreden. De burgemeester zal conform het nieuwe beleid overgaan tot bestuurlijk optreden. Alleen bij de verkoop, levering of verstrekking van drugs vanuit woningen zal normaal gesproken in eerste instantie nog worden volstaan met een bestuurlijke waarschuwing. Dit laatste houdt verband met de bijzondere rechten van personen voor wat betreft het hebben van woongenot en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zodoende wordt hierbij de voorfase van de bestuurlijke waarschuwing gehanteerd, alvorens tot bestuursdwang wordt overgegaan.

Gesprek en waarschuwing

Nadat de burgemeester de informatie van de politie heeft ontvangen en het onderliggende dossier op zijn merites heeft beoordeeld, kan hij de eigenaar van het pand (en de eventuele bewoners ervan) en/of de vermeende overtreder uitnodigen voor een gesprek. Dit gesprek zal plaatsvinden met een medewerker van de gemeente Arnhem. Daarbij zal de ernst van de situatie worden uitgelegd. Als partijen zich daarin kunnen vinden, dan kan het gesprek ook telefonisch worden gevoerd. In alle gevallen wordt er een (kort) verslag gemaakt van wat belanghebbenden hebben verklaard.

Onder normale omstandigheden zal de eigenaar van het pand, indien hij niet de bewoner en niet de vermeende overtreder is, gewezen worden op zijn eigen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat degenen die zijn pand bewonen aldaar niet in drugs handelen en geen overlast voor de omwonenden veroorzaken . In dit verband kan van belang zijn of de drugshandel in de woning een permanent karakter of bijvoorbeeld een professioneel karakter (bijvoorbeeld een hennepkwekerij) heeft. Behalve de mogelijkheden die de eigenaar heeft om een einde aan de situatie te maken, bijvoorbeeld opzegging van de huurovereenkomst, wordt de mogelijkheid van het opleggen van bestuurlijke maatregelen met hem besproken. Hij krijgt een periode van twee weken - afhankelijk van de feiten en omstandigheden kan hiervan worden afgeweken - om de een einde te maken aan de uit de woning plaatsvindende drugshandel. Hij wordt er nadrukkelijk op gewezen dat in het uiterste geval de woning gesloten zal worden.

Indien er maatregelen worden getroffen, worden de belangrijkste punten van het gesprek/deze gesprekken in een aan de eigenaar gerichte brief bevestigd. Van de gesprekken wordt een verslag gemaakt. In de brief worden de belangrijkste punten en de bijbehorende maatregel opgenomen. Deze brief geldt dan ook als de weerslag van de 1e constatering. Gaat de eigenaar van de woning niet in op de uitnodiging voor een gesprek, dan wordt volstaan met het versturen van een brief met daarin de genomen maatregel vermeld. Aan bewoners van de woning wordt afzonderlijk een brief gestuurd waarin de genomen maatregel zijn plaats krijgt. Dit alles gebeurt per aangetekende post.

Mocht er na een eventuele waarschuwing geen overtreding meer worden geconstateerd, dan wordt er niet opgetreden. De officiële waarschuwingsbrief heeft echter een "geldigheidsduur" van vijf jaar na het verstrijken van de in de brief genoemde termijn. Wordt er binnen vijf jaar weer een overtreding geconstateerd, dan wordt opgetreden zoals hierboven beschreven bij de tweede constatering.

Voornemen tot het opleggen van bestuursdwang

Wanneer de burgemeester uit de feiten en omstandigheden in samenhang bezien het voornemen heeft om bestuurlijk op te treden met bestuursdwang (of een bestuurlijke waarschuwing), dan dient hij dat aan de betrokken partijen (belanghebbenden) kenbaar te maken. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan de exploitant van een inrichting of bijvoorbeeld de (hoofd)huurder van een woning, maar ook aan de eigenaar/verhuurder van het desbetreffende pand.

Bij het toezenden van het voornemen van de burgemeester om bestuurlijk op te treden, dienen betrokken partijen uitgenodigd te worden om hun zienswijze kenbaar te maken. Dit kan schriftelijk gebeuren, maar ook door middel van een gesprek met de burgemeester en/of ambtenaren van de gemeente Arnhem. Wanneer partijen zich daarin kunnen vinden, kan het indienen van een zienswijze tevens telefonisch geschieden. In alle gevallen wordt er een (kort) verslag gemaakt van wat belanghebbenden hebben verklaard.

Definitief besluit

Naar aanleiding van wat partijen hebben ingebracht, neemt de burgemeester definitief een besluit of hij daadwerkelijk overgaat tot bestuurlijk optreden. Indien hij overgaat tot bestuurlijk optreden weegt hij tevens af of er bijzondere feiten en omstandigheden zijn die nopen tot het afwijken van onderstaand beleid.

In het besluit dat de burgemeester neemt, dienen de zienswijze(n) van de belanghebbende(n) te worden gewogen en/of gemotiveerd te worden weerlegd. Dit besluit moet bekend worden gemaakt aan de overtreder en eventueel de rechthebbende op de zaak (eigenaar van het pand). Mocht er een partij zijn die verzocht heeft om het bestuurlijk optreden, dan moet ook aan deze het besluit worden bekendgemaakt. Het voornemen tot het bestuurlijk optreden en het daadwerkelijke besluit moeten in ieder geval per aangetekende post worden verzonden.

Na afloop van een in het besluit genoemde begunstigingstermijn moet worden gecontroleerd of de overtreding is beëindigd en - indien sluiting is opgelegd - of het pand ook daadwerkelijk is gesloten. Is dit niet het geval, dan moet er in ieder geval rapport over worden opgemaakt. De sluiting van het pand of de woning houdt in dat het feitelijk onmogelijk wordt het pand of de woning te betreden. Dit kan tevens op meerdere wijzen kenbaar worden gemaakt zoals bijvoorbeeld door middel van een bord op de deur of in de tuin dat het pand op last van de burgemeester is gesloten. De sluiting moet binnen de gemeente worden gemeld bij de ambtenaar die de WKPD-registratie doet.

Spoedeisende bestuursdwang

Indien vereiste spoed zich verzet tegen het gunnen van een termijn, bijvoorbeeld vanwege de ernst van de overtreding, kan gebruik worden gemaakt van spoedeisende bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 5:31, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht. In dat geval kan het besluit tot toepassing van bestuursdwang onmiddellijk worden uitgevoerd, Om dezelfde reden kan dan worden afgezien van het kenbaar maken van het voornemen tot toepassing van bestuursdwang. Na de uitvoering van de spoedeisende bestuursdwang moet zo snel mogelijk het besluit tot toepassen van bestuursdwang worden verzonden of uitgereikt aan de bovenstaande partijen.