Beleidsregels kwijtschelding gemeente Arnhem Cluster Werk & Inkomen 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels kwijtschelding gemeente Arnhem Cluster Werk & Inkomen 2020

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem heeft, gelet op de hem toebedeelde bevoegdheid in:

- artikel 18a, dertiende en veertiende lid, en artikel 58, zevende lid, van de Participatiewet;

- artikel 20a, twaalfde en dertiende lid, en artikel 25, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

- artikel 20a, twaalfde en dertiende lid, en artikel 25, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

in zijn vergadering gehouden op 10 december 2019 besloten om de volgende beleidsregels te hanteren met betrekking tot terug- en invordering op grond van bovengenoemde wetten.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      betalingsregeling: een regeling waarbij met toestemming van de gemeente Arnhem een vordering gespreid betaald wordt in maandelijkse termijnen;

    • b.

      debiteur: de persoon waarop de gemeente Arnhem een vordering heeft;

    • c.

      draagkracht: de door de gemeente berekende maandelijkse financiële ruimte voor aflossing op een vordering;

    • d.

      terugvorderingsbesluit: de beschikking van de gemeente tot terugvordering van een vordering;

    • e.

      vereenvoudigd derdenbeslag: het door de gemeente gelegde beslag op inkomsten bij de werkgever of uitkeringsinstantie van de debiteur;

    • f.

      verrekenen: inhouding op de uitkering als bedoeld in artikel 60, derde lid, van de Participatiewet;

    • g.

      vordering: de aanspraak op betaling van de gemeente Arnhem op de debiteur.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op vorderingen van te veel of ten onrechte verstrekte uitkeringen en/of verstrekte leenbijstanden in het kader van de Participatiewet, alsmede de IOAW, IOAZ, BBZ 2004 met betrekking tot levensonderhoud, met uitzondering van vorderingen van (loonkosten)subsidies, en indien deze vorderingen:

    • a.

      zijn ontstaan na inwerkingtreding van deze beleidsregels; of

    • b.

      zijn ontstaan voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels, maar de debiteur na inwerkingtreding van deze beleidsregels de betalingsregeling van deze vordering niet nakomt.

  • 2. De vorderingen als bedoeld in het eerste lid, sub b, kunnen ook hun wettelijke grondslag hebben in de WMO (met uitzondering van WMO 2015), WWIK, WIK, RWW, WWV, ROA, WGZ, WI of WIN.

Artikel 3 Kwijtschelding

  • 1. Een vordering leenbijstand of een onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 58, tweede lid, sub a tot en met e Participatiewet kan 36 maanden na de datum van het terugvorderingsbesluit kwijtgescholden worden, wanneer op deze vordering gedurende 36 maanden onafgebroken minimaal naar draagkracht, overeenkomstig de afgesproken betalingsregeling of via verrekening is afgelost.

  • 2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan tevens na maximaal 42 maanden na de datum van het terugvorderingsbesluit kwijtgescholden worden, wanneer binnen deze 42 maanden 36 maandelijkse aflossingen minimaal naar draagkracht, volgens de afgesproken betalingsregeling of via verrekening zijn voldaan.

  • 3. De mogelijkheid tot kwijtschelding vervalt indien:

    • a.

      de debiteur niet meewerkt aan een draagkrachtonderzoek;

    • b.

      ten behoeve van de vordering vereenvoudigd derdenbeslag wordt gelegd;

    • c.

      een dwangbevel is uitgevaardigd en executiemogelijkheden ontbreken;

    • d.

      de vordering wordt overgedragen aan een deurwaarder; of

    • e.

      er sprake is van een registratie in het niet-ingezetene register.

  • 4. De in het eerste en tweede lid genoemde kwijtscheldingstermijn kan worden opgeschort, indien er sprake is van een gehonoreerd verzoek om uitstel van betaling, een detentieperiode of een periode waarin de aflossing tijdelijk wordt opgeschort. De termijn van kwijtschelding wordt in die gevallen opgeschort met de duur van respectievelijk het uitstel van betaling, de detentieperiode of de opschorting.

Artikel 4 Oninbaar

  • 1. Een vordering waarvoor geen bestuurlijke boete in de zin van artikel 18a Participatiewet is opgelegd of waarvoor geen aangifte van fraude is gedaan bij het Openbaar Ministerie, kan oninbaar worden verklaard als 120 maanden na de datum van het terugvorderingsbesluit de vordering nog niet (geheel) is afgelost.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op krediethypotheken als bedoeld in artikel 50 Participatiewet, kredieten in het kader van de BBZ 2004 en de bijbehorende contractuele rente en vorderingen in het kader van verhaal van bijstand waarvoor een vonnis door de Rechtbank is afgegeven als bedoeld in artikel 62b Participatiewet.

  • 3. Een vordering waarbij tevens een bestuurlijke boete in de zin van artikel 18a Participatiewet is opgelegd of waarvoor aangifte van fraude is gedaan bij het Openbaar Ministerie, kan oninbaar worden verklaard als 240 maanden na de datum van het terugvorderingsbesluit de vordering nog niet (geheel) is afgelost.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op krediethypotheken als bedoeld in artikel 50 Participatiewet en kredieten in het kader van de BBZ 2004 en de bijbehorende contractuele rente.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Kwijtscheldingsbeleid Cluster Werk & Inkomen 2020.

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,