Verordening openbaar vaarwater Assen

Geldend van 14-05-2009 t/m heden

Intitulé

Verordening openbaar vaarwater Assen

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1.Begripsomschrijvingen

a.bedrijfsvaartuig

:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet-zijnde een binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten;

b.binnenschip

:

een schip gebruikt of bestemd voor bedrijfsmatig goederenvervoer, alsmede sleep- en duwboten;

c.havengebied

:

het openbaar water genaamd als Vaart op het traject Witterbrug-Kolk, Havenkanaal, passantenhaven Marsdijk, passantenhaven Kloosterveen met inbegrip van de aangrenzende oevers, kaden, steigers en openbare terreinen;

d.havenmeester

:

de door het college als zodanig benoemde ambtenaar, alsmede diens plaatsvervanger(s);

e.jachthaven

:

een haven waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen;

f.ligplaats innemen

:

het aanleggen met een schip aan een kade, laad- en losplaats of steiger; het zich binnen 12 meter vanaf de oeverlijn van de kade ophouden met het doel om personen of goederen van of aan boord te nemen;

g.openbaar water

:

alle wateren in het havengebied, de gehele Vaart en het Kanaal, al dan niet met enige beperking, voor het publiek

bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

h.passagiersschip

:

passagiersschip: een binnenschip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen;

i.pleziervaartuig

:

pleziervaartuig: een vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor niet-bedrijfsmatige, dat wil zeggen sportieve of recreatieve doeleinden;

j.schipper

:

schipper: degene die over een schip het gezag heeft of degene die hem vervangt of als zodanig optreedt of degene die het schip daadwerkelijk bestuurt;

k.schip

:

elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te gebruiken of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water; onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard, alsmede woonboten, glijboten en ponten;

l.vaartuig

:

alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten;

m.vaarweg

:

elk voor het openbaar verkeer met schepen openstaand water;

n.woonschip

:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot een als hoofdverblijf geldend dag- of nachtverblijf van één of meer personen.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op openbare wateren in eigendom en beheer bij de gemeente Assen welke op een bij deze verordening behorende kaart nader zijn aangegeven en die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede op de daarbij behorende werken als kadeterreinen, oevers, steigers, trappen, bruggen en andere kunstwerken.

Hoofdstuk II. Openbare orde en veiligheid

Artikel 3. Openbare orde.

Iedere schipper die zich met zijn vaartuig op het openbaar water bevindt, is verplicht de aanwijzingen van de havenmeester of een andere daartoe bevoegde ambtenaar en de sluis/brugwachter, ter handhaving van de openbare orde en veiligheid, op te volgen.

Artikel 4. Drijvende voorwerpen

Het is verboden zonder vergunning van het college vlotten, balken, bomen, planken of visbunnen in de openbare wateren te hebben liggen.

Onbeheerd drijvende vaartuigen

Artikel 5.

De havenmeester of een andere daartoe bevoegde ambtenaar is bevoegd onbeheerd drijvende vaartuigen welke in openbaar water worden aangetroffen, te meren, te verhalen en in bewaring te nemen voor rekening en risico van de rechthebbende(n).

Gebruik van vaartuigen

Artikel 6.

1.

Het is verboden een vaartuig als opslagplaats, bedrijfsruimte of voor handelsdoeleinden te gebruiken.

2.

Voor het Havenkanaal kan het college onder nadere voorwaarden ontheffing verlenen voor het uitoefenen van horeca-activiteiten op vaartuigen.

Artikel 7. Opleggen van vaartuigen

Het is verboden zonder vergunning van het college in het havengebied een vaartuig op te leggen.

Artikel 8. Het bouwen, herstellen, droogzetten en slopen van vaartuigen

1.

Het is verboden in openbaar water vaartuigen te bouwen, te doen bouwen, te verbouwen of te doen verbouwen of daaraan herstelwerkzaamheden te verrichten of te doen verrichten.

2.

Het in het vorige lid vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van noodreparaties.

3.

Het is verboden vaartuigen te slopen of droog te zetten op andere dan door het college aangewezen plaatsen.

Artikel 9. Het breken van ijs

1.

Het is verboden ijs in openbaar water te breken.

2.

Het in het vorige lid bedoelde verbod geldt niet voor:

a.

het losmaken van ijs rond vaartuigen;

b.

voor hem, die handelt in opdracht of met toestemming van de havenmeester of een andere daartoe bevoegde ambtenaar.

Artikel 10. Baggeren

1.

Het is verboden in openbaar water te baggeren of naar voorwerpen te vissen of te zoeken.

2.

Het in het vorige lid bedoelde verbod geldt niet voor:

a.

voor diegenen die door het college zijn aangewezen voor het verrichten van de in het vorige lid bedoelde werkzaamheden;

b.

voor hem, die handelt in opdracht of met toestemming van de havenmeester of een andere daartoe bevoegde ambtenaar.

Artikel 11. Gebruik aggregaat

1.

Het is verboden om aggregaten te gebruiken voor het opwekken van energie.

2.

Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod, indien ter plaatse van de aangewezen ligplaats geen of onvoldoende walvoorzieningen zijn aangebracht voor het verkrijgen van de benodigde energie.

Artikel 12. Hond aan boord

Schippers die een hond of honden aan boord van hun vaartuig hebben, zijn, indien ambtenaren die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften dit verlangen, verplicht om deze hond of honden bij het betreden van het vaartuig door die ambtenaren en gedurende hun verblijf aan boord vast te leggen en vastgelegd te houden.

Hoofdstuk III. Het meren en innemen van een ligplaats

Artikel 13. Het innemen van een ligplaats

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een ligplaats in te nemen.

  • 2.

    Het college stelt de plaatsen vast waar de verschillende categorieën vaartuigen een ligplaats mogen innemen of hebben in het havengebied.

  • 3.

    De plaatsen worden aangegeven op een kaart.

  • 4.

    Per plaats kunnen voorschriften worden gegeven over:

    • -

      het aantal;

    • -

      de soort en afmetingen;

    • -

      openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    • -

      de ligduur.

Artikel 14. Ligplaatsverbod

1.

Het is verboden een ligplaats te hebben of in te nemen met een vaartuig op een plaats welke niet voor dat soort vaartuig door het college is aangewezen.

2.

Dit verbod geldt niet indien de verkeerssituatie dan wel het aanvragen van een vergunning aan het college tot het aanleggen aan een door het college hiertoe aangewezen aanlegplaats noodzaakt.

3.

Dit verbod geldt niet ten aanzien van pleziervaartuigen van eigenaren van percelen gelegen aan de Alexander Dubcekweg, Snipmesschen en Sterrenmesschen die grenzen aan het openbaar water en ligplaats innemen voor het perceel dat hun eigendom is. Het pleziervaartuig mag in ieder geval niet langer zijn dan de breedte van het desbetreffende perceel.

4.

Dit verbod geldt niet voor inwoners van Assen, die maximaal één klein vaartuig (roeiboot, kano, opblaasboot, allen tot een lengte van 4 meter en een breedte van 2 meter) per adres mogen afmeren op het traject Vaart Noordzijde tussen de Witterbrug en de fietsbrug bij de Langedijk en langs de Oude Hoofdvaartsweg in de periode 1 april tot en met 30 september van enig jaar. In de periode 1 oktober tot en met 31 maart van enig jaar geldt het verbod genoemd in het eerste lid wel.

5.

Het in het eerste tot en met het vierde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Provinciale omgevingsverordening Drenthe van toepassing zijn.

Artikel 15. Aanwijzingen ligplaats

1.

Onverminderd het krachtens het derde lid van artikel 13 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

2.

De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

3.

Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Provinciale omgevingsverordening Drenthe van toepassing is.

Artikel 16. Meldingsplicht en verblijfsduur vaartuigen

1.

De schipper die met zijn vaartuig een ligplaats in de havens wenst in te nemen, is verplicht zich direct bij aankomst met dit vaartuig in de havens te melden bij de havenmeester of voor die tijd bij de brugwachter.

2.

Het in het eerste lid genoemde gebod is van toepassing op alle vaartuigen.

Artikel 17. Verbod te water te laten en op de wal te trekken

1.

Het is verboden zonder vergunning van het college een pleziervaartuig vanaf een openbaar terrein in openbaar water te laten of op de wal te trekken.

2.

Dit verbod geldt niet:

a.

in de door het college aangewezen trailerhellingen;

b.

ten aanzien van kano’s, kleine opblaasbare boten zonder hulpmotor, roeiboten tot 4 meter en zeilplanken.

Artikel 18. Woon- en nachtverblijf anders dan op een woonschip

1.

Het is verboden een schip of vaartuig, dat geen woonschip is, permanent als woon- en nachtverblijf te gebruiken.

2.

Het in het eerste lid vervatte verbod omvat niet het verblijf op een vrachtschip, dat daadwerkelijk als zodanig wordt gebruikt, mits en zover het verblijf in het openbaar water rechtstreeks verband houd met het laden of lossen van goederen, dan wel het verblijf beperkt is tot een enkele overnachting of tot zon- en feestdagen.

3.

Het in het eerste lid vervatte verbod geldt evenmin ten aanzien van een sleepboot, voor zover deze wordt gebruikt voor verplaatsing van een vrachtschip, als bedoeld in het tweede lid.

Hofdstuk IV. Voorschriften ten aanzien van het meren

Artikel 19. Het meren

1.

De schipper is verplicht ervoor te zorgen dat de touwen en trossen of draden van zijn vaartuig met de meergelegenheid zodanig zijn verbonden dat aan andere vaartuigen bij de doorvaart van bruggen of van de gebruikelijke vaarweg geen hinder kan worden veroorzaakt.

2.

De schipper is verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn vaartuig zolang het een ligplaats inneemt, deugdelijk is vastgemaakt.

3.

Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde middelen of aan vaartuigen welke aan zodanige middelen zijn vastgemaakt.

Artikel 20. Beveiligingsmaatregelen bij het meren

Waar geen remmingwerken aanwezig zijn, is de schipper verplicht door het

aanbrengen van stootwillen of op een andere wijze ervoor zorg te dragen, dat tengevolge van het meren van zijn vaartuig geen schade aan enig eigendom van derden kan worden veroorzaakt.

Hoofdstuk V. Instandhouding en bescherming kaden en werken

Artikel 21. Uitvoeren en behouden van werken

Het is verboden zonder vergunning van het college in, op, onder of over de vaarweg en de kaden enig werk uit te voeren en te behouden.

Artikel 22. Beschadigen van waterstaatswerken en oevers

1.

Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

2.

Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 350 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 23. Verboden handelingen

1.

Het is verboden:

a.

het gebruik van enig werk te belemmeren of te beletten;

b.

op de vaarweg, met inbegrip van de daaraan grenzende gronden, vaste stoffen te werpen of te laten vallen;

c.

bij het doorvaren van bruggen of sluizen met enig voorwerp te steken of te haken in daarvoor niet bestemde hout- of ijzerwerken;

d.

over bruggen te lopen of te rijden, voordat zij geheel gesloten en vastgezet zijn, of over de sluisdeuren te lopen voordat zij gesloten zijn;

e.

met voertuigen te rijden over sluismuren, sluisdeuren en sluisterreinen voor zover deze hiervoor niet zijn bestemd;

f.

de voor een brug aanwezige afsluitbomen te openen of zich op het afgesloten gedeelte te begeven wanneer de afsluiting niet geheel is geopend;

g.

zich op enig werk te begeven, waartoe de toegang op een voor ieder blijkbare wijze is verboden;

h.

zonder daartoe door de havenmeester of een andere daartoe bevoegde ambtenaar te zijn aangezocht, bruggen te draaien, te openen of te sluiten, sluisdeuren te openen of te sluiten, schuiven te lichten of andere werkzaamheden van deze ambtenaren te verrichten. met voertuigen te rijden over sluismuren, sluisdeuren en sluisterreinen voor zover deze hiervoor niet zijn bestemd;

i.

in of langs de haven andere goederen of voorwerpen neer te leggen dan welke moeten worden ingescheept of zijn ontladen, of goederen te laten liggen, na verloop van de door de bevoegde ambtenaren voor de lading of wegvoering bepaalde termijn;

j.

in openbaar water te zoeken en te vissen naar stenen of andere gezonken voorwerpen.

2.

Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Hoofdstuk VI. Het laden en het lossen op de kaden

Artikel 24. Verboden handelingen

1.

Het is verboden:

a.

op de kaden goederen te laten liggen na verloop van de door de bevoegde ambtenaar voor inlading of wegvoering bepaalde termijn;

b.

op de kaden tot op een afstand van 5 meter van de kademuren of beschoeiing materialen op te slaan welke een belasting van 2 ton per m2 te boven gaan;

c.

op de kaden vaste of verplaatsbare los- en laadinrichtingen, zoals kranen, transporteurs of dergelijke toestellen, werken of inrichtingen te hebben of in gebruik te nemen;

d.

op de kaden te lossen of te laden door middel van drijvende kranen, transporteurs of dergelijke drijvende toestellen, werken of inrichtingen;

e.

Goederen te laden of te lossen op de kaden op zodanige wijze dat daardoor naar het oordeel van de havenmeester het laden en lossen van andere goederen belemmerd of verhinderd wordt;

f.

op de kaden hooi, stro, riet of andere lichtontvlambare stoffen op te slaan.

2.

De verboden als bedoeld in het eerste lid onder c. en d. gelden niet voor toestellen, werken of inrichtingen die onmiddellijk vóór het lossen of laden van een vaartuig worden aangevoerd en onmiddellijk ná het lossen of laden worden verwijderd.

3.

Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 25. Het laden en lossen van gevaarlijke stoffen

Behoudens op door het college aan te wijzen plaatsen is het verboden de

kaden te gebruiken voor het laden en lossen van ontplofbare, licht ontvlambare, schadelijke, hinderlijke en giftige stoffen. Aan deze aanwijzingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 26. Het laden en lossen van zand en andere stoffen

Het is de schipper van een vaartuig verboden aan de kaden zand, ijzer, puin, graan, steenkolen, turfstrooisel, of soortgelijke stoffen te lossen of te laden, op zodanige wijze dat die stoffen op enigerlei wijze in het water geraken.

Artikel 27. Reiniging kade

De schipper is verplicht ervoor zorg te dragen dat, nadat zijn vaartuig is geladen en gelost, de kade wordt gereinigd.

Artikel 28. Tarieven

De tarieven voor het gebruik van een passantenplaats of ligplaats worden jaarlijks door de gemeente Assen vastgesteld. Voor het hebben van een plaats binnen het havengebied zijn de bedragen verschuldigd zoals die in de Verordening Binnenhavengeld zijn vermeld.

Hoofdstuk VII. Het stellen van nadere regels

Artikel 29. Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk VIII Straf- en toezichtbepalingen

Artikel 30. Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 31. Toezicht

1.

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de havenmeester.

2.

Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 32. Binnentreden

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of (verkeers-) veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd zich te allen tijde aan boord van een vaartuig te begeven en alle plaatsen en ruimten te betreden zonder toestemming van de rechthebbende(n) op het vaartuig.

Hoofdstuk IX. Inwerkingtreding EN Citeertitel

Artikel 33. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerstvolgende dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

Artikel 34. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening openbaar vaarwater Assen.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Assen, gehouden op 24 juni 2008,
de griffier, Th. Vlieger
de voorzitter, K.S. Heldoorn