Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen 2012

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

BESLUIT INDIVIDUELE VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING ASSEN 2012

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

Het bij dit besluit bepaalde verstaat onder:

a.

basisbedrag :

het eerstgenoemde bedrag in euro’s in de onderdelen a tot en met d van artikel 4.1 van het besluit;

b.

periode :

periode voor het bepalen van de eigen bijdrage of de financiële tegemoetkoming als bepaald in het besluit;

c.

verordening :

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen 2012;

d.

professionele zorgaanbieder:

een instelling die op grond van de Algemene wet bijzondere ziektenkosten erkend is als thuiszorginstelling.

Artikel 1a. Duur

Het college stelt in de beschikking de duur van de van de voorziening vast, tenzij het de voorziening voor onbepaalde tijd verstrekt.

Artikel 2 Belanghebbende

  • 2. Het college merkt voor de voorziening als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, als belanghebbende eveneens diegene aan, die verhuisd is uit de gemeente Assen naar de gemeente waarin de woonruimte gelegen is.

Hoofdstuk 2. Voorzieningen in natura

Artikel 3 Rechtsvorm

Voorzieningen in natura worden in eigendom of in bruikleen verstrekt.

Artikel 4 Algemene voorwaarden

  • 1.

    Alleen de rechthebbende mag de voorziening gebruiken.

  • 2.

    De rechthebbende is verplicht om de bijgeleverde gebruiksaanwijzingen na te leven.

  • 3.

    De rechthebbende mag geen wijzigingen of aanpassingen in de voorziening aanbrengen zonder toestemming van het college.

  • 4.

    De rechthebbende is verplicht om mee te werken aan controles op of handelingen aan de voorziening door of namens de gemeente.

  • 5.

    Bij verstrekking van een voorziening in eigendom is de rechthebbende verantwoordelijk voor verzekering van de voorziening als onderdeel van zijn inboedel.

Artikel 5 Onderhoud en reparatie

  • 1.

    De rechthebbende zorgt als een goed huisvader voor de voorziening.

  • 2.

    Kosten van onderhoud en reparaties ten gevolge van opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid komen voor rekening van de rechthebbende.

  • 3.

    Het college wijst aan door welk bedrijf of welke persoon reparaties en onderhoud verricht worden.

Artikel 6 Bijzondere voorwaarde bruikleen traplift

  • 1.

    Verplaatsing of verwijdering vindt alleen plaats door of namens de gemeente met toestemming van het college.

  • 2.

    De rechthebbende is verplicht om de traplift te verzekeren als onderdeel van zijn inboedel.

Artikel 7 Teruggave

  • 1.

    De rechthebbende of diens rechtsopvolgers onder algemene titel zijn verplicht om de voorziening die in bruikleen is verstrekt terug te leveren aan de gemeente indien het recht op de voorziening is geëindigd.

  • 2.

    De rechthebbende of diens rechtsopvolgers dragen de kosten voor het terugbrengen van de woning in oorspronkelijke staat na verwijdering van voorzieningen.

Hoofdstuk 3. Financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget

Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budgetten

  • 1.

    Voor de voorzieningen die genoemd zijn in de bij dit uitvoeringsbesluit horende bijlage stelt het college de hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget vast volgens de daarbij vermelde bedragen.

  • 2.

    Indien een voorziening niet in natura wordt verstrekt, is de hoogte van een persoonsgebonden budget gelijk aan de hoogte van de financiële tegemoetkoming.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget is bestemd voor verwerving, onderhoud, reparatie en verzekering voor zover dat van toepassing is.

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming vervoersvoorziening

Artikel 10 Algemene voorwaarden

  • 1. Bij verstrekking van een persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een voorziening is de rechthebbende verantwoordelijk voor verzekering van de voorziening als onderdeel van zijn inboedel.

  • 2. De rechthebbende besteedt een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming uitsluitend aan het doel dat in de beschikking is vermeld.

  • 3. De voorziening voldoet aan de eisen zoals die in de beschikking zijn vermeld voor de volledige looptijd van de voorziening.

  • 4. De rechthebbende verricht betalingen vanuit het persoonsgebonden budget uitsluitend giraal.

Hoofdstuk 4. Verantwoording, terugvordering en verrekening

Artikel 11 Verantwoording

De rechthebbende legt verantwoording af over de besteding van de financiële tegemoetkoming of het persoongebonden budget op de door het college aangegeven wijze.

Artikel 12 Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden

  • 1.

    De rechthebbende legt per kwartaal verantwoording af over de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Indien het aantal ingezette uren op kwartaalbasis minder is dan het aantal uren waarop recht bestaat, vordert het college een bedrag terug dat bestaat uit dit aantal uren maal het uurtarief zoals vermeld in de tabel in de bijlage behorende bij artikel 8, of verrekent dit met het volgende voorschot.

  • 3.

    Indien het bestede budget op kwartaalbasis minder is dan het budget waarop recht bestaat, vordert het college een bedrag terug dat bestaat uit dit verschil of verrekent dit met het volgende voorschot.

  • 4

    Indien het aantal ingezette uren op kwartaalbasis minder is dan het aantal uren waarop recht bestaat en indien het bestede budget op kwartaalbasis minder is dan het budget waarop recht bestaat, maakt het college een keuze in het toepassen van het tweede of derde lid op basis van het hoogste bedrag dat teruggevorderd of verrekend moet worden.

Artikel 13 Financiële tegemoetkoming taxi en rolstoeltaxi

    • 1.

      De rechthebbende geeft per kwartaal inzicht in de gemaakte kosten voor vervoer op de door het college aangegeven wijze.

    • 2.

      De financiële tegemoetkoming is van rechtswege verstrekt door betaling naar aanleiding van de declaratie tenzij het college naar aanleiding van de declaratie een besluit neemt over de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het betreffende kwartaal.

    • 3.

      Op aanvraag verstrekt het college een voorschot voor een financiële tegemoetkoming voor vervoer met een taxi of rolstoeltaxi.

    • 4.

      Indien er een voorschot is verstrekt en het bestede budget op kwartaalbasis minder is dan het budget waarop recht bestaat, vordert het college een bedrag terug dat bestaat uit dit verschil of verrekent dit met het volgende voorschot.

Hoofdstuk 5. Eigen bijdrage

Artikel 14 Eigen bijdrage hulp bij het huishouden

De belanghebbende betaalt een eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden gelijk aan het maximum bedrag in artikel 4.1 van het besluit.

Artikel 15 Eigen bijdrage woonvoorzieningen

    • 1.

      De belanghebbende betaalt een eigen bijdrage voor een woonvoorziening genoemd in artikel 10, eerste lid, onder d, f en i, van de verordening, gelijk aan het product van het maximum bedrag zoals bepaald in artikel 4.1 van het besluit en het aantal overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van dit artikel in rekening te brengen perioden.

    • 2.

      Het aantal in rekening te brengen perioden bedraagt afhankelijk van de kostprijs van de woonvoorziening:

    Kostprijs

    aantal perioden

    tot en met € 100,--

    6

    € 100,01 tot en met € 500,--

    13

    € 500,01 tot en met € 1.000,--

    26

    € 1.000,01 en hoger

    39

    • 3.

      Voor het geval het college besluit tot overgang van een woonvoorziening van een belanghebbende naar een huisgenoot blijft het aantal over deze voorziening in rekening te brengen perioden gelijk.

    • 4.

      De belanghebbende betaalt een eigen bijdrage voor de woonvoorziening genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, van de verordening, gelijk aan het basisbedrag.

  • 5. In afwijking van het vierde lid betaalt de belanghebbende een eigen bijdrage voor de woonvoorziening genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, van de verordening, die in eigendom wordt verstrekt, of in bruikleen terwijl het college hier periodieke betalingen voor verricht, gelijk aan het quotiënt van de kostprijs en het aantal perioden volgens de tabel in het tweede lid, gedurende datzelfde aantal perioden als dit resulteert in een eigen bijdrage die lager is dan de periodieke eigen bijdrage als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 16 Eigen bijdrage vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De belanghebbende betaalt een eigen bijdrage voor een vervoersvoorziening genoemd in artikel 18, eerste lid, onder c, van de verordening, gelijk aan het product van het maximum bedrag zoals bepaald in artikel 4.1 van het besluit en het aantal overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van dit artikel in rekening te brengen perioden.

  • 2.

    Het aantal in rekening te brengen perioden bedraagt afhankelijk van de kostprijs van de vervoersvoorziening:

Kostprijs

aantal perioden

tot en met € 100,--

6

€ 100,01 tot en met € 500,--

13

€ 500,01 tot en met € 1.000,--

26

€ 1.000,01 en hoger

39

Hoofdstuk 6. Onderzoek

Artikel 17 Keukentafelgesprek

Het college bevordert het aanbieden van een keukentafelgesprek zo veel mogelijk.

Artikel 18 Onderzoek

Indien een belanghebbende tot twee maal toe niet verschijnt bij het onderzoek dat het college nodig acht om een beslissing op een aanvraag te nemen, kan het college besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen en om een bedrag van € 50,- in rekening te brengen als bijdrage in de kosten.

Hoofdstuk 7. Voorschot

Artikel 19 Voorschot

Voor de volgende voorzieningen wordt een voorschot verstrekt:

  • a.

    persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden;

  • b.

    financiële tegemoetkoming voor een voorziening in een taxi of een rolstoeltaxi.

Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen vervoersvoorzieningen

Artikel 20 Reizigersbijdrage

De rechthebbende op een voorziening in collectief aanvullend vervoer betaalt als algemeen gebruikelijke kosten per rit een reizigersbijdrage die gelijk is aan het voltarief voor reizen met de OV-chipkaart in de bus in Drenthe en Groningen.

Artikel 21 Meerkosten scootmobiel

De belanghebbende die in aanmerking komt voor een voorziening in een scootmobiel en een andere uitvoering wenst dan de voor hem goedkoopst compenserende voorziening draagt zelf de meerkosten.

Hoofdstuk 9. Beleidsregels

Artikel 22 Indicatie hulp bij het huishouden

  • 1.

    Het college bepaalt de omvang van het recht op hulp bij het huishouden volgens de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden, zoals laatstelijk bekendgemaakt door de MO-zaak.

  • 2.

    In afwijking van onderdeel 6.3 van de richtlijn als bedoeld in het eerste lid, indiceert het college 120 minuten voor zwaar huishoudelijk werk voor een eenpersoonswoning met drie kamers.

  • 3.

    Bij verblijf van een belanghebbende in een hospice in de gemeente Assen kent het college maximaal zes uur HH-2 toe zonder indicering.

Artikel 23 Algemeen gebruikelijk

Gereserveerd.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 24 Terugbetaling bij verkoop

  • 1.

    De eigenaar van een woning in de particuliere sector waarin een woonvoorziening is getroffen die leidt tot waardestijging van deze woning en die minimaal € 7.500,-- heeft gekost, doet mededeling aan het college van verkoop van deze woning, als deze woning wordt verkocht binnen een periode van tien jaar na de realisatie van de voorziening.

  • 2.

    De rechthebbende betaalt de meerwaarde van de woning terug aan het college. Het terug te betalen bedrag is gelijk aan het bedrag van de meerwaarde van de woning verminderd met tien procent van de meerwaarde per jaar dat van de voorziening genoten is.

  • 3.

    Het tweede lid is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan degene voor wie de voorziening is aangebracht of een andere belanghebbende aan wie op grond van deze verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend.

Artikel 25 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in dit besluit afwijken als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 26 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 april 2012.

  • 2.

    Het Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 januari 2012,

, burgemeester

, secretaris

Bijlage behorende bij artikel 8 van het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Assen 2012

Voorziening

Hoogte financiële tegemoetkoming

Hoogte persoonsgebonden budget

HH-1 en HH-2 door een niet-professionele zorgaanbieder

-

€ 16,13 p/u

HH-2 door een professionele zorgaanbieder

-

€ 18,69 p/u

Verhuizing en/of herinrichting voor 1 of 2 personen

€ 2.331,94

-

Verhuizing en/of herinrichting voor 3 of meer personen

€ 2.624,38

-

Onderhoud traplift

Max. € 180,--

Vervangen vloerbedekking

Max. € 18,-- per m²

volgens staffel:

vloerbedekking

tot 2 jaar oud

van 2 tot 4 jaar oud

van 4 tot 6 jaar oud

van 6 tot 8 jaar oud

ouder dan 8 jaar

100%

75%

50%

25%

0%

-

Bezoekbaar maken van een woning

maximaal € 2.500,00

-

Financiële tegemoetkoming ipv collectief aanvullend vervoer in natura (per jaar)

€ 125,92

-

Taxi (per jaar)

maximaal € 3.614,00

-

Rolstoeltaxi (per jaar)

maximaal € 4.742,00

-

Gebruik eigen auto (per jaar)

maximaal € 274,00

-

Combivoorziening taxi en eigen auto (per Jaar)

maximaal het bedrag dat gelijk is aan de som van B gedeeld door 1500 maal € 3614,00 en A gedeeld door 1500 gereden km gegemoet gekomen wordt. B is hierbij het aantal kilometers gereden in de taxi en A het aantal kilometers gereden in de eigen auto.

-

Combivoorziening rolstoeltaxi en eigen auto (per jaar)

maximaal het bedrag dat gelijk is aan de som van C gedeeld door 1500 maal € 4.742,00 en A gedeeld door 1500 maal

€ 274,00 met dien verstande dat in totaal voor niet meer dan 1500 km gereden kilometers tegemoet gekomen wordt. C is hierbij het aantal kilometers gereden in de taxi en B het aantal kilometers gereden in de eigen auto.

Sportrolstoel voor 3 jaar

maximaal € 2357,40

-

Onderhoud en reparatie sportrolstoel voor 3 jaar

Max. € 589,35

-

Toelichting op het besluit INDIVIDUELE VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ASSEN, 2012

Algemene toelichting

Op 17 november 2011 heeft de gemeenteraad van Assen een nieuwe Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning aangenomen. In deze verordening staan de kaders voor het aanvragen en verstrekken van individuele voorzieningen in de gemeente Assen. In het uitvoeringsbesluit staan nadere regels die nodig zijn voor een goede uitvoeringspraktijk. De verordening geeft hiervoor de grondslag. Het uitvoeringsbesluit bevat ook de beleidsregels die het college hanteert bij het verstrekken van individuele voorzieningen. Op deze manier zijn alle uitvoeringsregels in één regeling verzameld.

Net als in de verordening, zijn de regels in het uitvoeringsbesluit zo veel mogelijk beperkt en zo eenvoudig mogelijk geformuleerd.

Voor een algemene toelichting op de Wmo kan verwezen worden naar de algemene toelichting bij de verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

Deze bepaling spreekt voor zich. Voor de bepalingen die niet in dit artikel zijn gedefinieerd, geldt dat de definities uit de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen 2012 van toepassing zijn. Dit is geregeld in artikel 1 van de verordening.

Ad d

Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden in de vorm van HH-2, wordt onderscheid gemaakt tussen hulp geleverd door een niet-professionele zorgaanbieder en hulp geleverd door een professioneler zorgaanbieder. Met ‘professioneel’ wordt niet de kwaliteit/professionaliteit van de hulpverlener bedoeld maar het verschil tussen hulp ingehuurd bij een particulier die niet werkzaam is voor een zorginstelling en hulp ingehuurd bij een erkende zorginstelling.

Een zorginstelling maakt kosten die een particulier niet heeft. Bijvoorbeeld overhead van een organisatie, (bij)scholingskosten van personeel.

Artikel 1a Duur

Dit artikel schept helderheid over de duur (of looptijd) van toegekende voorzieningen. Uit het oogpunt van deregulering kent het college voorzieningen in principe voor onbepaalde tijd toe. Als in specifieke situaties niet duidelijk is hoelang een voorziening nodig is, vermeldt het college in de beschikking wat de duur van de voorziening is.

Artikel 2 Belanghebbende

Lid 1

De verordening bepaalt dat het college individuele voorzieningen alleen aan inwoners van de gemeente Assen verstrekt. Dit ligt opgesloten in het begrip ‘belanghebbende’ uit de verordening. Voor een voorziening als het bezoekbaar maken van een woning kan het voorkomen dat die woning in Assen gelegen is, terwijl degene voor wie de voorziening bedoeld is, buiten Assen woont. In een enkel geval wordt deze persoon toch als belanghebbende aangemerkt. Dit geldt bij verblijf in een zorginstelling, waarin de belanghebbende niet over een eigen ruimte kan beschikken om bezoek in te ontvangen. Met een eigen ruimte wordt een ruimte bedoeld die niet gemeenschappelijk is en met anderen gedeeld hoeft te worden.

Lid 2

Bij een verhuizing uit de ene gemeente naar de andere gemeente, geldt landelijk dat de gemeente waaruit verhuisd wordt verantwoordelijk is voor compensatie die nodig is in de nieuwe woning. Hiertoe is de definitie van ‘belanghebbende’ uitgebreid.

Hoofdstuk 2. Voorzieningen in natura

Artikel 3 Rechtsvorm

Als het college een voorziening in natura verstrekt, kan dat in de vorm van eigendom of in de vorm van bruikleen. Bij een voorziening in bruikleen blijft de gemeente of de leverancier eigenaar van de voorziening. De gemeente betaalt de leverancier. De constructie van een voorziening in huur zoals die onder de vorige verordening nog voorkwam, wordt verlaten. De reden is het zo eenvoudig mogelijk houden van het verstrekken van een voorziening, zonder onnodig gebruik te maken van privaatrechtelijke constructies die op hun beurt weer voor een grotere regeldruk zorgen.

Artikel 4 Algemene voorwaarden

Dit artikel schrijft de spelregels voor waar de rechthebbende op een voorziening in natura zich aan moet houden. Door deze voorwaarden in het besluit op te nemen, hoeft niet voor elke verstrekking een overeenkomst worden gesloten. Deze bepaling draagt hierdoor bij aan het terugdringen van administratieve lasten voor belanghebbenden.

Artikel 5 Onderhoud en reparatie

Dit artikel bevat de spelregels voor onderhoud en reparatie. De kern is dat de rechthebbende goed voor de voorziening zorgt. Voor reparaties en onderhoud kan hij alleen terecht bij bedrijven of personen die de gemeente heeft aangewezen.

Artikel 6 Bijzondere voorwaarde bruikleen traplift

Voor een traplift gelden een paar specifieke spelregels, zoals de verplichting om de traplift te verzekeren.

Artikel 7 Teruggave

In dit artikel is geregeld dat de voorzieningen die in bruikleen zijn verstrekt terugkomen bij de gemeente als de voorziening niet meer nodig is.

Hoofdstuk 3. Financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget

Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budgetten

Voor een aantal voorzieningen is de hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget van te voren bepaalbaar en altijd gelijk. De bedragen voor deze voorzieningen zijn opgenomen in een tabel. Deze bedragen zijn gebaseerd op de kostprijs van de voorziening, de laagste prijs waarvoor de voorziening naar het oordeel van het college te verwerven is.

Het derde lid maakt expliciet waarvoor een persoonsgebonden budget voor bedoeld is. Als het gaat om een budget waarmee een voorziening kan worden aangeschaft, is het budget ook bedoeld en toereikend voor het onderhoud, reparaties en verzekering van de voorziening.

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming woonvoorziening en vervoersvoorziening

In de situaties bedoeld in dit artikel kan de belanghebbende terugvallen op andere vervoersmogelijkheden, zodat een volledige voorziening meer dan compenserend zou zijn. Bij het samen reizen van partners is er bijvoorbeeld maar eenmaal sprake van kosten. Bij een combinatie met een vervoersvoorziening in natura is de belanghebbende al gecompenseerd voor een aantal vervoersbewegingen.

Artikel 10 Algemene voorwaarden

Dit artikel bevat de algemene voorwaarden voor persoonsgebonden budgetten en financiële tegemoetkomingen. De belangrijkste regel is dat de belanghebbende het budget alleen mag besteden aan het doel dat in de beschikking is vermeld. De verantwoording die de belanghebbende moet afleggen voert hier rechtstreeks op terug.

Het derde lid is hier een uitwerking van. De voorziening moet in de eerste plaats voldoen aan de eisen zoals die in de beschikking staan. Waar een budget gekoppeld is aan een looptijd, is het verder belangrijk dat de belanghebbende ervoor zorgt dat hij de volledige looptijd uit komt met zijn budget. Als de looptijd voor een persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een scootmobiel bijvoorbeeld vijf jaar is, kan de belanghebbende ervoor kiezen een tweedehands scootmobiel aan te schaffen in plaats van een nieuwe. Hij moet er dan wel voor zorgen dat hij vijf jaar gebruik kan maken van deze scootmobiel. Als de scootmobiel stuk gaat voor de vijf jaar verstreken is en het resterende budget ontoereikend is voor reparatie, kan hij geen tussentijds beroep op de Wmo doen.

De looptijd die in de beschikking is vermeld voor materiële voorzieningen, hangt samen met de technische levensduur van een nieuwe voorziening.

Hoofdstuk 4. Verantwoording, terugvordering en verrekening

Artikel 11 Verantwoording

Het college geeft per voorziening aan op welke wijze de rechthebbende verantwoording moet afleggen. Meestal geeft het college dit in de beschikking aan.

Artikel 12 Persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden

Dit is een specifiek artikel voor de verantwoording van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden. Dit is de meest voorkomende toepassing van een persoonsgebonden budget. Met ingang van de nieuwe verordening en dit besluit wordt de omvang van de hulp niet meer vastgesteld in klassen, maar in uren en minuten. De nieuwe verantwoordingssystematiek sluit hierop aan. Het college bekijkt op kwartaalbasis aan hoeveel uren hulp bij het huishouden de belanghebbende zijn budget heeft besteed. Als er minder uren zijn ingezet dan waar recht op bestaat, rekent het college dit om in een bedrag per uur. Dit bedrag wordt teruggevorderd of verrekend met het volgende voorschot. Als er voldoende uren zijn ingezet, maar er is budget over, vordert het college dit bedrag ook terug of verrekent dit met het volgende voorschot.

Er zijn de situaties die in het tweede en derde lid worden bedoeld, die zich gelijktijdig voordoen: er zijn minder uren ingezet dan waar recht op bestaat en er is budget over. In dat geval schept het vierde lid duidelijkheid of welke bevoegdheid het college moet toepassen: het gaat dan om de bevoegdheid die tot het hoogste terug te vorderen bedrag leidt.

Artikel 13 Financiële tegemoetkoming taxi en rolstoeltaxi

Ook voor de declaratie van de financiële tegemoetkoming voor taxi of rolstoeltaxi is een specifiek artikel opgenomen. De declaratie vindt plaats op kwartaalbasis aan de hand van een formulier. De rechthebbende vult op dit formulier in hoeveel hij gereisd heeft en naar welke bestemming. Dit is van belang omdat het wmo-vervoer niet voor alle bestemmingen bedoeld is. De rechthebbende hoeft geen taxibonnen op te sturen, maar houdt deze wel in zijn bezit voor een eventuele controle naar aanleiding van de declaratie in het formulier. In de beschikking staat precies vermeld hoe de declaratie plaatsvindt.

Hoofdstuk 5. Eigen bijdrage

De verordening bepaalt voor welke voorzieningen de belanghebbende een eigen bijdrage moet betalen. Dit uitvoeringsbesluit bepaalt de hoogte van deze eigen bijdrage. De hoogte van de eigen bijdrage moet binnen de kaders van het Besluit maatschappelijke ondersteuning blijven.

De hoofdregel voor het hanteren van de eigen bijdrage is aansluiting bij het landelijke beleid: de eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van de parameters zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Deze werkwijze wordt momenteel al toegepast voor de eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden. De inkomsten uit eigen bijdragen zullen toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Hiermee wordt invulling gegeven aan de bezuinigingen op de Wmo, zoals die in de Programmabegroting 2011 en het Uitvoeringsprogramma 2011-2014 vermeld zijn.

Artikel 14 Eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden

Voor hulp bij het huishouden geldt de maximale eigen bijdrage zoals die op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning mogelijk is. Hierin is geen verandering ten opzichte van de vorige verordening.

Artikel 15 Eigen bijdrage bij woonvoorzieningen

De eigen bijdrage voor de woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, d, f en i, van de verordening wordt vastgesteld volgens de hoofdregel. Het aantal perioden waarin het maximale bedrag aan eigen bijdrage wordt geheven wordt echter beperkt. Hoe goedkoper de voorziening, hoe korter de periode is waarin een eigen bijdrage wordt geheven. Voor alle duidelijkheid wordt hier opgemerkt dat de eigen bijdrage nooit hoger is dan de kostprijs van de voorziening; op het moment dat de totaal betaalde eigen bijdragen gelijk zijn aan de kostprijs, wordt geen eigen bijdrage meer geheven, ook al is het aantal perioden zoals bedoeld in artikel 17 nog niet verstreken. Voor deze voorzieningen werd onder de vorige verordening ook een eigen bijdrage geheven.

Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder e geldt een andere regel voor de eigen bijdrage. Het gaat om roerende woonvoorzieningen, waarvoor onder de vorige verordening geen eigen bijdrage in rekening werd gebracht. Voor deze voorzieningen maakt de gemeente in de regel periodieke in plaats van eenmalige kosten. De maximale bijdrage die op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning geheven mag worden kent twee componenten: een basisbedrag en een inkomensafhankelijk bedrag. Tezamen overschrijden deze bedragen vaak de kosten die de gemeente per periode aan deze woonvoorzieningen kwijt is. Daarom is er aanleiding alleen het basisbedrag als eigen bijdrage in rekening te brengen. Dit bedrag wordt dan in rekening gebracht zolang de belanghebbende van de voorziening gebruik maakt. Ook hiervoor geldt dat de eigen bijdrage nooit hoger is dan de kostprijs van de voorziening; in dat geval wordt een lager bedrag vastgesteld.

De regel in het vijfde lid is nodig vanwege de systematiek bij het CAK. In de wet is bepaald dat het CAK alle eigen bijdragen oplegt. De wet bepaalt ook dat de eigen bijdrage de kostprijs niet mag overschrijden. Het CAK rekent alleen met een kostprijs per periode, waardoor het noodzakelijk was om het vijfde lid op te nemen. Toepassing van het vierde zou voor bepaalde voorzieningen anders leiden tot het opleggen van een hogere bijdrage dan toegestaan.

Artikel 16 Eigen bijdrage vervoersvoorzieningen

De systematiek voor de eigen bijdrage sluit aan bij de hoofdregel en bij de systematiek voor woonvoorzieningen. Als het gaat om voorzieningen waarvoor in de regel een eenmalige investering nodig is, is een beperkt aantal perioden een eigen bijdrage verschuldigd. Hoe goedkoper de voorziening, hoe korter de periode is waarin een eigen bijdrage wordt geheven. Voor voorzieningen waarbij de gemeente terugkerende kosten maakt, geldt het basisbedrag als eigen bijdrage. Hierbij zit de beperking dus niet in de periode, maar in het bedrag dat per periode verschuldigd is.

Artikel 17 Keukentafelgesprek

Dit artikel voert terug op een breed gesteunde motie die door het college is overgenomen. Bij de kanteling van de Wmo (een nieuwe beleidsinsteek) heeft het keukentafelgesprek een belangrijke plaats.

In een keukentafelgesprek wordt goed in kaart gebracht wat nu echt de behoefte is en wat de omgeving of instanties kunnen betekenen. Dit gesprek kan ook door vrijwilligers gevoerd worden.

Dit artikel loopt alvast vooruit op de kanteling in de gemeente Assen door te bepalen dat het college waar mogelijk nu al het plaatsvinden van keukentafelgesprekken bevordert.

Artikel 18 Onderzoek

In de situatie dat een belanghebbende meermalen niet verschijnt voor een onderzoek, was het tot nu toe niet mogelijk de aanvraag buiten behandeling te laten. Dit bracht onduidelijkheid met zich meer, zowel voor het college, als voor de belanghebbende. Dit artikel biedt daarvoor de grondslag. Dit artikel biedt ook de grondslag om kosten in rekening te brengen. Dat is geen verplichting, maar een bevoegdheid van het college. Het artikel is bedoeld als stok achter de deur, om te bevorderen dat belanghebbenden zich aan afspraken houden en contact opnemen als dat niet lukt.

Hoofdstuk 7. Voorschot

Artikel 19 Voorschot

Dit artikel regelt voor welke voorzieningen het college in elk geval een voorschot verstrekt.

Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen vervoersvoorzieningen

Artikel 20 Reizigersbijdrage

Rechthebbenden die een voorziening in collectief aanvullend vervoer hebben, betalen net als andere busreizigers een reizigersbijdrage. Het gaat dan om algemeen gebruikelijke kosten: kosten die een ieder maakt. Deze reizigersbijdrage is gekoppeld aan het voltarief voor reizen met de bus in Groningen en Drenthe.

Artikel 21 Meerkosten scootmobiel

Afhankelijk van de vervoersbehoefte van een belanghebbende, verstrekt het college een scootmobiel met een snelheid van 8 of 12 kilometer per uur. Er is dan sprake van een compenserende voorziening. Belanghebbenden die toch een snellere uitvoering willen hebben, kunnen deze krijgen en betalen dan zelf de meerkosten.

Hoofdstuk 9. Beleidsregels

In dit hoofdstuk staan de beleidsregels die het college bij de uitvoering in acht neemt. Vooralsnog hebben de beleidsregels alleen betrekking op de indicering van het recht op hulp bij het huishouden. Op termijn vult het college deze beleidsregels in ieder geval aan met een niet-limitatieve lijst van voorzieningen die het college algemeen gebruikelijk acht. Hiervoor is artikel 23 gereserveerd.

Artikel 22 Indicatie hulp bij het huishouden

Het college bepaalt de omvang van het recht op hulp bij het huishouden volgens de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden. Deze richtlijn wordt door de MO-zaak ter beschikking gesteld (hiervoor door CIZ). In enkele situaties wijkt het college af van deze richtlijn, deze situaties zijn ook benoemd in dit artikel. In geval van verblijf in een hospice wordt de zorg verleend door TSN/Icare. Afhankelijk van het aantal cliënten dat in het hospice verblijft zet TSN/Icare de zorg flexibel in.

Artikel 23 Algemeen gebruikelijk

Gereserveerd.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 24 Terugbetaling bij verkoop

De achterliggende gedachte van dit artikel, is dat een belanghebbende baat moet hebben bij een voorziering, maar er niet rijker van hoeft te worden. Daarom geldt een terugbetalingsverplichting voor particuliere woningeigenaren die hun huis verkopen binnen tien jaar na realisatie van de voorziening. Het gaat dan om grote woningaanpassingen. De meerwaarde wordt vastgesteld door een makelaar op het moment van verkoop. Het gaat om de meerwaarde ten opzichte van vergelijkbare woningen zonder woonaanpassing.

Artikel 25 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van bepalingen van deze verordening. In verband met precedentwerking is het van belang, dat het college aangeeft waarom het in een bepaalde situatie van deze verordening afwijkt. In de praktijk zal het college alleen in bijzondere gevallen toepassen.

Artikel 26 Inwerkingtreding en intrekking

Dit artikel regelt dat het uitvoeringsbesluit op 1 april in werking treedt. Het oude Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen wordt dan ingetrokken. Het overgangsrecht is al in de verordening geregeld.

toelichting op de bijlage behorende bij artikel 8.

In de tabel in deze bijlage staan de (maximum)bedragen van financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budgetten die altijd gelijk zijn, gezien de laagste prijs waarvoor de voorziening te verwerven is.

De bedragen zijn gebaseerd op een onderzoek naar de laagste prijs waarvoor de voorzieningen te verkrijgen zijn.

Tarieven hulp bij het huishouden

De tarieven zijn afgeleid van het gemiddelde tarief dat de gemeente aan zorgaanbieder per uur betaalt. Uit de praktijk blijkt dat deze bedragen toereikend zijn om zorg voor in te kopen.

De bedragen zijn all-in tarieven voor hulp bij het huishouden, dus naast het uurloon inclusief alle bijkomende kosten voor bijvoorbeeld woon-werkverkeer en maaltijden.

Verhuizing en/of herinrichting

Deze forfaitaire vergoeding bestaat uit twee elementen. De gemiddelde kosten van een verhuizing liggen rond de €1.100. Daarbovenop komt een bedrag voor herinrichting dat varieert met de omvang van het huishouden. Hiervoor zijn de Nibud-normen voor herinrichting gehanteerd: €1.160,- voor een huishouden tot twee personen en €1.332,- voor een huishouden van drie of meer personen. Het gaat om een tegemoetkoming in de kosten, deze hoeft niet altijd volledig kostendekkend zijn. Dit hangt samen met de verschillende individuele wensen die er zijn.

Onderhoud traplift

Bij vier leveranciers van trapliften zijn de prijzen voor regulier periodiek onderhoud opgevraagd. Het laagste bedrag is gekozen als maximale vergoeding voor onderhoud van een traplift, omdat gebleken is dat met dit bedrag onderhoud betaalbaar is.

Vervangen vloerbedekking

Als uitgangspunt wordt genomen dat het algemeen gebruikelijk is om vloerbedekking eens in de acht jaar te vervangen. Dit blijkt in Nederland de gangbare gebruiksduur van vloerbedekking. Daarom wordt er met een staffel gewerkt en een bedrag van maximaal € 18,- per m² inclusief legkosten. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming voor alle werkzaamheden en kosten die het vervangen met zich brengt, zoals het leggen van een ondervloer, het egaliseren en de materiaalkosten.

Financiële tegemoetkoming in plaats van collectief aanvullend vervoer

Deze financiële tegemoetkoming wordt toegekend aan belanghebbenden die in aanmerking komen voor het collectief aanvullend vervoer, maar hier geen gebruik van wensen te maken. Vanuit het verleden is het altijd het beleid geweest om deze groep een kleine financiële tegemoetkoming te verstrekken.

Gebruik van eigen auto

De berekening van deze tegemoetkoming gaat uit van een vervoersomvang van 1500 kilometer per jaar. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gebaseerd op het verschil tussen de kosten die een belanghebbende maakt met zijn eigen auto en de kosten die een ieder zou maken door gebruik te maken van openbaar vervoer (algemeen gebruikelijke vervoerskosten).

De kosten van een kleine middenklasse auto per kilometer zijn € 0,37 (gebaseerd op berekeningen van het Nibud). De algemeen gebruikelijke kosten zijn € 281,00 per jaar en bestaan uit twee componenten, de kosten per kilometer (1500 km x € 0,132) en de kosten van het instaptarief (100 vervoersbewegingen x € 0,83). Dat resulteert in een bedrag van € 274,00 per jaar.

 

Combivoorziening

De berekening is gebaseerd op de berekening van de vervoersvoorzieningen die gecombineerd worden.

 

Taxi en rolstoeltaxi

De berekening van deze tegemoetkoming gaat uit van een vervoersomvang van 1500 kilometer per jaar en 100 vervoersbewegingen per jaar (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep met kenmerk 09/6371 WMO). De tarieven zijn gebaseerd op het tariefsysteem voor straattaxi’s (www.rijksoverheid.nl).

De berekening gaat uit van de volgende parameters:

Voor een taxi:

 

  • 1.

    starttarief ad € 2,50

  • 2.

    maximum kilometertarief ad € 1,83

  • 3.

    maximum tijdtarief ad € 0,30 per minuut en een gemiddelde snelheid van 30 km/u (1 km = € 0,60)

 

100 x € 2,50 € 250,00

1500 x € 1,83 € 2.745,00

1500 x € 0,60 € 900,00 +

€ 3.895,00

Voor een rolstoeltaxi:

  • 1.

    starttarief ad € 5,08

  • 2.

    maximum kilometertarief ad € 2,31

  • 3.

    maximum tijdtarief ad € ? per minuut en een gemiddelde snelheid van ? (1 km = € 0,70)

 

100 x €  5,08 € 508,--

1500 x €  2,31  € 3.465,--

1500 x €  0,70 € 1.050,-- +

€ 5.023,--

 

Hierop worden de algemeen gebruikelijke vervoerskosten van € 281,00 (zie eigen auto) in mindering gebracht. Dit resulteert voor de taxi in een bedrag van € 3.614,00 en voor de rolstoeltaxi in een bedrag van € 4.742,00.

Sportrolstoel

De tegemoetkoming voor een sportrolstoel betreft een gemaximeerde vergoeding ad.€ 2.357,40 voor aanschaf en € 589,35 voor onderhoud en reparatie (prijsniveau 2011), beide bedragen voor een periode van drie jaar. De uiteindelijke vergoeding bedraagt niet meer dan de daadwerkelijk gemaakte kosten. Marktonderzoek wijst uit dat voor dit bedrag goede sportrolstoelen verkrijgbaar zijn.