Regeling vervallen per 02-10-2008

Exploitatieverordening gemeente Assen 1996

Geldend van 26-09-1996 t/m 01-10-2008

Intitulé

Exploitatieverordening gemeente Assen 1996

EXPLOITATIEVERORDENING GEMEENTE ASSEN 1996

houdende de voorwaarden waaronder de gemeente medewerking zal verlenen aan het in exploitatie brengen van gronden.

hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Algemene begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder

a.

medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden:

het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken gebaat worden;

b.

exploitatiegebied:

een als zodanig door de gemeenteraad aangewezen gebied, dat gebaat is door de aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

c.

exploitant:

de genot hebbende van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of anderszins rechthebbende van een in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaak welke door het treffen van voorzieningen van openbaar nut gebaat is;

d.

exploitatie-overeenkomst:

de overeenkomst, onder welke naam dan ook gesloten, waarin de gemeente met een exploitant de voorwaarden overeenkomt waaronder de gemeente voorzieningen van openbaar nut zal treffen of daaraan medewerking zal verlenen;

e.

aangevuld bekostigingsbesluit:

een besluit van de gemeenteraad waarin niet alleen overeenkomstig artikel 222 Gemeentewet wordt be-sloten in welke mate de aan de voorzieningen verbonden lasten zullen kunnen worden verhaald op een daarbij aangeduid gebied, maar waarin ook een om-schrijving van de voorzieningen van openbaar nut en een begroting van kosten en opbrengsten is opgenomen;

f.

voorzieningen van openbaar nut, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken gebaat worden, onder meer:

1. riolering, met inbegrip van bijbehorende werken;

2. wegen, parkeergelegenheden, pleinen, trottoirs, voet- en rijwielpaden, straatmeubilair, waterpartijen, watergangen, bruggen, tunnels en andere rechtstreeks met de aanleg en inrichting van deze voorzieningen en kunstwerken verband houdende werken;

3. plantsoenen en andere groenvoorzieningen, waaronder begrepen de aanleg en inrichting van openbare speelplaatsen en speelweiden alsmede de sierende elementen welke rechtstreeks voortvloeien uit een juiste uitvoering van een verzorgd be-stemmingsplan;

4. openbare verlichtingen, brandkranen met de nodige aansluitingen;

5. waterhuishoudkundige voorzieningen, met inbegrip van drainagevoorzieningen;

g.

afstand van gronden aan de gemeente:

eigendomsoverdracht van gronden aan de gemeente.

Artikel 2. Kosten van exploitatie

Voor de berekening ten behoeve van de begroting van kosten en ten behoeve van de vaststelling van exploitatiebijdragen, wordt onder de kosten verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van grond begrepen:

  • 1.

    de inbrengwaarde van alle binnen het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken, zijnde:

    • a.

      de waarde van de grond;

    • b.

      de waarde van de opstallen die voor de verwezenlijking van de bestemming niet gehandhaafd kunnen worden;

    • c.

      de kosten van het vrijmaken van de gronden van opstallen;

    • d.

      de kosten van vrijmaken van de grond van zich in de grond bevindende resten, zoals funderingen, leidingen en kabels, en van persoonlijke rechten en lasten, eigendom, bezit of beperkt recht, zakelijke lasten, alsmede de kosten van schadevergoedingen;

  • 2.

    de kosten van aanleg binnen een exploitatiegebied door de gemeente van de onder artikel 1, onder f, omschreven voorzieningen van openbaar nut;

  • 3.

    de kosten van aanleg van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied voorzover de binnen het exploitatiegebied liggende onroerende zaken door deze voorzieningen direct dan wel indirect gebaat zijn;

  • 4.

    de kosten van:

    • a.

      het dempen van sloten en het verrichten van grondwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut met inbegrip van het egaliseren, ophogen en afgraven;

    • b.

      het verrichten van bodemonderzoek en -sanering, voorzover het de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut betreft en voorzover verhaal van de daarmee verband houdende kosten niet in de rede ligt;

    • c.

      in verband met de milieuwetgeving of milieutechnisch noodzakelijke maatregelen en voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan;

    • d.

      de verwerving van de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied;

    • e.

      het slopen van opstallen op de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied;

    • f.

      alle overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, in ieder geval:

      • 1.

        de kosten van planontwikkeling, planvoorbereiding en planbeheer en plantoezicht. Onder deze kosten wordt tenminste verstaan: de kosten verband houdende met het opstellen van structuurplannen en bestemmingsplannen, het opstellen van planmatige uitwerkingen of wijzigingen, het vervaardigen van besluiten tot het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan alsmede van overige planologische maatregelen voorzover deze nodig zijn voor het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;

      • 2.

        de kosten verband houdende met onderzoeken, voorbereiding en toezicht ten behoeve van de voorzieningen van openbaar nut voorzover deze verband houden met het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;

      • 3.

        de kosten van het gemeentelijk apparaat, voorzover die rechtstreeks aan het in exploitatie brengen van gronden kunnen worden toegerekend;

      • 4.

        de rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten, verminderd met rente-opbrengsten;

      • 5.

        de kosten van tijdelijk beheer van de ondergrond van openbare voorzieningen, zijnde de kosten die ten gevolge van een noodzakelijk actief verwervingsbeleid worden gemaakt en niet dan wel niet geheel door middel van tijdelijke verhuur worden gedekt;

      • 6.

        overige kosten die in beginsel ten laste van de grondexploitatie behoren te worden gebracht.

Hoofdstuk 2. In exploitatie brengen op initiatief van de gemeente

Artikel 3. Vaststelling aangevuld bekostigingsbesluit

  • 1. Voordat met het treffen van voorzieningen van openbaar nut in een exploitatiegebied wordt aangevangen, wordt door de gemeenteraad een aangevuld bekostigingsbesluit voor dat exploitatiegebied vastgesteld en bekend gemaakt op de wijze zoals bedoeld in artikel 139 Gemeentewet.

  • 2. Het aangevulde bekostigingsbesluit bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      aanduiding van het exploitatiegebied en aanwijzing van de daarin gelegen onroerende zaken die gebaat zijn door de aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

    • b.

      aanduiding van de mate waarin de kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, op de genot hebbenden van de in het vorige lid bedoelde onroerende zaken kunnen worden verhaald;

    • c.

      omschrijving van de van gemeentewege uit te voeren voorzieningen van openbaar nut en daarmee verband houdende werkzaamheden;

    • d.

      een aankondiging dat betrokken exploitanten een aanbod voor een exploitatie-overeenkomst zullen kunnen ontvangen;

    • e.

      de bepaling dat, in geval met een exploitant niet tot overeenstemming kan worden gekomen over een exploitatie-overeenkomst, kostenverhaal zal kunnen plaatsvinden door middel van heffing van baatbelasting;

    • f.

      een begroting van de ten laste van de onroerende zaken in het exploitatiegebied komende kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van grond, en van de ten gunste van het in exploitatie nemen van gronden komende opbrengsten. De opbrengsten bestaan uit:

      • 1.

        subsidies.;

      • 2.

        verkoop van gronden;

      • 3.

        bijdragen in de kosten van aanleg van voorzieningen van openbaar nut, hetzij via overeenkomst hetzij via baatbelasting;

      • 4.

        overige bijdragen.

        • Van deze begroting maakt eveneens deel uit de wijze van toerekenen van de totale kosten en opbrengsten aan de onroerende zaken in het exploitatiegebied, zoveel mogelijk naar de akte van het profijt dat de onroerende zaken hebben van het samenhangend geheel van voorzieningen van openbaar nut.

        • Deze begroting van kosten en opbrengsten kan periodiek worden herzien, ook nadat met de aanleg van de voorzieningen is aangevangen.

  • 3. In het aangevuld bekostigingsbesluit kan worden bepaald dat de begroting als bedoeld in het tweede lid, onder f, later kan worden vastgesteld. Deze begroting wordt bekend gemaakt op de wijze als bedoeld in artikel 139 Gemeentewet.

  • 4. Voor de berekening van de in het tweede lid, onder f, bedoelde kosten wordt er van uitgegaan dat het exploitatiegebied in zijn geheel door de gemeente in exploitatie zal worden gebracht.

Artikel 4. Wijze van toerekening naar mate van profijt

  • 1. Voor de toerekening van het profijt wordt als rekeneenheid gebruikt het gemiddelde bedrag van de ten nutte van het exploitatiegebied gemaakte of te maken kosten per m2 grondoppervlakte.

  • 2. Onder de grondoppervlakte wordt verstaan de kadastrale oppervlakte van de onroerende zaken, waar mogelijk ingedeeld naar de in een bestemmingsplan opgenomen geprojecteerde kavels (bouw-)grond, vermenigvuldigd met factoren voor ligging en bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheid, waarin het profijt van de van gemeentewege getroffen voorzieningen van openbaar nut tot uitdrukking komt.

  • 3. Ingeval de toerekening op basis van m2 grondoppervlakte geen geschikte grondslag blijkt te zijn, geschiedt de toerekening op basis van een nader door de gemeenteraad te bepalen grondslag welke voorziet in de aanwezige verschillen in profijt.

Artikel 5. Vaststelling exploitatiebijdrage

  • 1. De exploitant betaalt als bijdrage in de kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, het bedrag dat volgens de begroting als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder f, uitgewerkte wijze aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, vermeerderd met de kosten op de afstand van de gronden bestemd voor de aanleg en/of aanpassing van voorzieningen van openbaar nut vallende en de kosten van kadastrale uitmeting, en verminderd met de inbrengwaarde van de bij de exploitant in eigendom zijnde en voor exploitatie bedoelde gronden en van de gronden welke zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door exploitant aan de gemeente worden afgestaan.

  • 2. De waarde van de in het eerste lid bedoelde grond die door de exploitant is ingebracht, wordt door de gemeente en de exploitant gezamenlijk door middel van taxatie vastgesteld. Indien hierover geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt deze waarde vastgesteld door een commissie van drie deskundigen, van wie één aan te wijzen door de gemeente, één door de exploitant en een derde door de beide reeds aangewezen deskundigen of, indien zij het daarover niet eens kunnen worden, door de terzake bevoegde kantonrechter.

  • 3. Indien de exploitant zelf conform artikel 6, derde lid, onder e, voorzieningen van openbaar nut aanlegt, bestaat de exploitatiebijdrage uit de bijdrage, zoals deze op grond van het eerste lid van dit artikel wordt bepaald, verminderd met de kosten van de door exploitant uit te voeren werkzaamheden, voorzover deze kosten corresponderen met de begroting van kosten zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder f.

Artikel 6. Inhoud exploitatie-overeenkomst

  • 1. Het verhaal van kosten verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden vindt plaats met inachtneming van de voorgaande artikelen. Van de exploitatie-overeenkomst wordt een akte opgemaakt. Indien de exploitatie-overeenkomst mede een grondtransactie betreft, is dit een notariële akte.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders beslist tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst op initiatief van de gemeente slechts nadat een aangevuld bekostigingsbesluit is vastgesteld.

  • 3. De exploitatie-overeenkomst bevat in ieder geval bepalingen over:

    • a.

      de aard, omvang en kwaliteit van de door de gemeente of exploitant aan te leggen voorzieningen van openbaar nut;

    • b.

      het tijdvak waarbinnen deze voorzieningen worden uitgevoerd;

    • c.

      de ten laste van de exploitant komende bijdrage, als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder f;

    • d.

      in voorkomende gevallen de afstand van gronden aan de gemeente, voorzover die gronden zijn bestemd voor de aanleg of aanpassing van voorzieningen van openbaar nut, en in deze gevallen het verrichten van onderzoek naar bodemverontreiniging op kosten van exploitant;

    • e.

      in gevallen waarbij het college burgemeester en wethouders besluit de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de door de gemeente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut aan de exploitant op te dragen: deze opdracht en de waarborging van een tijdige en kwalitatief goede uitvoering;

    • f.

      een betalingsregeling;

    • g.

      in voorkomende gevallen een taakverdeling;

    • h.

      in voorkomende gevallen een regeling voor gewijzigde omstandigheden, wanprestatie, aansprakelijkheid en faillissement.

Hoofdstuk 3. In exploitatie brengen op verzoek van exploitant

Artikel 7. Indiening aanvraag voor medewerking

  • 1. Een belanghebbende kan bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag indienen voor medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden.

  • 2. Indien het college van burgemeester en wethouders medewerking verleent aan het op aanvraag van exploitant in exploitatie brengen van gronden, vindt dit plaats krachtens een exploitatie-overeenkomst als bedoeld in artikel 6, met dien verstande dat artikel 6, lid 2, in dat geval niet van toepassing is.

  • 3. Bij de aanvraag dient in ieder geval te worden gevoegd:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van de in exploitatie te brengen onroerende zaken;

    • b.

      gegevens, waaruit blijkt dat de belanghebbende genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of anderszins rechthebbende op de in exploitatie te brengen onroerende zaken is of kan worden;

    • c.

      gegevens omtrent de door belanghebbende te treffen (bouw-)werkzaamheden.

  • 4. Ingeval door het college van burgemeester en wethouders een aanvraag voor een bouwvergunning, eventueel in combinatie met een aanvraag voor vrijstelling, wordt ontvangen, waarbij in geval van verlening van de vrijstelling en/of bouwvergunning van gemeentewege voorzieningen van openbaar nut moeten worden getroffen, wordt hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor de beslissing op de aanvraag mededeling gedaan aan de aanvrager. Daarbij zal een zo nauwkeurig mogelijke raming van de voor rekening van de exploitant komende kosten, verband houdende met het in exploitatie brengen van gronden, worden verstrekt. Tevens zal daarbij aan de aanvrager de gelegenheid worden gegeven tot het indienen van een aanvraag voor medewerking.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders reageert op de aanvraag om medewerking, hetzij met een weigering hetzij met de aanbieding van een concept-overeenkomst, binnen zes maanden na de dag waarop het verzoek is ontvangen.

Artikel 8. Weigeringsgronden voor een exploitatie-overeenkomst

De medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden behoeft niet te worden verleend indien:

  • a.

    de in exploitatie te brengen grond niet gelegen is in een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt;

  • b.

    de door de exploitant aangegeven (bouw-)werkzaamheden of de daartoe benodigde voorzieningen van openbaar nut zouden leiden tot strijd met het bestemmingsplan of de Woningwet;

  • c.

    het treffen van de voorzieningen, hoewel overeenkomstig een bestemmingsplan, anderszins zou leiden tot strijd met belangen van een doeltreffende uitbreiding van bebouwing of herinrichting;

  • d.

    het in exploitatie brengen van grond anderszins zou leiden tot ten laste van de gemeente blijvende kosten van voorzieningen van openbaar nut of tot bezwaren ten aanzien van het doeltreffend voorzien in watervoorziening, openbare verlichting, riolering en andere voorzieningen van openbaar nut;

  • e.

    exploitant geen afstand wil doen van gronden ten behoeve van aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

  • f.

    exploitant de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut niet wil onderzoeken op de aanwezigheid van bodemverontreiniging dan wel de bodem niet wil saneren wanneer dat noodzakelijk is;

  • g.

    de exploitant niet voldoende financiële garanties stelt, ingeval hijzelf de voorzieningen van openbaar nut zal realiseren;

  • h.

    de medewerking aan het in exploitatie brengen van de betreffende gronden anderszins in strijd is met de belangen van de gemeente.

Artikel 9. Aanhouding aanvraag

De reactie op een aanvraag kan worden aangehouden:

  • a.

    ingeval de procedure tot goedkeuring van een van toepassing zijnd bestemmingsplan of een herziening daarvan nog niet is afgerond, tot vier weken na het onherroepelijk worden van (het betreffende deel van) het bestemmingsplan of de herziening daarvan;

  • b.

    ingeval voorzienbaar is dat de in artikel 8 genoemde belemmeringen binnen afzienbare tijd zullen kunnen worden weggenomen, tot vier weken nadat deze belemmeringen zijn weggenomen.

Hoofdstuk 4. Relatie baatbelasting en uitzonderingsbepalingen

Artikel 10. Relatie baat- of bouwgrondbelasting

In een gebied waarvoor een bekostigingsbesluit of een aangevuld bekostigingsbesluit is genomen, zal, indien de exploitant een exploitatie-overeenkomst aangaat, in de overeenkomst worden bepaald dat, met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoemde voorzieningen van openbaar nut, geen aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de betreffende onroerende zaak zal plaatsvinden.

Artikel 11. Afwijkende bepalingen

  • 1. De artikelen 3, 5, en 6, eerste en tweede lid, van deze verordening zijn niet van toepassing voor voorzieningen van openbaar nut van ondergeschikt belang, zoals een uitweg op de openbare weg of een aansluiting op het openbare riool.

    Genoemde artikelen zijn voorts niet van toepassing ten aanzien van gronden, welke niet in de naaste toekomst voor bebouwing in aanmerking komen.

    In dergelijke gevallen besluit het college van burgemeester en wethouders onder welke voorwaarden deze voorzieningen van openbaar nut door of met medewerking van de gemeente zullen worden aangelegd.

  • 2. Het bepaalde in artikel 2, lid 1, en artikel 5, lid 1 en 2, van de verordening is niet van toepassing ten aanzien van gronden, die niet door de aanleg van voorzieningen van openbaar nut in de naaste toekomst voor bebouwing geschikt of beter geschikt worden gemaakt.

  • 3. De gemeenteraad delegeert de uitoefening van zijn bevoegdheden, met uitzondering van de vaststelling van het aangevuld bekostigingsbesluit, aan het college van burgemeester en wethouders, tenzij de raad ten aanzien van een specifieke exploitatie de bevoegdheden aan zichzelf houdt.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12. Overgangsbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking op de wijze als bedoeld in artikel 133 Gemeentewet. De verordening wordt bekend gemaakt nadat Gedeputeerde Staten van Drenthe deze hebben goedgekeurd.

  • 2. Op hetzelfde moment vervalt de "Exploitatieverordening 1994", vastgesteld door de raad op 16 december 1993.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Exploitatieverordening gemeente Assen 1996".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 23 mei 1996
 
De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier

Artikelgewijze toelichting

ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN.

De definitie van het in exploitatie brengen van gronden sluit aan op de voor baatbelasting gehanteerde definitie.

Dit betekent dat alle genoemde genothebbenden, ook die rechten hebben op reeds bebouwde percelen in aanmerking komen voor een exploitatie-overeenkomst.

De aanwijzing van exploitatiegebieden maakt daarmee toepassing mogelijk op onroerende zaken in stadsvernieuwingsgebieden.

ARTIKEL 2. KOSTEN VAN EXPLOITATIE.

De gemeente brengt kosten in rekening verband houdende met het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut.

Als exploitatiegebied wordt aangemerkt het totale gebate gebied. Dit omvat niet alleen de voor nieuwbouw in aanmerking komende gronden, maar ook het overige gebied.

ARTIKEL 3. VASTSTELLING AANGEVULD BEKOSTIGINGSBESLUIT.

Sinds juni 1991 is een bekostigingsbesluit een minimale voorwaarde voor het kunnen heffen van baatbelasting.

Het aangevulde bekostigingsbesluit is een rechtsfiguur die alleen bestaat op grond van de Exploitatieverordening. Het bevat de krachtens de Gemeentewet verplichte elementen van een bekostigingsbesluit, maar daarnaast ook een aanduiding van de voorzieningen van openbaar nut en een begroting van kosten en opbrengsten. Het vormt zodoende de basis voor het afsluiten van exploitatie-overeenkomsten.

De berekening is gestoeld op de fictieve situatie dat de gemeente alle gronden verworven heeft en alle kosten omslaat over die gronden, gedifferentieerd naar objectief bepaalbare factoren als ligging, bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheden.

De begroting is dynamisch en kan gedurende het ontwikkelingsproces bijgesteld worden.

De begroting speelt alleen een rol in het privaatrechtelijke kostenverhaal en behoeft pas vastgesteld te zijn voordat de eerste exploitatie-overeenkomst in een exploitatiegebied wordt gesloten.

ARTIKEL 4. WIJZE VAN TOEREKENING NAAR DE MATE VAN PROFIJT.

Uitgangspunt is de m² als rekeneenheid. Dit sluit aan op de bij uitgifte van gronden gehanteerde kostprijsberekening per m².

ARTIKEL 5. VASTSTELLING EXPLOITATIEBIJDRAGE.

Bij de berekening van de exploitatiebijdrage wordt de inbrengwaardemethodiek gehanteerd. De inbrengwaarde van grond is van groot belang voor de vaststelling van zowel de gemiddelde kostprijs per m² als de exploitatiebijdrage.

Lid 3 geeft een regeling van de berekening van de exploitatiebijdrage in geval de exploitant tot gehele of gedeeltelijke realisatie van de voorzieningen van openbaar nut over gaat.

ARTIKEL 6. INHOUD EXPLOITATIE-OVEREENKOMST.

Dit artikel geeft aan wat minimaal geregeld dient te zijn in de exploitatie-overeenkomst.

Uit lid 2 blijkt dat een aangevuld bekostigingsbesluit slechts noodzakelijke voorwaarde is voor een exploitatie op initiatief van de gemeente. Voor een exploitatie op initiatief van een exploitant is het niet noodzakelijk dat er een aangevuld beskostigingsbesluit is. Artikel 7, lid 2, bevestigt dit nog eens expliciet.

ARTIKEL 7. INDIENING VERZOEK OM MEDEWERKING.

In beginsel neemt de gemeente het initiatief tot het in exploitatie brengen van een gebied. Het is echter ook mogelijk dat een exploitant het initiatief neemt. Dat kan door middel van een bij het college in te dienen aanvraag.

ARTIKEL 8. WEIGERINGSGRONDEN VOOR EEN OVEREENKOMST.

Ten opzichte van het model is toegevoegd dat indien de exploitant weigert een voldoende hoge financiële garantie te stellen, dit eveneens een weigeringsgrond is voor het aangaan van een exploitatie-overeenkomst. Gedacht kan worden aan een voldoende hoge bankgarantie (evt. tot 100%) of het vastleggen van een voldoende hoog bedrag op een aparte rekening.

De gemeente kan niet het risico lopen te blijven zitten met de kosten van de aanleg van de openbare voorzieningen ingeval een exploitant bijvoorbeeld tussentijds failliet gaat.

De onder h verwoorde algemene weigeringsgrond is eveneens een toevoeging ten opzichte van het model.

ARTIKEL 9. AANHOUDING VERZOEK.

Met deze bepaling wordt voorkomen dat de gemeente een aanvraag moet afwijzen terwijl zij er in beginsel positief tegenover staat.

ARTIKEL 10. RELATIE MET BAATBELASTING.

Door het sluiten van een exploitatie-overeenkomst koopt de exploitant het risico van een baatbelasting af. Weigering van een overeenkomst betekent echter niet dat de aan hem te presenteren rekening wordt vergeten. De kosten kunnen alsdan via baatbelasting verhaald worden.

ARTIKEL 11. AFWIJKENDE BEPALINGEN.

Het eerste lid betreft voorzieningen van ondergeschikt belang. Kostenverhaal voor dergelijke voorzieningen via de exploitatieverordening zou onnodig gecompliceerd zijn.

Lid 3 hanteert als uitgangspunt dat de raad de bevoegdheden tot het aangaan van exploitatie-overeenkomsten c.a. delegeert aan het college. Hiermee wordt een snel en slagvaardig optreden naar de exploitant/projectontwikkelaar beoogd.

In het "tenzij" zit voor de raad de mogelijkheid besloten om in specifieke gevallen de bevoegdheden aan zich zelf te houden.

Delegatie van bevoegdheden ligt in de lijn van het ontwerp-wetsvoorstel Wet Voorkeursrecht Gemeenten. Ook hier is sprake van het delegeren van verregaande bevoegdheden aan het college om dezelfde reden als hierboven genoemd.