Regeling vervallen per 15-09-2015

Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Assen

Geldend van 01-07-2014 t/m 14-09-2015

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Assen

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In dit reglement wordt verstaan onder:

voorzitter:

de voorzitter van de raad of diens vervanger;

amendement:

voorstel tot wijziging van een aanhangig conceptbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

subamendement:

voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

motie:

korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

voorstel van orde:

voorstel betreffende de orde van de vergadering;

initiatiefvoorstel:

voorstel, door een raadslid gedaan, buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk op de agenda van de raadsvergadering geplaatst wordt;

presidium:

de commissie die een procedurele rol vervult bij de voorbereiding van de raadsvergadering;

raadsvergadering:

vergadering die bestaat uit een informerend, opiniërend en besluitvormend blok;

parallelbijeenkomst:

vergadering waarin van het informerend en opiniërend blok tegelijkertijd twee bijeenkomsten kunnen plaatsvinden;

Artikel 2. De voorzitter.

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3. De griffier.

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door zijn vervanger.

  • 3. Hij kan, als hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4. Presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters of hun vervangers. De griffier of zijn vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3. Elk lid heeft één stem in het presidium.

  • 4. Het presidium beslist bij meerderheid van stemmen.

  • 5. Het presidium heeft tot taak:

    • a.

      de vergaderingen van de raad voor te bereiden;

    • b.

      de zaken te behartigen die de werkgeverspositie van de raad betreffen;

    • c.

      de zaken te behartigen die het functioneren van de raad betreffen.

Hoofdstuk II. Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 5. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging.

  • 1. Via de griffier stelt de raad bij elke benoeming van nieuwe leden een commissie in bestaande uit drie leden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van het stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek bij monde van de voorzitter van de commissie verslag uit aan de vergadering en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt.

  • 3. De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn functie volgens de Kieswet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 6. Fracties.

  • 1. De leden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Wanneer boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie binnen de raad deze aanduiding als naam. Wanneer geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam de fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als zijn vervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. De voorzitter wordt tevens zo spoedig mogelijk in kennis gesteld:

    • a.

      als één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • b.

      als twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • c.

      als één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.

  • 5. Wanneer een situatie zich voordoet zoals beschreven in lid 4 wordt hiermee rekening gehouden in de eerstvolgende vergadering van de raad.

Artikel 7. Plaatsvervangend raadslid.

  • 1. Een raadsfractie kan één plaatsvervanger als deelnemer namens betreffende fractie aanwijzen. met uitzondering van een raadsfractie bestaande uit één persoon. Deze kan twee plaatsvervangers aanwijzen. Deze opvolger moet:

    • a.

      tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst zijn op de kandidatenlijst van de fractie;

    • b.

      alvorens zijn functie als opvolger te aanvaarden in handen van de voorzitter van de raad de eed of belofte afleggen dat hij getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat hij de wetten zal nakomen en dat hij al zijn plichten als opvolger naar eer en geweten zal vervullen;

  • 2. In bijzondere gevallen kan met instemming van de overige fracties ontheffing worden verleend van de voorwaarde genoemd onder lid 1 sub a.

  • 4. De raadsopvolger krijgt de beschikking over alle benodigde stukken inclusief geheime stukken.

Hoofdstuk III. Raadsvergadering

Paragraaf 1. Tijd van vergaderen; voorbereidingen; college.

Artikel 8. Tijd van vergaderen.

  • 1. De vergaderingen vinden in de regel eens per twee weken plaats op donderdag om 19.00 uur en eindigen als regel niet later dan 23.00 uur.

  • 2. Een niet behandeld of afgehandeld agendapunt wordt opnieuw geagendeerd voor de eerstvolgende raadsvergadering.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen, zo mogelijk na overleg met het presidium, een andere dag en/of een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 9. Oproep; agenda.

  • 1. De burgemeester zendt via de griffier tenminste 8 dagen voor een vergadering de leden van de raad een oproepingsbrief in de vorm van een agenda.

  • 2. Voordat de agenda wordt verzonden, stelt het presidium deze voorlopig vast.

  • 3. De agenda vermeldt de onderwerpen van de vergadering in de volgorde waarin deze aan de orde zullen worden gesteld.

  • 4. De raad kan besluiten de volgorde van behandeling te wijzigen.

  • 5. De raad kan besluiten in spoedeisende gevallen, op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter, onderwerpen die niet in de oproepingsbrief zijn vermeld, terstond in behandeling te nemen.

  • 6. De voorzitter kan na het verzenden van de oproepingsbrief zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk twee maal 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

  • 7. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij besluiten tot terugzending naar het college van burgemeester en wethouders om nadere inlichtingen of om advies.

Artikel 10. Het college

  • 1. De agenda wordt eveneens verzonden aan het college, die hiermee uitgenodigd is in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2. Leden van het college kunnen tijdens het informerend en opiniërend blok zich ambtelijk laten ondersteunen.

Artikel 11 Beschikbaarstelling van stukken

  • 1. De ingekomen stukken liggen voor de leden op het stadhuis ter inzage.

  • 2. De stukken ter toelichting van de raadsvoorstellen, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor een ieder ter inzage gelegd. Wanneer ná dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 3. Raadsvoorstellen worden zoveel mogelijk tegelijk met de oproepingsbrief c.q. de aanvulling op de oproepingsbrief aan de leden toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Paragraaf 2. Het informerend en opiniërend blok, doel en werkwijze.

Artikel 12. Het informerend en opiniërend blok.

  • 1. Behalve een besluitvormend blok kan ook een informerend en opiniërend blok worden gehouden, tenzij er geen onderwerpen te bespreken zijn.

  • 2. Van zowel het informerend als opiniërend blok kunnen maximaal twee bijeenkomsten tegelijkertijd plaatsvinden.

  • 3. Deze bijeenkomsten zijn gericht op beeldvorming en oordeelsvorming en bereiden de besluitvorming van de raad voor of dragen anderszins bij aan de volksvertegenwoordigende, kaderstellende of sturende rol van de raad.

  • 4. Het presidium bepaalt de aanvangstijden en volgorde van de informerende, opiniërende en besluitvormende blokken.

  • 5. Omwille van de continuïteit van de vergadering kan tevens op voorstel van de voorzitter worden afgeweken van de in het vierde lid genoemde aanvangstijdstippen.

  • 6. Raadsleden en hun plaatsvervangers kiezen welke bijeenkomst zij bijwonen.

Artikel 13. Openbaarheid.

  • 1. De bijeenkomsten zijn openbaar.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het presidium besluiten dat de bijeenkomst in beslotenheid plaatsvindt.

Artikel 14. Voorzitter.

  • 1. De voorzitter van de bijeenkomst draagt zorg voor behandeling van een agendapunt conform het bespreekvoorstel.

  • 2. Aan het eind van de door hem voorgezeten bijeenkomst vat de voorzitter de uitkomst van de bijeenkomst samen en formuleert een conclusie ten behoeve van de besluitenlijst.

  • 3. De raad kiest de voorzitters uit hun midden.

Artikel 15. Raadsleden en hun plaatsvervangers.

  • 1. Een raadsopvolger kan als plaatsvervanger uitsluitend deelnemen aan de beraadslagingen tijdens het informerend en opiniërend blok.

  • 2. Een fractie die niet bij de opiniërende bespreking aanwezig kan zijn, zoekt samenwerking met een gelijkgestemde fractie die namens beide partijen het woord voert of levert zijn bijdrage in bij de griffier, die zorgt voor verspreiding onder de bij de bespreking aanwezige leden en de bijdrage opneemt in het verslag.

Artikel 16. Uitkomst bespreking

  • 1. Iedere opiniërende bijeenkomst leidt tot een concrete uitkomst aangaande de vervolgbehandeling van een voorstel.

  • 2. Mogelijke uitkomsten van een bijeenkomst zijn:

    • a.

      een voorstel is besluitrijp als conformstuk in de raad;

    • b.

      een voorstel is besluitrijp als bespreekstuk in de raad, waarbij zoveel als mogelijk is aangegeven over welke punten dit debat moet gaan;

    • c.

      een voorstel gaat voor verdere informatie of aanpassing terug naar het college;

    • d.

      een voorstel keert terug als bespreekstuk in een volgend opiniërend blok;

    • e.

      anderszins.

Artikel 17. Inspreekrecht.

  • 1. In het opiniërend blok kunnen aanwezige toehoorders het woord voeren. Voor de opening van de vergadering melden zij zich hiertoe bij de griffier. Daarbij gelden de volgende bepalingen:

    • a.

      De voorzitter vraagt bij aanvang van de bijeenkomst wie van de toehoorders gebruik willen maken van het spreekrecht over geagendeerde voorstellen.

    • b.

      De spreektijd van een toehoorder bedraagt maximaal 5 minuten. De voorzitter is bevoegd de spreektijd in bijzondere gevallen te verlengen of in te korten.

    • c.

      De voorzitter geeft de toehoorders die zich daarvoor hebben opgegeven het woord bij het betreffende voorstel.

    • d.

      De aanwezige raadsleden en hun vervangers kunnen vervolgens aanvullende vragen stellen die door de betrokken toehoorders worden beantwoord.

    • e.

      Er kan alleen worden ingesproken over geagendeerde onderwerpen die niet eerder tijdens een inspraakprocedure aan de orde zijn geweest.

  • 2. Het presidium kan in bijzondere gevallen bepalen dat er bij een bijeenkomst geen spreekrecht is.

Artikel 18. Toepassingsartikel.

De artikelen 25, 26 en 27 van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de bijeenkomsten als genoemd in artikel 12.

Paragraaf 3. Het besluitvormend blok.

Artikel 19. Presentielijst.

  • 1. Ieder aan het besluitvormend blok deelnemend lid tekent in de vergaderzaal de presentielijst.

  • 2. De leden die vóór de sluiting de vergadering verlaten geven daarvan kennis aan de voorzitter.

Artikel 20. Zitplaatsen.

  • 1. De voorzitter wijst na overleg met de fractievoorzitters iedere nieuwe zittingsperiode van de raad vaste zitplaatsen aan voor de raadsleden, collegeleden, voorzitter en griffier.

  • 2. De voorzitter kan de indeling herzien na overleg met het presidium.

Artikel 21. Aantal toehoorders

  • 1. De voorzitter bepaalt zo nodig het maximum aantal toehoorders en zorgt voor de handhaving van de orde onder de toehoorders.

  • 2. Wanneer de ruimte op de tribune ontoereikend is, neemt de voorzitter de nodige maatregelen om de overige toehoorders voor zover mogelijk in de gelegenheid te stellen het verloop van de vergadering elders te volgen.

  • 3. Het is de toehoorders verboden tekenen van goed- of afkeuring te geven.

  • 4. De voorzitter kan toehoorders die het bepaalde in lid 3 overtreden, dan wel op andere wijze de orde verstoren, laten verwijderen. Hij kan zo nodig de publieke tribune laten ontruimen.

Artikel 22. Opening vergadering; quorum.

  • 1. De voorzitter opent de vergadering overeenkomstig de agenda als volgens de presentielijst meer dan de helft van het aantal raadsleden aanwezig is.

  • 2. Wanneer het minimum aantal vereiste raadsleden niet aanwezig is overeenkomstig het gestelde in lid 1, bepaalt de voorzitter een nieuw tijdstip voor de vergadering dat tenminste 24 uur na het bezorgen van de agenda ligt.

Artikel 23. Verslag.

  • 1. Het verslag van iedere vergadering wordt aan de raads- en collegeleden toegezonden met het verzoek door hen gewenste aanvullingen en correcties aan de griffier mee te delen, die nagaat of deze in overeenstemming zijn met hetgeen is geregistreerd.

  • 2. Bij het begin van de vergadering wordt zoveel als mogelijk is, het verslag van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden, de voorzitter, de collegeleden, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen als het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering volgt de in het eerste lid beschreven procedure.

  • 4. Het verslag moet tenminste inhouden:

    • a.

      de namen van de ter vergadering aanwezige raads- en collegeleden, voorzitter en de griffier alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

  • 5. Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6. Het verslag wordt als regel binnen twee weken in ontwerp aan de in het eerste lid bedoelde personen toegezonden.

  • 7. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 24. Spreekregels.

De leden en overige aanwezigen spreken tot de voorzitter vanaf de spreekplaats tenzij de voorzitter toestaat dat zij vanaf hun plaatsen spreken.

Artikel 25. Volgorde sprekers.

  • 1. Een lid voert slechts het woord na toestemming van de voorzitter.

  • 2. De voorzitter bepaalt de volgorde van de sprekers.

Artikel 26. Aantal spreektermijnen.

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp gebeurt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. De voorzitter sluit elke spreektermijn af.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel tenzij de voorzitter anders bepaalt.

Artikel 27. Handhaving orde; schorsing.

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert.

  • 2. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 3. De voorzitter roept een spreker tot orde als hij zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort. Wanneer de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 4. De voorzitter kan, ter handhaving van de orde van de vergadering, de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen of, bij herhaalde verstoring van de orde, de vergadering sluiten.

Artikel 28. Beraadslaging.

Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde raads-en collegeleden de gelegenheid te geven tot nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

Artikel 29. Opsplitsing van de beraadslaging.

De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid besluiten over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

Artikel 30. Stemverklaring.

Tussen de beraadslagingen en de stemming kan ieder lid een stemverklaring uitbrengen.

Artikel 31. Beslissing.

Na de beraadslaging en beslissing over de eventuele amendementen wordt over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, een eindbeslissing genomen.

Paragraaf 4. procedures bij stemmingen.

Artikel 32. Stemming over zaken.

  • 1. Na sluiting van de beraadslagingen of wanneer niemand het woord verlangt, brengt de voorzitter het voorstel tot besluitvorming.

  • 2. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Wanneer geen stemming wordt gevraagd, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen of verworpen.

  • 3. Wanneer het voorstel overeenkomstig het tweede lid zonder stemming is aangenomen spreekt de voorzitter het resultaat uit onder vermelding van de fracties die voor en tegen het voorstel hebben gestemd.

  • 4. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden met inachtneming van het bepaalde ten aanzien hiervan in de Gemeentewet.

  • 5. Wanneer door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 6. Voordat hoofdelijke stemming plaatsvindt, bepaalt de voorzitter bij loting een volgnummer van de presentielijst. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming tijdens de vergadering. De voorzitter of de griffier roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen naar de volgorde van de presentielijst.

  • 7. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 van de Gemeentewet, in alle voorkomende gevallen verplicht zijn stem uit te brengen door uitsluitend het woord “voor” of “tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Merkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en meldt het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 33. Stemming over amendementen en moties.

  • 1. Wanneer een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Wanneer op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Wanneer twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Eerst wordt gestemd over een amendement, dan een motie en tenslotte het raadsvoorstel.

Artikel 34. Stemming over personen.

  • 1. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. Te gebruiken stembriefjes zijn identiek.

  • 2. Voor ieder te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen persoon vindt een stemming plaats.

  • 3. De stembriefjes worden dichtgevouwen in een stembus verzameld.

  • 4. De stembriefjes worden door de griffier geopend en geteld.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet telt alleen een behoorlijk ingeleverd stembriefje mee. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • -

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • -

      een ondertekend stembriefje;

    • -

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • -

      een stembriefje waarbij, wanneer het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • -

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. De griffier draagt zorg voor vernietiging van de stembriefjes na vaststelling van de uitslag.

Artikel 35. Stemopneming door commissie.

  • 1. De raad kan beslissen dat in afwijking van de bepalingen in het voorgaande artikel de stemopneming geschiedt door een commissie van drie leden.

  • 2. De voorzitter van de commissie leest de inhoud van elk stembriefje voor. Eén van overige leden controleert de inhoud en het derde lid tekent deze op.

  • 3. De voorzitter van de commissie doet verslag van het verloop der stemming en legt de stembriefjes aan de voorzitter van de raad over.

Artikel 36. Herstemming over personen.

  • 1. Een tweede stemming volgt als bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft behaald.

  • 2. Een derde stemming volgt als na de tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft behaald. Deze derde stemming gaat tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben behaald. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Wanneer bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 37. Beslissing door het lot.

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door de voorzitter zijn gecontroleerd, op gelijke wijze in vieren gevouwen, in de daarvoor bestemde bus gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter één briefje uit de stembus. Degene wiens naam op dit briefje is vermeld, is gekozen.

  • 4. Na de vaststelling van de uitslag van een schriftelijke stemming worden de stembriefjes onmiddellijk door de griffier vernietigd.

Hoofdstuk IV. Rechten van leden

Artikel 38. Amendementen.

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn kan worden beraadslaagd.

  • 2. Ieder in de vergadering aanwezig lid is bevoegd op een amendement een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Een (sub)amendement en een voorstel moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend om in behandeling genomen te kunnen worden tenzij de voorzitter -met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk tot het moment van besluitvorming door de raad.

Artikel 39. Moties.

  • 1. Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter zijn ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 40. Voorstellen van orde.

  • 1. Tijdens de vergadering kan de voorzitter en ieder lid mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde heeft uitsluitend de orde van de vergadering tot onderwerp.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 41. Collegevoorstel.

  • 1. Een geagendeerd voorstel van het college aan de raad kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. De raad bepaalt in welke vergadering een voor advies aan het college teruggezonden voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 42. Initiatiefvoorstel.

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de griffier worden ingediend.

  • 2. Het presidium bepaalt wanneer het initiatiefvoorstel wordt geagendeerd.

  • 3. Het presidium kan bepalen dat het voorstel eerst voor advies naar het college dient te worden gezonden.

Artikel 43. Interpellatie.

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behalve in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de griffier ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De griffier brengt de inhoud van het verzoek ter kennis van de overige leden en de wethouders. Het presidium bepaalt wanneer het voorstel wordt geagendeerd.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad en de

  • 4. leden van het college niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe toestemming geeft.

Artikel 44. Schriftelijke vragen.

  • 1. Ieder lid kan het college schriftelijke vragen stellen.

  • 2. De vragen als bedoeld in lid 1 zijn kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 3. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen ter kennis van de overige leden van de raad worden gebracht.

  • 4. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen na de dag van ontvangst. Wanneer beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, krijgt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht, waarbij aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording plaats zal vinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

Artikel 45. Vragenhalfuur.

  • 1. Na behandeling van de ingekomen stukken is in elke raadsvergadering een vragenhalfuur voor raadsleden en voor burgers. Een vraag wordt onder vermelding van het onderwerp zo mogelijk 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de griffier ingediend.

  • 2. De voorzitter bepaalt de volgorde van aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur.

  • 3. De voorzitter bepaalt zo nodig per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college en voor de overige leden.

  • 4. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan de raad, raadsleden of aan het college te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 5. Na de beantwoording van de vraag krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 6. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan degene aan wie de vraag is gesteld, vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Artikel 46. Inlichtingen.

  • 1. Een verzoek om inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid van de Gemeentewet wordt schriftelijk door een lid ingediend bij het college van burgemeester en wethouders, respectievelijk bij de burgemeester.

  • 2. De indiener zendt een afschrift van dit verzoek aan de raad.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende raadsvergadering of in de parallelbijeenkomst gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk V. Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 47. Verslag; verantwoording.

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht, eventueel in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken óf voor het sluiten van de vergadering, verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende bijeenkomst.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 46, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 46, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Wanneer een uitspraak van de raad inhoudende de opzegging van zijn vertrouwen in een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of secretaris, als lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, er niet toe leidt dat betrokkene zijn ontslag daartoe indient, kan de raad besluiten tot ontslag als lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan.

Hoofdstuk VI. Besloten vergadering

Artikel 48. Algemeen.

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen in hoofdstuk III paragraaf 3 van dit reglement welke gelden voor een openbare vergadering van overeenkomstige toepassing.

Artikel 49. Verslag van de besloten vergadering.

  • 1. Onder toezicht van de griffier wordt het verslag opgemaakt en in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag.

  • 2. Het vastgesteld verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 50. Geheimhouding.

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 51. Opheffing geheimhouding.

Wanneer de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, wanneer daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk VII. Toehoorders en pers

Artikel 52. Toehoorders en pers.

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 53. Geluid- en beeldregistraties.

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 54. Verbod gebruik mobiele telefoons.

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere elektronische apparatuur, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Artikel 55. Maatregelen van orde.

Als de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de openbare orde op de publieke tribune.

Hoofdstuk VIII. Slotbepalingen

Artikel 56. Uitleg reglement.

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 57. In werking treden.

Dit reglement treedt in werking zodra het is bekendgemaakt.

Artikel 58. Intrekking.

  • 1. Het Reglement van orde voor de raad van de gemeente Assen, vastgesteld 20 april 1995, wordt ingetrokken.

  • 2. De Verordening op de raadscommissies, vastgesteld 16 mei 2002, wordt ingetrokken.

Artikel 59. Citeertitel.

Dit reglement kan worden aangehaald als “Reglement van orde voor de raad van de gemeente Assen”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 juni 2014
 
De raad voornoemd,
C. Abbenhues, voorzitter
 
C.G.M. Bus, griffier