Regeling vervallen per 01-01-2029

Verordening tegemoetkoming in planschade Assen 2008 met betrekking tot aanwijzing en werkwijze adviseur (art.6.1.3.3 Bro)

Geldend van 01-07-2008 t/m 31-12-2028

Intitulé

Verordening tegemoetkoming in planschade Assen 2008 met betrekking tot aanwijzing en werkwijze adviseur (art.6.1.3.3 Bro)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

a.

Planschade:

Schade als bedoeld in afdeling 6.1 Wet ruimtelijke ordening en afdeling 6.1 Besluit ruimtelijke ordening

b.

planologische maatregel:

de bepalingen van een bestemmingsplan dan wel één van de andere in artikel 6.1, lid 2 Wro genoemde schadeoorzaken.

c.

Aanvraag:

aanvraag om tegemoetkoming in de planschade als bedoeld in artikel 6.1 Wro.

d.

Aanvrager:

degene die een aanvraag om een tegemoetkoming in de planschade indient.

e.

Bestuursorgaan:

burgemeester en wethouders.

f.

derde-belanghebbende:

degene die heeft verzocht om ten behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan vast te stellen, te herzien, een wijzigingsplan of uitwerkingsplan vast te stellen, een ontheffing of nadere eisen te verlenen of een andere planschadeoorzaak als genoemd in artikel 6.1, lid 2 Wro vast te stellen en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten inhoudende dat geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening komt, de schade die rechtstreeks haar grondslag vindt in het besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager vergoeding vraagt.

g.

Adviseur:

een persoon of commissie, die geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan, die belast is met advisering over het op de aanvraag te nemen besluit.

h.

Commissie:

een adviescommissie die uit meer dan één persoon bestaat en geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan, die belast is met advisering over het op de aanvraag te nemen besluit.

Artikel 2. Opdrachtverstrekking

  • 1. Het bestuursorgaan wijst binnen vier weken, na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag om tegemoetkoming in planschade, een adviseur aan die een advies uitbrengt over het op de aanvraag te nemen besluit, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 Bro of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Het bestuursorgaan stelt aanvrager en evt. derde- en medebelanghebbenden schriftelijk of mondeling op de hoogte van de keuze van adviseur.

Artikel 3. Onafhenkelijkheid en deskundigheid van de adviseur

  • 1. De adviseur is een persoon of een commissie die geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en die belast is met de advisering over het op de aanvraag te nemen besluit.

  • 2. Het bestuursorgaan kiest een adviseur waarvan duidelijk is dat deze deskundig is gelet op ervaring, expertise en blijkens opleiding op het gebied van planschadeadvisering en beoordeelt het uitgebrachte advies zorgvuldig op haar inhoud en consistentie.

  • 3. De adviseur mag niet dezelfde zijn als de adviseur die een risicoanalyse, in het kader van de voorbereiding van bestemmingsplannen of andere planschadeoorzaken, opstelt.

Artikel 4. Keuze en werkwijze van de adviseur

  • 1. Indien bestuursorganen van andere overheden mede-belanghebbende zijn bij het besluit dat de aanleiding vormt voor een aanvraag om tegemoetkoming in planschade wordt een commissie als adviseur ingeschakeld.

  • 2. Indien aanvrager, eventuele andere belanghebbende bestuursorganen of derde-belanghebbenden zich niet kunnen vinden in de keuze van de adviseur is er de mogelijkheid de adviseur te wraken binnen twee weken na de mededeling van het bestuursorgaan over de keuze van adviseur, indien gemotiveerd wordt aangegeven dat de adviseur niet onafhankelijk dan wel niet deskundig is. Daartoe moet binnen genoemde termijn schriftelijk een verzoek bij het bestuursorgaan worden ingediend.

  • 3. Het bestuursorgaan geeft binnen twee weken na ontvangst van het wrakingsverzoek een oordeel.

  • 4. De adviseur stelt de aanvrager, evt. mede- en derde-belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling hun visie te geven over de aanvraag om tegemoetkoming in planschade.

  • 5. Van een mondelinge uiteenzetting door de aanvrager, evt. mede- en derde-belanghebbenden en het bestuursorgaan wordt een schriftelijk verslag door de adviseur gemaakt. Dit verslag wordt opgenomen in het advies.

Artikel 5. Advisering en termijnen

  • 1. De adviseur brengt binnen zestien weken na ontvangst van de opdracht een schriftelijk en gemotiveerd conceptadvies aan het bestuursorgaan uit over de gegrondheid van de aanvraag en over de, indien sprake is van een tegemoetkoming in planschade, hoogte van de te vergoeden tegemoetkoming in planschade.

  • 2. Van een overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn stelt de adviseur het bestuursorgaan, de aanvrager en evt. mede- en derde-belanghebbenden schriftelijk in kennis, met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen het conceptadvies zal worden uitgebracht.

  • 3. De adviseur zendt binnen zestien weken na de opdrachtverstrekking van het bestuursorgaan een afschrift van het conceptadvies aan de aanvrager en evt. mede- en derde-belanghebbenden, en stelt het bestuursorgaan, de aanvrager en evt. mede- en derde-belanghebbenden in de gelegenheid om binnen vier weken, na verzending van het conceptadvies, schriftelijk een reactie daarop ter kennis van de adviseur uit te brengen.

  • 4. Bij tijdige ontvangst van eventuele reacties brengt de adviseur binnen vier weken na verloop van de in het derde lid bedoelde termijn een definitief advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij tevens een commentaar op de reacties wordt gegeven. De adviseur kan de termijn van vier weken eenmalig met vier weken verlengen, van welke verlenging mededeling wordt gedaan aan het bestuursorgaan, aanvrager en evt. mede- en derde-belanghebbenden.

  • 5. Indien niet binnen de in het vierde lid bedoelde termijn een reactie is ingebracht, brengt de adviseur binnen twee weken na verloop van deze termijn een definitief advies uit aan het bestuursorgaan.

  • 6. De adviseur zendt binnen de termijnen als genoemd in de leden 4 en 5 een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager en evt. mede- en derde-belanghebbenden.

Artikel 6. Uitbetaling

  • 1. Indien het bestuursorgaan besluit tot een tegemoetkoming in planschade, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager aangegeven rekening na vaststelling van het besluit.

  • 2. Het bestuursorgaan vergoedt bij toekenning van een tegemoetkoming in planschade, tevens de redelijkerwijs gemaakte kosten van rechtsbijstand en andere deskundigenkosten, alsmede de wettelijke rente.

Hoofdstuk 2. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 7.

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening tegemoetkoming in planschade Assen 2008 met betrekking tot aanwijzing en werkwijze adviseur (art. 6.1.3.3 Bro).

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 juni 2008
 
De raad voornoemd,
,voorzitter
 
 ,griffier

Toelichting op de verordening tegemoetkoming in planschade Assen 2008 met betrekking tot aanwijzing en werkwijze adviseur (art. 6.1.3.3 Bro).

Inleiding.

Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2005 beleidsregels vastgesteld voor het in behandeling nemen en besluitvorming over planschadeverzoeken als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Deze regels zijn deels achterhaald omdat in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening al regels omtrent het in behandeling nemen van een aanvraag om planschade zijn opgenomen. De afdelingen 6.1 van het (nieuwe) Wro en Bro zijn gericht op uniformering en standaardisering van regels over de inrichting en behandeling en de wijze van beoordeling van een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade.

Echter, voor één onderdeel van planschade blijft de verplichting gelden een verordening door de gemeenteraad te laten vaststellen.

In artikel 6.1.3.3. van het Bro is bepaald dat bij gemeentelijke verordening, provinciale verordening of bij regeling van de Minister van VROM regels worden gegeven over de aanwijzing van een adviseur, de wijze waarop deze tot een advies komt en over de andere verplichte elementen als genoemd in art. 6.1.3.3.

De regels hebben in ieder geval betrekking op:

  • -

    de deskundigheid en onafhankelijkheid van de adviseur;

  • -

    de gevallen waarin een commissie als adviseur wordt ingeschakeld;

  • -

    het tijdstip waarop de adviseur wordt ingeschakeld;

  • -

    de wijze waarop de aanvrager en evt. mede- en derde-belanghebbenden vooraf in de aanwijzing van de adviseur worden gekend, dan wel deze na aanwijzing kunnen wraken;

  • -

    de wijze waarop de aanvrager, de betrokken bestuursorganen en in voorkomend geval derde-belanghebbenden door de adviseur onder verslaglegging, worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken en de dienaangaande termijnen.

In de Memorie van Toelichting op dit artikel is aangegeven dat gemeenten de verplichting hebben een verordening op te stellen over de wijze waarop een adviseur wordt aangewezen en de wijze waarop deze tot een advies komt en de andere verplichte elementen.

Tevens is opgemerkt dat de onafhankelijkheid van de adviseur wellicht al voldoende is gewaarborgd door de begripsomschrijving van "adviseur" in art. 6.1.1.1. Bro te weten:

een persoon, of commissie die geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en die belast is met de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking.

Ook wordt er voor gewaarschuwd dat de adviseur niet dezelfde mag zijn als de risicoanalysecommissie die optreedt in het kader van de voorbereiding van bestemmingsplannen of andere ruimtelijke plannen.

Onderhavige verordening voorziet in al deze onderdelen.

Hieronder volgt voor een aantal artikelen of leden een toelichting.

Artikel 3.

De adviseur moet deskundig en onafhankelijk zijn. De definitie van de adviseur waarin is aangegeven dat deze geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan voorziet in de onafhankelijkheid. Daarnaast is in de verordening opgenomen dat de adviseur niet dezelfde mag zijn als de adviseur, die een risico-analyse in het kader van voorbereiding van onder andere bestemmingsplannen, opstelt.

Bij de keuze van een adviseur wordt nagegaan of deze gelet op ervaring, expertise en opleiding deskundig is op het gebied van planschade.

Artikel 4, lid 1.

Het kan voorkomen dat bestuursorganen van andere overheden ruimtelijke plannen vaststellen die de oorzaak vormen van het indienen van een verzoek om een tegemoetkoming in planschade. In dat geval wordt een commissie ingeschakeld als adviseur.

Artikel 4, lid 2 en 3.

Indien aanvrager, derde-belanghebbende of andere belanghebbende bestuursorganen twijfelen aan de deskundigheid dan wel onafhankelijkheid van de door de gemeente gekozen adviseur, is de mogelijkheid deze adviseur te wraken.

Artikel 6, lid 2.

Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand en andere deskundigenkosten geldt als uitgangspunt de, in de jurisprudentie geldende richtsnoer van de "dubbele redelijkheidstoets", inhoudende dat het inroepen van juridische bijstand redelijk moet zijn en dat ook de kosten daarvan redelijk zijn. Rechtsbijstands- en andere deskundigenkosten die zijn gemaakt vóór het, op een objectief en zorgvuldig tot stand gekomen advies van onafhankelijke en deskundige adviseurs, gebaseerd besluit vallen niet onder deze vergoeding.

Overgangsrecht.

De nieuwe regeling geldt uitsluitend voor maatregelen die na de inwerkingtreding van de Wro in procedure worden gebracht.

Dat betekent dan ook dat de bestaande beleidsregels van kracht blijven op aanvragen die vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regeling in behandeling worden genomen.