Beleidsregels ter uitvoering van artikel 20 T/M 22 van de Wet op de Lijkbezorging

Geldend van 05-01-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels ter uitvoering van artikel 20 T/M 22 van de Wet op de Lijkbezorging

Nieuw hoofdstuk

Ongestructureerd artikel

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

1. INLEIDING

Als niemand zorg draagt voor de uitvaart van een overledene, dan is de burgemeester van de gemeente waar het overlijden plaatsvindt, verantwoordelijk voor de lijkbezorging. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van die gemeente.

Dit is geregeld in de artikelen 20 tot en met 22 van de Wet op de lijkbezorging (Wlb).

Het regelen van een uitvaart door de gemeente vormt dus een vangnet als nabestaanden of derden geen zorg (willen) dragen voor de uitvaart van de overledene.

In de Wlb is maar weinig concreet geregeld over de invulling van gemeentelijke uitvaarten. Hierdoor moet de gemeente zelf invulling geven aan het werkproces rondom lijkbezorgingen in opdracht van de burgemeester.

De gemeente zal dan ook moeten bepalen welke inspanningen worden verricht om nabestaanden op te sporen, op welke wijze de uitvaart wordt gerealiseerd en welke maatregelen de gemeente treft om de kosten van de gemeentelijke uitvaart te verhalen.

Deze aspecten zijn uitgewerkt in bijgaande beleidsregels, die geclusterd zijn in de volgende onderdelen:

  • 1.

    periode tussen de melding en de lijkbezorging;

  • 2.

    periode na de lijkbezorging.

De burgemeester is hier bevoegd tot het stellen van beleidsregels. Wanneer het gaat om het verhaal van de kosten van de uitvaart, is het college van B&W het bevoegde bestuursorgaan.

Waar in dit stuk gemeente staat vermeld, betreft het een bevoegdheid van de burgemeester. Gaat het om verhaal van de uitvaartkosten, dan wordt met “gemeente” het college van B&W bedoeld.

1.1. Asser situatie

Hoewel er op dit moment regels zijn over de invulling van gemeentelijke uitvaarten, blijkt in de praktijk dat deze soms niet sluitend zijn en er ruimte is voor interpretatieverschillen. De regels dateren van 2001 en dienen dan ook nu tegen het licht te worden gehouden om ze waar nodig aan te passen of aan te vullen. Een helder en duidelijk beleidskader komt een effectieve en efficiënte werkwijze ten goede.

Het aantal gemeentelijke uitvaarten in Assen varieert momenteel van 7 tot 10 maal per jaar. Er is een tendens dat dit aantal toeneemt.

1.2. Uitgangspunten Wet op de lijkbezorging (Wlb)

Een van de uitgangspunten van de Wlb is dat lijkbezorging primair geen taak is van de overheid maar een zaak is van burgers als zorgdragers voor elkaar. In de eerste plaats zijn dat de naaste familieleden.

De wetgever heeft er nadrukkelijk niet voor gekozen om een specifiek persoon aan te wijzen die aansprakelijk en verantwoordelijk is voor de uitvaart. Evenmin is bepaald wie de meest aangewezen nabestaande zou zijn om de uitvaart te regelen.

Leidend principe van de Wlb is dat de gemeente in het belang van de volksgezondheid en openbare orde voor de lijkbezorging zorg draagt en dat de nabestaanden de kosten voor hun rekening nemen en deze niet afwentelen op de belastingbetaler.

Pas als werkelijk niemand in de lijkbezorging voorziet, moet de burgemeester hiervoor zorg dragen. De kosten van een dergelijke lijkbezorging komen voor rekening van de gemeente, die het wettelijk recht heeft deze kosten te verhalen op de nalatenschap en de nabestaanden.

Op grond van de Wlb dient lijkbezorging in beginsel binnen zes werkdagen na het overlijden plaats te vinden. De burgemeester kan met een geneeskundige verklaring deze termijn verlengen.

1.3. Welke gemeente is verplicht de uitvaart te regelen?

Uitgangspunt van de Wlb is dat de burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt, op het moment dat niemand opdracht geeft tot de lijkbezorging, de verantwoordelijkheid heeft voor de uitvaart. Dat kan dus een andere gemeente zijn dan waar de overledene woonachtig was. Gezien de regiofunctie van het ziekenhuis en andere zorginstellingen in Assen is het niet denkbeeldig dat de gemeente Assen uitvaarten op zich moet nemen van personen die elders woonden.

2. PERIODE TUSSEN DE MELDING EN DE LIJKBEZORGING

Een melding dat er een overledene is waarbij niemand tot op dat moment opdracht heeft gegeven tot uitvaart, is meestal afkomstig van hulpverleners zoals een ziekenhuis, verpleeg- of verzorgingstehuis, uitvaartverzorgers, buren of kennissen. Volgens artikel 20 van de Wlb moet een melding dat niemand opdracht geeft tot lijkbezorging uiterlijk op de derde dag na het overlijden worden gedaan.

Direct na de melding worden door verschillende personen en instanties de volgende stappen gezet:

  • -

    inschakelen uitvaartonderneming;

  • -

    vaststellen identiteit en doodsoorzaak overledene;

  • -

    overbrengen overledene naar mortuarium of een andere geschikte koelruimte;

  • -

    onderzoek naar nabestaanden;

  • -

    nabestaanden aanschrijven met het verzoek opdracht tot de uitvaart te geven;

  • -

    onderzoek naar testament, codicil of uitvaartverzekering.

Bij elke melding wordt door de medewerker die hiermee belast is, zoveel mogelijk navraag gedaan om de omstandigheden van de overledene duidelijk te krijgen. Het is van belang te weten of de overledene familie of andere relaties en of deze op de hoogte zijn gebracht van het overlijden. Verder is van belang wie opdracht tot lijkbezorging geeft en of de overledene over een testament en/of een uitvaartverzekering beschikt.

2.1. Aan te wijzen uitvaartverzorger

Beleidsregel 1:

De gemeente wijst een uitvaartondernemer aan die in opdracht van de gemeente uitvaarten uitvoert.

Toelichting

Voor de keuze van een uitvaartondernemer kan een offerte aan vooraf gaan. Mede op basis hiervan wijst de gemeente één uitvaartonderneming aan die de uitvaarten in opdracht van de gemeente uitvoert. Bij de keuze voor een uitvaartonderneming houdt de gemeente eveneens rekening met de prijs-kwaliteit verhoudingen zoals een uitvaartonderneming die aanbiedt. Hieronder valt ook de verplichting van de uitvaartonderneming om redelijkerwijs eventuele familieleden of derden op te sporen almede mogelijke (uitvaart)polissen en bankrekeningen van de overledene te achterhalen. Met het oog op verhaal van de uitvaartkosten krijgt de gemeente hierdoor een eerste inzicht in de nabestaanden en nalatenschap van de overledene.

Uiteraard dient de gekozen uitvaartondernemer te werken met inachtneming van deze beleidsregels.

Eenmaal per vier jaar zullen alle uitvaartondernemingen in de regio Assen worden benaderd om een nieuwe offerte uit te brengen.

2.2. Opdracht tot lijkbezorging

Beleidsregel 2:

De gemeente zal geen uitvaart op zich nemen en/of (deels) bekostigen als een nabestaande of een derde al in een eerder stadium de opdracht tot lijkbezorging heeft gegeven.

Toelichting

Ten tijde van de opdrachtverstrekking ontstaat er een contractuele relatie tussen opdrachtgever en de uitvaartonderneming. Wanneer in een later stadium blijkt dat de opdrachtgever niet zijn aan financiële verplichtingen voldoet of kan voldoen, dan ligt het risico hiervan bij de uitvaartonderneming. In dat geval kan geen beroep meer worden gedaan op de gemeente om alsnog opdrachtgever te worden en de uitvaart (deels) te bekostigen.

Beleidsregel 3:

Als na de melding van overlijden niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, dient de door derden ingeschakelde uitvaartverzorger zorg te dragen voor het overbrengen van de overledene naar het mortuarium of een andere geschikte koelruimte. Hier dient slechts de eerste verzorging te worden gedaan en nog niet de volledige uitvaart.

Toelichting

Het is niet wenselijk om de overledene voor lange tijd op de plek van overlijden te laten liggen. Zeker bij bepaalde weersomstandigheden en bij overlijden in de openbare ruimte is het gewenst om het lichaam zo spoedig mogelijk te verplaatsen naar een discrete locatie. Als na de melding nog niet duidelijk is wie de opdracht geeft tot lijkbezorging, wordt er met de uitvaartverzorger een afspraak gemaakt om zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene. In eerste instantie gaat het om de eerste verzorging, dat wil zeggen het weghalen van de overledene en conserveren in mortuarium of een daartoe andere geschikte ruimte.

Vervolgens zal er onderzoek gedaan worden naar de nabestaanden van de overledene. Wanneer er nabestaanden zijn kan er overlegd worden met hen over de lijkbezorging.

Mocht daadwerkelijk blijken dat niemand opdracht geeft tot de lijkbezorging dan zal de door de gemeente aangewezen uitvaartverzorger de werkzaamheden omtrent de lijkbezorging overnemen

De kosten die de aanvankelijk ingeschakelde uitvaartondernemer heeft gemaakt voor het vervoer van de overledene naar het mortuarium of andere koelruimte en de bewaring aldaar, kunnen in het kader van zaakwaarneming verhaald worden tot een bedrag van maximaal 250,-- euro.

Betreden van de woning

Het kan voorkomen dat de overledene zich in een afgesloten ruimte bevindt waar geen toegang toe bestaat. Hierdoor wordt de burgemeester verhinderd om uitvoering te geven aan de lijkbezorging. Volgens artikel 21, tweede lid Wlb mag de burgemeester of ambtenaar van politie zonder toestemming van de bewoner de woning betreden. De formulering van artikel 21, tweede lid Wlb is in overeenstemming met de Algemene wet op het binnentreden. De weigering tot afgifte van een stoffelijk overschot is strafbaar ingevolge artikel 81, aanhef en onderdeel 2 Wlb. Het verhinderen of belemmeren van een lijkschouwing, dan wel een poging daartoe, is strafbaar ingevolge artikel 80, aanhef, onderdeel 8 Wlb.

Ingeval van concreet gevaar voor de openbare orde/veiligheid kan de burgemeester op grond van zijn bevoegdheid volgend uit artikel 172 Gemeentewet optreden. Een algemene titel tot binnentreden van de woning van de overledene is daarmee niet gegeven. De bepaling ziet nadrukkelijk op een specifieke bevoegdheid die pas mag worden gebruikt ingeval van direct, aanwijsbaar gevaar voor de openbare orde en/of veiligheid.

De gemeente Assen hanteert als uitgangspunt dat de woning van de overledene slechts zelfstandig wordt betreden ingeval het lijk zich daarin bevindt. In andere gevallen zal de woning in beginsel niet anders dan met toestemming van- en tevens vergezeld van een nabestaande (bijv. partner, familie, kennis), die in het bezit is van de sleutel van de woning, worden betreden.

Beleidsregel 4:

De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk de vierde werkdag na het overlijden gegeven.

Toelichting

In artikel 16 Wlb is de maximale termijn van zes werkdagen voor lijkbezorging gesteld. Onder bijzondere omstandigheden is het mogelijk om daarvan af te wijken. De burgemeester heeft namelijk de bevoegdheid om een andere termijn aan te stellen na het raadplegen van een arts. Deze situatie kan aan de orde komen wanneer er bijvoorbeeld een vermoeden is van een niet-natuurlijke dood of bij het ontbreken van duidelijkheid over de identiteit van de overledene. Deze mogelijkheid om van de wettelijke termijn af te wijken is niet bedoeld voor de gevallen waarbij het onderzoek naar mogelijke nabestaanden nog niet is afgerond binnen de termijn. Om deze reden is de wettelijke termijn verlengd tot zes werkdagen met ingang van 1 januari 2010.

Beleidsregel 5:

De gemeente beperkt zich zoveel mogelijk tot de primaire taak lijkbezorging.

Toelichting

Het ontruimen van de woning, het opzeggen van gas, water en elektriciteit, het opzeggen van de huur, het inleveren van de sleutel, de zorg voor huisdieren, e.d. is geen primaire taak van de gemeente. De gemeentelijke inzet blijft hier bij voorkeur beperkt. Desnoods worden in voorkomende gevallen de Dienst Domeinen of andere instanties ingeschakeld.

2.3. Onderzoek naar nabestaanden

Beleidsregel 6:

Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden strekt zich bij de gemeente niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- of aanverwantschap.

Toelichting

Het uitgangspunt van de Wlb is dat nabestaanden de zorg dragen voor de uitvaart. De Wlb is alleen bedoeld als vangnet voor het geval er geen opdracht wordt gegeven tot lijkbezorging of omdat er geen nabestaanden zijn of dat deze weigeren de uitvaart te regelen. De gemeente heeft als taak om na te gaan of er nabestaanden zijn die zorg willen dragen voor de lijkbezorging en de bijhorende kosten. De Eenheid Klant, team Burgerzaken zal het onderzoek uitvoeren met gebruik van de Basisregistratie Personen (BRP) en de GBA-V en schriftelijk contact zoeken met de eventuele nabestaanden.

Om te bepalen welke nabestaanden het eerst in beeld komen, wordt bij de erfrechtelijke rangorde aangesloten (zie artikel 4:10-12 BW). Het onderzoek naar de nabestaanden strekt zich bij de gemeente Assen niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- of aanverwantschap. Daarbij wordt er rekening gehouden met dat lijkbezorging uiterlijk binnen zes werkdagen na het overlijden dient plaats te vinden.

Ten aanzien van het opsporen en benaderen van nabestaanden zijn in de Wlb geen wettelijke voorschriften vastgelegd. Zoals bij iedere wettelijke taak geldt ook in dit geval dat de gemeente zich moet gedragen als een redelijk handelende overheid en zich aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur moet houden, in dit verband met name het zorgvuldigheidsbeginsel.

Naast het benaderen van nabestaanden wordt onderzocht of de overledene een uitkering ontvangt van de gemeente of andere voorzieningen heeft. De instantie die daar verantwoordelijk voor is kan het team Burgerzaken mogelijk voorzien van eventuele extra informatie.

Blijkt uit de inspanningen van de gemeente en het onderzoek na de melding dat er vermoedelijk geen opdracht zal worden gegeven door een nabestaande, dan geeft de gemeente zelf opdracht in het kader van de Wlb.

Beleidsregel 7:

De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.

Toelichting

Van de gemeente mogen geen bovenmatige inspanningen worden verwacht om nabestaanden op te sporen. Van nabestaanden die in het buitenland wonen en waarvan geen nader adres bekend is of die zijn vertrokken met onbekende bestemming kan geen actueel adres via de BRP worden achterhaald. Van de gemeente mag niet worden verwacht extra inspanningen te verrichten om deze nabestaanden alsnog te traceren, mede gezien de reguliere termijn waarbinnen de lijkbezorging moet plaatsvinden.

De inspanningen die worden geleverd voor het opsporen en benaderen van nabestaanden moeten worden geregistreerd, zodat het mogelijk is achteraf verantwoording af te leggen aan bijvoorbeeld alsnog opgespoorde nabestaanden over de geleverde inspanningen.

Beleidsregel 8:

De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.

Toelichting

Het Centraal Testamentenregister (CTR) is een landelijk register te Den Haag waarin wordt bijgehouden die wie, wanner en bij welke notaris een testament is opgemaakt. Het CTR geeft geen inzage in de inhoud van het testament, maar beantwoordt de vraag of een overledene een testament heeft en bij welke notaris het zich bevindt. Via het testament kunnen nabestaanden worden achterhaald en/of er wat is geregeld voor de uitvaart en nalatenschap.

Voor het verkrijgen van deze informatie is een e-mail aan het CTR noodzakelijk: ctr@knb.nl. Bij het verzoek moet ook een uittreksel uit het overlijdensregister worden bijgevoegd.

In de verzoekmail aan het CTR moet eveneens worden aangegeven dat zij hun antwoord per e-mail aan de gemeente moeten verzenden. Deze versnelde werkwijze is met het CTR afgesproken gezien de wettelijke termijn waarbinnen lijkbezorging moet plaatsvinden en waarbinnen tevens diverse naspeuringen moeten worden verricht ten aanzien van bijvoorbeeld nabestaanden en nalatenschap.

Het kan ook voorkomen dat er een codicil is opgemaakt door de overledene. Hieruit kan ook nuttige informatie gehaald worden om nabestaanden te achterhalen. Desondanks komt het vaak voor dat een codicil onvindbaar is.

Beleidsregel 9:

De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van een testament.

Toelichting

Wanneer er sprake is van een testament moet er een notaris worden ingeschakeld. De notaris is belast met de uitvoering van het testament. Het kan zo zijn dat de notaris dan de uitvaart verzorgt en zorg draagt voor de afwikkeling van de nalatenschap. Kosten die door de gemeente zijn gemaakt worden bij de notaris ingediend. Een notaris wordt ook ingeschakeld wanneer er sprake is van een vermogen dat de overledene nalaat en er geen testament aanwezig is. In overleg met de notaris kan er worden besloten om hem te belasten met de afwikkeling van de nalatenschap en/of uitvaart.

2.4. Nabestaanden verzoeken tot het regelen van de uitvaart

Beleidsregel 10:

Indien er nabestaanden tot en met de 2e graad van bloed- of aanverwantschap of anderszins direct betrokkenen bekend zijn dan verzoekt de gemeente de nabestaanden of de betrokken derden de uitvaart te verzorgen. Dit geldt ook voor degene met wie de overledene tot zijn dood duurzaam heeft samen gewoond.

Toelichting

De gemeente tracht alle nabestaanden tot en met de 2de graad van bloed- en aanverwantschap schriftelijk of eventueel telefonisch te benaderen. Ondanks dat de nabestaanden niet verplicht zijn om de uitvaart te verzorgen, is dit wel het uitgangspunt van de Wlb. Nabestaanden zullen hierop worden gewezen en met klem worden verzocht om de verantwoordelijkheid op zich te nemen.

Nabestaanden die vanwege het financiële aspect twijfelen om de uitvaart te verzorgen, kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand. Het is wel mogelijk dat het per gemeente verschillend is of men in aanmerking komt voor bijzondere bijstand en of deze regeling van toepassing is. Daarnaast moeten de nabestaanden zo snel mogelijk beslissen of ze de uitvaart willen verzorgen. De reactie moeten uiterlijk binnen twee dagen worden bevestigd en het liefst schriftelijk of via de mail. Deze korte termijn wordt er gesteld omdat de overledene in beginsel uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden begraven of gecremeerd moet zijn.

Het bovenstaande geldt ook ten aanzien van degene met wie de overledene tot zijn dood duurzaam heeft samengewoond.

Van duurzaam samenwonen is hier sprake als dit gelijk is te stellen aan een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Indicaties hiervoor zijn o.a. de termijn van samenwonen, het al dan niet hebben van gezamenlijke kinderen, er geen sprake is van een situatie van huurder en verhuurder of van onderlinge inwoning.

Beleidsregel 11:

In afwijking van beleidsregel 10 benadert de gemeente geen nabestaanden, die blijkens de BRP of GBA-V zijn vertrokken naar het buitenland en waarvan het adres onbekend is of van wie de persoonslijst is opgeschort wegens vertrek onbekend waarheen.

Toelichting

Wanneer uit de BRP of GBA-V blijkt dat nabestaanden naar het buitenland zijn vertrokken of dat zij zijn vertrokken met onbekende bestemming, is geen actueel adres bekend. Zij kunnen dan ook niet aan de hand van de BRP rechtstreeks worden aangeschreven met het verzoek de lijkbezorging op zich te nemen. Andere mogelijkheden om hen te traceren nemen te veel tijd in beslag, gezien de relatief korte periode die ligt tussen het overlijden en de uitvaart.

2.5. Welke vorm van lijkbezorging?

Beleidsregel 12:

De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de Lijkbezorging inzake een sobere maar respectvolle lijkbezorging.

Toelichting

Uitgangspunt is dat een gemeentelijke uitvaart op de goedkoopst mogelijke wijze moet plaatsvinden en dus sober en eenvoudig van karakter is. Desondanks dienen dergelijke uitvaarten wel respectvol te worden uitgevoerd.

Beleidsregel 13:

Lijkbezorgingen in opdracht van de gemeente vinden in beginsel plaats in de vorm van een crematie.

Toelichting

Een crematie is aanzienlijk goedkoper dan begraven, gezien de gederfde grafrechten die bij een begraving een rol spelen. Een crematie kost nl. ca.1000, -- euro. Het begraven en het grafrecht voor 10 jaar bedraagt 4300,- euro. Dit bedrag wordt gemist als wordt overgegaan tot een gemeentelijke begrafenis. Een grafrecht voor minder dan 10 jaar is niet mogelijk aangezien binnen dit tijdsbestek de wettelijke grafrust geldt.

Na een crematie wordt de as van de overledene uitgestrooid tegen het goedkoopste tarief. De asbus wordt niet bijgezet. Wel wordt de as minimaal een maand bewaard (artikel 59, eerste lid Wlb) voor het geval er wel nabestaanden of derden zijn die zich melden. De asbus wordt aan hen ter beschikking gesteld op het moment dat de kosten van de crematie volledig door hen zijn betaald. Dit geldt eveneens als men wil beschikken over een gedeelte van de as.

Beleidsregel 14:

De gemeente houdt rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.

Toelichting

Wanneer niemand opdracht geeft voor de uitvaart is de burgemeester verantwoordelijk voor de lijkbezorging. Als er een testament of codicil aanwezig is van de overledene kan het zo zijn dat hierin staat vermeld wat de wens van de overledene is over de wijze, begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap.

Het lichaam ter beschikking stellen aan de wetenschap kan alleen als de overledene dit in een eigenhandig codicil heeft vastgelegd. Deze vorm van lijkbezorging kan de gemeente dus niet zelf bepalen.

Het kan ook voorkomen dat uit andere concrete bronnen blijkt wat de wens van de overledene is. De burgemeester zal hiermee rekening houden en de wens van de overledene respecteren. Artikel18, lid1

van de Wlb geeft hieraan uiting met de volgende bepaling:

De lijkbezorging geschiedt overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene, tenzij dat redelijkerwijs niet gevergd kan worden.

Beleidsregel 15:

In afwijking van beleidsregel 13 geeft de gemeente opdracht tot begraving als:

  • -

    de identiteit van de overledene niet bekend is of

  • -

    als een zwaarwegende geloofsovertuiging van de overledene zich tegen een crematie verzet of

  • -

    als aantoonbaar vast komt te staan dat het de wens van de overledene is om zijn lichaam te laten begraven.

Toelichting

Identiteit overledene onbekend

Als de identiteit van de overledene niet direct kan worden achterhaald dient deze op grond van artikel 21 Wlb te worden begraven. In dergelijke gevallen wordt de overledene begraven op een daartoe aangewezen plek op begraafplaats “De Boskamp”. Dit in verband met een eventuele opgraving voor een nader onderzoek van het lijk. Mochten zich later nog nabestaanden melden, dan kunnen zij een eventuele herbegraving of crematie regelen.

Zwaarwegende geloofsovertuiging van de overledene verzet zich tegen crematie.

Dit is het geval als de overledene aanhanger is van een religie die begraven voorstaat en zich verzet tegen een crematie. De geloofsovertuiging van nabestaanden of andere relaties van de overledene spelen hier geen enkele rol.

Wens overledene

Als er een testament of codicil aanwezig is van de overledene kan het zijn dat hierin staat vermeld dat de overledene begraven wil worden. Het kan ook voorkomen dat uit andere concrete bronnen blijkt dat een begraving de wens van de overledene is. Om tot een begrafenis over te gaan dienen er wel concrete en aantoonbare aanwijzingen te zijn dat de wens van de overledene is om begraven te worden.

De burgemeester dient met deze wens rekening te houden, mede gelet op artikel 18, lid 1 Wlb.

2.6. Plaats en tijdstip lijkbezorging

Beleidsregel 16:

De crematie of, in voorkomende gevallen de begrafenis, vindt in principe in Assen plaats.

Toelichting

Omdat een lijkbezorging in opdracht van de gemeente op de goedkoopste wijze moet plaatsvinden, zal de crematie of begrafenis in principe in Assen moeten plaatsvinden.

Een gemeentelijke crematie zal dan ook plaatsvinden in het crematorium “De Boskamp” te Assen.

Een begrafenis vindt plaats op een daartoe aangewezen gedeelte op begraafplaats “De Boskamp”. Er wordt begraven in een graf waar maximaal twee personen, desnoods onafhankelijk van elkaar, in kunnen worden begraven.

Uitzonderingen kan een begrafenis zijn op een islamitische begraafplaats of dat de overledene elders een koopgraf of familiegraf heeft.

In deze gevallen moet worden bekeken of de begrafenis daar kan plaatsvinden en hoe deze op de goedkoopste en eenvoudigste wijze uitgevoerd kan worden.

Beleidsregel 17:

Bij een begrafenis op begraafplaats De Boskamp geldt een maximum duur van 10 jaar en blijft in beginsel de gemeente rechthebbende op het graf.

Toelichting

De maximum duur van tien jaar voor begraven komt overeen met de termijn van wettelijke grafrust. De gemeente is rechthebbende op het graf.

Er is in die situatie geen mogelijkheid tot het (later) plaatsen van een grafmonument of een andersoortig gedenkteken.

Wanneer echter nabestaanden of derden alsnog een grafmonument of ander gedenkteken op het graf willen plaatsen dan zullen zij eerst rechthebbende op het graf moeten worden. Hiertoe moeten zij de volledige kosten van de uitvaart voldoen. Als inmiddels al een deel van deze uitvaartkosten is verhaald dan zal eerst het resterende deel tot het volledige bedrag van de uitvaart voldaan moeten worden.

Uiteraard worden voor het verkrijgen van het grafrecht, het plaatsen van een grafsteen of ander gedenkteken en de verdere hieraan gerelateerde zaken de reguliere legeskosten in rekening gebracht.

Ook rondom een begrafenis van gemeentewege gelden de daarop betrekking hebbende verordeningen en aanverwante regelgeving.

Beleidsregel 18:

De gemeente bepaalt als opdrachtgever, desnoods in overleg met de aangewezen uitvaartverzorger, het tijdstip van de uitvaart.

Toelichting

Deze beleidsregel geldt zowel voor een begrafenis als een crematie.

De termijn van lijkbezorging bedraagt op grond van de Wet op de lijkbezorging maximaal zes werkdagen na het overlijden.

Wanneer de gemeente het tijdstip van de uitvaart bepaalt, kan deze de genoemde termijn benutten om aspecten, die verband houden met de uitvaart (praktisch, financieel en juridisch) vooraf goed uit te zoeken. Hiermee wordt voorkomen dat als gevolg van tijdsdruk de uitvaart onterecht ten laste komt van de gemeente Assen.

Een uitvaart binnen 24 uur na overlijden, zoals in bepaalde culturen gebruikelijk is, kan derhalve alleen worden toegestaan, als binnen deze tijd het gemeentelijk onderzoek voorafgaande aan de lijkbezorging is afgerond en aan de vereisten conform de Wlb is voldaan.

2.7. Regelen en bekostigen van gemeentelijke uitvaarten.

De bekostiging van gemeentelijke uitvaarten dient te gebeuren tegen de achtergrond dat dergelijke uitvaarten op de goedkoopst mogelijke wijze moeten plaatsvinden maar tegelijkertijd ook respectvol moeten zijn.

Dit betekent dat de gemeente slechts bepaalde kosten op zich neemt. Er is geen ruimte voor zeggenschap over de uitvaart en/of medebekostiging hiervan door nabestaanden of derden.

Beleidsregel 19:

De gemeente neemt alleen kosten op zich die direct verband houden met de lijkbezorging.

Toelichting

Onder kosten die direct verband houden met de lijkbezorging vallen wordt verstaan:

  • -

    overbrengen overledene van plaats van overlijden naar mortuarium of andere koelruimte;

  • -

    huur ‘bewaarplaats’ in mortuarium;

  • -

    verzorgen en ‘kisten’ overledene;

  • -

    aanschaf goedkoopste kist;

  • -

    verzorgen noodzakelijke formaliteiten (zoals verklaring van overlijden);

  • -

    indien nodig: rouwauto op de dag van de uitvaart;

  • -

    bij crematie: bewaren van de as in een asbus gedurende een maand en asverstrooïng op de eenvoudigste en

goedkoopste wijze.

Kosten die geen direct verband houden met de lijkbezorging en die dus niet worden vergoed, zijn o.a.:

  • -

    advertentiekosten;

  • -

    rouwdrukwerk, portokosten;

  • -

    kosten voor rouwboeketten en andere bloemstukken;

  • -

    consumptiekosten;

  • -

    condoleanceregister;

  • -

    huurkosten extra ruimte in rouwcentrum;

  • -

    extra faciliteiten bij de uitvaart waaraan (meer)kosten zijn verbonden.

Beleidsregel 20:

Wanneer de gemeente opdracht geeft tot lijkbezorging dan is hierin geen ruimte voor nabestaanden of derden om zelf hierin (deels) zelf iets te regelen, (deels) de uitvaart zelf te bekostigen of uit te voeren.

Toelichting

Wanneer de gemeente opdracht geeft tot lijkbezorging dan doet zij dit voor de volle 100 procent.

Dit betekent dat er geen ruimte is voor nabestaanden of derden om (een deel van) de uitvaart zelf te regelen , in te vullen dan wel (deels) te bekostigen. Evenmin hebben nabestaanden of derden zeggenschap over de uitvoering van de gemeentelijke uitvaart en de bestemming van de as van de overledene.

Dit geldt niet alleen voor faciliteiten waaraan (meer)kosten zijn verbonden maar ook voor kosteloze faciliteiten. Uitgangspunt hierbij is dat ook voor kosteloze uitvaartfaciliteiten geldt, dat de gemeente hiervan alleen gebruik maakt als deze een noodzakelijk verband hebben met de lijkbezorging.

Het is dus niet mogelijk om de verantwoordelijkheid van de gemeente tot lijkbezorging te delen met nabestaanden of derden.

3. PERIODE NA DE LIJKBEZORGING

Na de uitvaart wordt de laatste fase van de lijkbezorging gekenmerkt door het vaststellen van de kosten en het onderzoek naar de verhaalsmogelijkheden op de nalatenschap van de overledene.

3.1. Verhaal

Bevoegd bestuursorgaan

Kostenverhaal door de gemeente is geen verplichting maar een bevoegdheidvan het college van B&W.

Artikel 22 van de Wlb bepaalt dat de gemeente de kosten van de gemeentelijke uitvaart kan verhalen op de nalatenschap van de overledene en bij ongenoegzaamheid van deze op de bloed- en aanverwanten die krachtens artikelen 392-396 van boek 1 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden geweest.

De kosten van de lijkbezorging is een schuld van de nalatenschap van de overledene, zo bepaalt artikel 7 van Boek 4 BW. Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen, die nog worden verstrekt na het overlijden.

Kosten van lijkbezorging zijn een bevoorrechte vordering, zo bepaalt artikel 288, onderdeel b van Boek 3 BW:

De bevoorrechte vorderingen op alle goederen zijn de vorderingen ter zake van:

b. de kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de

o mstandigheden van de overledene.

Beleidsregel 21:

De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid de kosten van de lijkbezorging te verhalen op de nalatenschap van de overledene.

Toelichting

Het begrip kosten van de lijkbezorging moet hier ruim worden gezien. Hieronder vallen ook bijvoorbeeld de kosten van vervoer van de overledene en administratieve kosten die zijn ontstaan bij het opsporen van nabestaanden.

De kosten worden verhaald op de financiële tegoeden en desnoods op andere goederen met waarde van de overledene.

Geld en goederen, die bij de overledene zijn aangetroffen na het overlijden, worden benut voor het bekostigen van de lijkbezorging (tenzij blijkt of aangenomen kan worden dat ze aan een ander toebehoren), zoals contanten in een portemonnee, die de overledene bij zich droeg op het moment van overlijden. Ook tot het geld en goederen van de overledene behoren de contanten, waardepapieren of persoonlijke bezittingen, die na de uitvaart bij een eventueel huisbezoek in de woning van de overledene zijn aangetroffen. Geld, waardepapieren en sieraden worden door de bevoegde ambtenaar in bewaring gedaan in de gemeentekluis. De ambtenaar die vanuit zijn functie belast is met de financiële afwikkeling, wordt hiervan in kennis gesteld.

Verhaal op de financiële middelen vindt in de praktijk plaats door het tijdig blokkeren van de bankrekening(en)/polissen van de overledene met het verzoek aan de bankinstelling om het tegoed tot het bedrag van de uitvaart aan de gemeente uit te betalen.

Formeel gesproken kan de gemeente de kosten van lijkbezorging niet zelf invorderen of verhalen op de nalatenschap door bezittingen van de overledene te gelde te maken (verkoop bezittingen) of door uitgaven te verrekenen met inkomsten of vermogen van de overledene (bijv. banksaldi of uitkeringen) of door banken en verzekeringsmaatschappijen te verplichten tegoeden over te maken op rekening van de gemeente. De gemeente is immers niet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap en een executoriale titel ontbreekt. Toch is de praktijk dat veel gemeenten daar wel toe over gaan vanuit het perspectief dat de nalatenschap vaak onbeheerd zal blijven, dat het te gelde maken van bezittingen een effectieve manier van kostenverrekening is en dat het risico van een dergelijke handelwijze beperkt is. De gemeente Assen conformeert zich aan deze gedragslijn.

In dat geval worden vaak banksaldi opgevraagd en verzocht aanwezige positieve saldi over te boeken naar de gemeente. Soms vindt nog nabetaling van uitkeringen plaats, bijvoorbeeld opgebouwde vakantietoelage of overlijdensuitkeringen. Als de gemeente zelf uitkeringsverstrekker is, vindt verrekening plaats. Gaat het om een andere instantie, dan wordt wel verzocht uitkeringen naar de gemeente over te boeken. Verzekeringspolissen waarbij de overledene als begunstigde is aangemerkt, dienen te gelde worden gemaakt.

Verhaal op andere goederen van de overledene zal alleen maar plaatsvinden als deze goederen een relatief grote waarde vertegenwoordigen.

Beleidsregel 22:

Verhaal van de kosten van de lijkbezorging op de nabestaanden wordt achterwege gelaten.

Toelichting

De huidige praktijk wijst uit dat een groot deel van de kosten van de gemeentelijke uitvaarten kunnen worden verhaald op de financiële tegoeden van de overledene. Verhaal op nabestaanden brengt echter extra werkzaamheden met zich mee terwijl het onzeker is of dan ook daadwerkelijk de kosten (deels) kunnen worden verhaald.

Beleidsregel 23:

De gemeente geeft de uitvaartondernemer de opdracht te onderzoeken of er sprake is van een (natura)verzekering en deze gelden, indien van toepassing, te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.

Toelichting

Het is mogelijk dat uit de administratie van de overledene blijkt dat deze een (kapitaal) uitvaartverzekering heeft afgesloten. Is dit het geval, dan vraagt de gemeente de uitvaartonderneming deze gelden te innen. Dit doet overigens niets af aan de toepasselijkheid van de Wlb en de mogelijkheden om kosten te verhalen op de nalatenschap van de overledene.

Het is de taak van de uitvaartondernemer de kosten van de uitvaart eerst uit deze verzekering te vergoeden. Indien de verzekering de uitvaartkosten niet geheel dekt dan zal de gemeente de restschuld gaan verhalen op de verdere nalatenschap van de overledene.

Mocht de overledene een naturaverzekering hebben dan zal op basis hiervan de uitvaart worden uitgevoerd. Wanneer de naturaverzekering ontoereikend is ten opzichte van een gemeentelijke uitvaart, dan zullen de extra gemaakte kosten worden verhaald op de nalatenschap van de overledene.

Beleidsregel 24:

De gemeente verhaalt de kosten, die gemaakt moeten worden om de bezittingen veilig te stellen, op de nalatenschap van de overledene.

Toelichting

Naast de kosten voor de uitvaart, maakt de gemeente vaak extra kosten, zoals kosten die gemaakt worden voor het veiligstellen van de nalatenschap.

Vanuit het beginsel dat de lijkbezorging in eerste aanleg een particuliere verantwoordelijkheid is, wordt er in zijn algemeenheid van uitgegaan dat allerlei bijkomende kosten ook kunnen worden verhaald, voor zover deze, naar aard en omvang genomen, ‘redelijkerwijs’ zijn gemaakt. Daaronder kunnen ook allerlei ‘regelkosten’ en/of administratieve kosten worden gebracht, zoals kosten om nabestaanden te vinden, om de woning van de overledene te kunnen betreden, etc.

Over de vraag welke kosten exact op grond van artikel 22 Wlb verhaald kunnen worden, zijn vrijwel geen aanknopingspunten beschikbaar in de wetsgeschiedenis of de jurisprudentie.

Beslissingsbevoegdheid

In de gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of in geval van verschil van mening over de uitleg

van een beleidsregel, beslist de burgemeester, of indien het hun bevoegdheid betreft, het college van burgemeester en wethouders.

Inwerkingtreding

Deze regels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Aldus vastgesteld op (datum) door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Assen, ieder voor hun eigen bevoegdheid.

De burgemeester van Assen, Burgemeester en wethouders van Assen, 27 december 2016

M.L.J. Out , burgemeester

T. Dijkstra, secretaris