Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden Assen 2019

Geldend van 26-02-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden Assen 2019

De raad van de gemeente Assen

gelezen het voorstel van het Presidium van 25 april 2019,

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Gemeente Assen 2019.

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. rechtspositiebesluit: het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers

b. commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

c. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

d. raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van 25% van de raadsvergoeding per maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit.

2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van € 120,- per maand.

3. Als bijzondere commissie wordt in elk geval aangemerkt:

  • a.

    de accountantscommissie.

    4. In afwijking van art. 3.1.4 tweede lid rechtspositiebesluit, worden de activiteiten van de commissie zoals genoemd in het derde lid onder a, geacht de gehele zittingsperiode van de leden te beslaan.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen binnen de gemeente

  • 1.

    Raadsleden en commissieleden die benoemd zijn op grond van art. 82 gemeentewet ontvangen een vaste maandelijkse vergoeding voor reis- en verblijfkosten binnen de gemeente zoals bedoeld in de artikelen 3.1.7 en 3.4.3 Rechtspositiebesluit.

  • 2.

    De vaste vergoeding als bedoeld in lid 1 bedraagt tien maal de reisafstand (retour) tussen het huisadres van het raadslid of commissielid en het gemeentehuis, maal het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt. 

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

  • a.

    de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

  • b.

    bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt .

2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

 

Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

1. Een raads- of commissielid (benoemd op grond van artikel 82 Gemeentewet) dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

3. De scholingskosten worden vergoed totdat het door de raad beschikbaar gestelde budget is uitgeput.

4. De griffier beslist namens de raad op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

 

Artikel 6. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

(vervallen per 01-01-2020)

 

Artikel 7. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

1.Een raads- of commissielid (benoemd op grond van artikel 82 Gemeentewet) tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld zoals bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

2.Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

 

Artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit.

2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

 

Artikel 9. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit maandelijks plaats op grond van het aantal daadwerkelijk bijgewoonde commissievergaderingen.

 

Artikel 10. Betaling en declaratie van onkosten

1. Tenzij het Rechtspositiebesluit of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van onkosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

  • a.

    betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur, of

  • b.

    betaling vooruit uit eigen middelen.

2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen een kwartaal na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen 30 dagen na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

 

Artikel 11. Intrekking oude verordening

  • 1.

    De Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Assen 2015 wordt ingetrokken.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid blijft artikel 5 van de Verordening Rechtspositie raads- en commissieleden Assen 2015 van kracht tot 16 maart 2022 of tot het moment dat gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden.

 

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 15 mei 2019 en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treedt artikel 7 in werking met ingang van 16 maart 2022 of zoveel eerder als gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden.

 

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Gemeente Assen 2019.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Assen, 9 mei 2019.

De voorzitter,

  

De griffier,

 

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Assen 2019

 

ALGEMEEN DEEL

 

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

 

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissies (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

 

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst door te geven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Binnen de gemeente Assen is er voor gekozen geen gebruik te maken van de mogelijkheid om ten hoogste 20% van de raadsvergoeding bij wijze van presentiegeld uit te betalen.

Daarnaast kent de gemeente Assen thans geen collectieve verzekering voor raadsleden ten aanzien van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie [en bijzondere commissie] voor raadsleden

Artikel 2 regelt de vergoeding aan raadsleden die lid zijn van een commissie die een dermate grote taakverzwaring betekent dat dit redelijkerwijs niet tot het reguliere raadswerk geacht kan worden te behoren. Voor de hoogte van de vergoeding van dergelijke bijzondere commissies wordt aansluiting gezocht bij de dwingendrechtelijk geregelde vergoeding die geldt voor leden van de Rekenkamercommissie en Vertrouwenscommissie (als het de selectieprocedure van een burgemeester betreft).

In dit artikel is vastgelegd dat in elk geval de accountantscommissie geacht wordt een bijzondere commissie te zijn. Aangezien de taken van de commissie een significante taakverzwaring voor de leden betekenen die gedurende de gehele zittingsperiode geldt, wordt afgeweken van de bepaling dat de burgemeester bepaalt voor welke periode de aanvullende vergoeding geldt.

Op het moment dat er meer commissies als bijzondere commissie worden aangemerkt zal dit worden vastgelegd in de desbetreffende verordening, of leiden tot een aanpassing van deze verordening.

Verder wordt in dit artikel geregeld dat leden van een onderzoekscommissie ex art. 155a Gemeentewet een toelage ontvangen van 25% van de maandelijkse raadsvergoeding. Dit betekent dat als de commissie een volledig jaar actief is de maximaal toegestane vergoeding van 3 volledige raadsvergoedingen wordt toegekend.

 

Artikel 3 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen binnen de gemeente

In dit artikel wordt vastgelegd dat raadsleden en plaatsvervangend raadsleden (commissieleden ex art. 82 gemeentewet) een vaste reiskostenvergoeding krijgen voor reizen binnen de gemeente. Hiermee wordt recht gedaan aan de geest van het Rechtspositiebesluit dat reiskosten die raads- en commissieleden binnen de gemeentegrenzen maken voor vergoeding in aanmerking dienen te komen, maar wordt voorkomen dat een reiskostendeclaratie-systematiek moet worden opgetuigd.

Als basis is genomen dat er minimaal één keer per week een raadsavond plaatsvindt, raads- en commissieleden daarnaast reiskosten maken voor werkbezoeken, fractievergaderingen en andere gemeenteraads-gerelateerde activiteiten. Daarmee wordt een vergoeding, gebaseerd op tien vergaderingen per maand reëel geacht. Daarnaast zal geen aanvullende reiskostenvergoeding worden toegekend als raads- en commissieleden extra reiskosten binnen de gemeente maken omdat incidenteel op locatie vergaderd wordt.

Daarnaast komen parkeerkosten binnen de gemeente sinds 1 januari 2019 niet langer voor vergoeding in aanmerking, met uitzondering van dienstreizen binnen de gemeentegrenzen die in het belang van de gemeente worden gemaakt. In elk geval uitgesloten zijn parkeerkosten die verband houden met raads- en commissievergaderingen c.q. -bijeenkomsten.

Voor commissieleden die benoemd zijn op een andere grondslag dan art. 82 Gemeentewet geldt de regeling in het Rechtspositiebesluit en wordt geen vaste reiskostenvergoeding verstrekt.

  

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97 van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

 

Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

De scholingskosten die op basis van dit artikel voor vergoeding in aanmerking komen worden vergoed totdat het door de raad beschikbaar gestelde budget is uitgeput. Hierbij geldt het principe ‘wie het eerst komt het eerst maalt’. Het budget voor 2019 bedraagt €5.000,-. Naast dit centrale budget kunnen niet partijpolitieke scholingskosten ook gefinancierd worden uit het fractiebudget dat, op grond van de verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning, aan elke fractie ter beschikking wordt gesteld.

 

Artikel 6. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

(vervallen per 01-01-2020)

Artikel 7. Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden die benoemd zijn op grond van artikel 82 gemeentewet kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één computer verstrekt worden. Verstrekking vindt plaats op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

Dit artikel treedt in werking bij het aantreden van de gemeenteraad 2022-2026. Een tussentijdse wijziging tijdens de zittingsperiode 2018-2022 zou betekenen dat raadsleden in deze periode verschillend behandeld worden. Tot het aantreden van de nieuwe gemeenteraad blijft de oude regeling (ICT vergoeding) gehandhaafd.

 

Artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

 

Artikel 9. Betaling vaste vergoedingen & artikel 10 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen en later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreekse facturering bij de gemeente.. Raads- en commissieleden declareren hun onkosten bij de griffier.

 

Artikel 11 & 12. Intrekking oude verordening en inwerkingtreding

In deze artikelen wordt geregeld dat de oude verordening wordt ingetrokken, met uitzondering van artikel 5. Dit betekent tevens dat art. 7 van deze nieuwe verordening later in werking treedt.

 

De achtergrond van deze bepaling is dat raadsleden die benoemd zijn aan het begin van de raadsperiode 2018-2022 een ICT vergoeding hebben ontvangen voor het aanschaffen van een device naar keuze. Het wordt onwenselijk geacht om hier gedurende de zittingsperiode 2018-2022 wijzigingen in aan te brengen, zowel vanuit het aspect van rechtsgelijkheid als om praktische redenen. Dit betekent dat tussentijds aantredende raadsleden uitsluitend aanspraak kunnen maken op een ICT vergoeding.

 

Bij het aantreden van een nieuwe raad wordt aansluiting gezocht bij de landelijke regeling ten aanzien van informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden. Dit betekent dat na de eerstvolgende verkiezingen aan alle raads- en commissieleden een device in bruikleen zal worden gegeven.