Sluiting van voor het publiek toegankelijke gebouwen

Geldend van 27-09-2019 t/m heden

Intitulé

Sluiting van voor het publiek toegankelijke gebouwen

Bevoegdheid

De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten. Een voorbeeld van een publiek openstaand gebouw is bijvoorbeeld een winkel, hotel, maar ook een snackbar, sishalounge of seksinrichting.

De bevoegdheid om een gebouw of meerdere gebouwen te sluiten is ingrijpend. Waar mogelijk moeten eerst andere mogelijkheden overwogen worden en (eventueel) toegepast worden om de criminele activiteiten en/of de zware overlast te beëindigen. Wanneer dat niet mogelijk is of (waarschijnlijk) onvoldoende effect sorteert, kan tot sluiting worden overgegaan. Deze bevoegdheid  leent zich louter voor publiek openstaande gebouwen of bij die gebouwen behorende erven en niet voor woningen.

Doel

Het doel van deze sluitingsbevoegdheid is het herstel van de openbare orde, de veiligheid of  zedelijkheid en/of het terugdringen van (georganiseerde) criminaliteit in en vanuit voor publiek openstaande gebouwen en/of het beëindigen van aanhoudende en ontoelaatbare overlast die niet met andere middelen afdoende kan worden bestreden. Het is, voor de toepassing van deze  bevoegdheid, niet noodzakelijk dat alle hiervoor genoemde doelen worden aangetast. Aantasting van één van deze doelen volstaat hiervoor ook.

Relatie met andere bevoegdheden tot sluiting

In situaties van een ordeverstoring, die concreet voorzienbaar is en een actuele dreiging vormt voor de ordelijke gang van zaken, biedt de Gemeentewet (artikel 174) ook uitkomst. De gemeenteraad heeft de burgemeester met artikel 2A:1 van de APV een meer specifieke bevoegdheid willen geven, voor situaties die zij in haar gemeente ontoelaatbaar acht. Bijvoorbeeld bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit in Assen. In artikel 174 van de Gemeentewet wordt aan de burgemeester een bevelsbevoegdheid verleend om op te treden ter (onmiddellijke) handhaving van de openbare orde.

Als gevolg van dat ‘onmiddellijkheidskarakter’ wordt in de praktijk vaak ook een betrekkelijk korte sluitingstermijn gehanteerd, terwijl de aard en ernst van de overtreding een ruimere sluitingsperiode zouden kunnen rechtvaardigen. Artikel 2A:1 van de APV, in combinatie met dit beleid, biedt daar de ruimte voor. De specifieke omstandigheden waaronder deze bevoegdheid wordt toegepast, wordt hieronder nader toegelicht. In de gevallen waarin dit APV artikel niet voorziet maar er wel sprake is van een concreet voorzienbare en actuele dreiging, kan de burgemeester nog altijd gebruik maken van artikel 174 van de Gemeentewet.

Sluiting op grond van dit artikel zal overigens in beginsel niet worden toegepast als sluiting op basis van een ander artikel in de APV (zoals bijvoorbeeld de exploitatievergunning voor horecabedrijven), of de Opiumwet (13b) mogelijk is.

 Criminaliteit die openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid aantast.

De volgende criminele activiteiten zullen in ieder geval worden aangemerkt als een gevaar voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, wanneer zij in of vanuit een voor publiek toegankelijk gebouw plaatsvinden:

  • -

    heling;

  • -

    witwassen;

  • -

    zedendelicten;

  • -

    geweldsincidenten;

  • -

    aantreffen van (een) wapen(s) in de zin van de Wet Wapens en Munitie;

  • -

    handel in wapen(s) in de zin van de Wet Wapens en Munitie;

  • -

    arbeidsuitbuiting;

  • -

    (de aanwezigheid van slachtoffers van) mensenhandel;

  • -

    illegale gokactiviteiten;

  • -

    illegale en/of onvergunde prostitutieactiviteiten;

  • -

    het faciliteren van criminele activiteiten.

Doel van de sluiting is, naast het wegnemen van het gevaar voor de openbare orde, om de bekendheid van dat pand als geschikte locatie voor criminele activiteiten (en het faciliteren daarvan) te beëindigen. De (naams)bekendheid dat een pand zich voor dergelijke activiteiten leent moet worden doorbroken. De activiteiten moeten dan ook niet door een rechtsopvolger kunnen worden voortgezet. Door middel van een sluiting kan dit worden bereikt. In (zeer) bijzondere gevallen kunnen ook andere activiteiten onder dit beleid vallen.

Zware overlast

Op grond van artikel 2A:1 van de APV kunnen gebouwen ook worden gesloten indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. Bij bijzondere omstandigheden moet bijvoorbeeld worden gedacht aan gevallen van zware overlast. Daarvan is sprake bij aanhoudende en ontoelaatbare overlast. Deze overlast heeft tot gevolg dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het betreffende pand te zwaar onder druk staat.

Ontoelaatbare overlast moet los gezien worden van de effecten die redelijkerwijs van een voor publiek openstaand gebouw(en) mogen worden verwacht, zoals het geluid van het op normale wijze komen en gaan van bezoekers, al dan niet gebruik makend van (gemotoriseerde) vervoermiddelen. Met de aanwezigheid van bepaalde bedrijven is in planologisch opzicht al rekening gehouden. Op dit punt kunnen vaak maatregelen worden opgenomen via het stellen van een nadere eis aan de vergunning voor het bedrijf op grond van de milieuregelgeving dan wel horecaregelgeving.

Ontoelaatbare overlast is in veel gevallen afkomstig van komende en vertrekkende bezoekers. Voorbeelden van factoren bij ontoelaatbare overlast zijn o.a. het hard dichtslaan van portieren, geschreeuw, toeteren, wegscheurende gemotoriseerde voertuigen, geruzie, licht handgemeen, het bij herhaling ledigen van maag- of blaasinhoud in de omgeving van het gebouw of bedrijf. Daarnaast kan er sprake zijn van intimidatie van (de buurt)bewoners.

Bij meldingen van zware overlast is het van belang een zo goed mogelijk feitelijk beeld te hebben van de situatie en de gebeurtenissen. In geval van (klachten over) overlast moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:

  • -

    er moet sprake zijn van effecten op de woon- en leefomgeving die – gelet op de situering van het gebouw of bedrijf en het karakter van de omgeving – inderdaad als ontoelaatbaar moeten worden gekwalificeerd;

  • -

    de overlast moet aanhoudend zijn. Het gaat hier niet om incidentele gevallen van overlast;

  • -

    de overlast moet te herleiden zijn tot het gebouw of bedrijf of meerdere gebouwen waarop de klachten betrekking hebben en;

  • -

    het moet gaan om objectiveerbare overlast.

Duur van de sluitingBij het bepalen van de duur van de sluiting zal onderscheid gemaakt worden tussen de sluiting als gevolg van criminele activiteiten en die als gevolg van overlast. Hieronder wordt daar nader op ingegaan.

Criminele activiteiten

De burgemeester kan een gebouw voor een bepaalde duur en/of gedeeltelijk sluiten. Hierbij acht de burgemeester een termijn van zes maanden in beginsel noodzakelijk, tenzij in specifiek handhavingsbeleid een andere termijn is vastgesteld. Op basis van de ernst van de situatie kan de burgemeester eerst een waarschuwing geven, de sluitingstermijn verkorten of verlengen. Wanneer de burgemeester hiervoor kiest zal hij dit in zijn besluit nader motiveren. Bij deze afweging kunnen bijvoorbeeld de duur van de (criminele) activiteiten, de ernst van de situatie, de verwijtbaarheid van de exploitant / eigenaar en de impact op de directe omgeving een rol spelen. De hiervoor genoemde voorbeelden zijn overigens expliciet geen limitatieve opsomming. De aard van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat de burgemeester alle relevante feiten en omstandigheden moet kunnen  meewegen.

Overlast

Bij overlast spelen vaak subjectieve ‘gevoelens’ mee en dus zal bij overlast veelal eerst de aard en omvang van de overlast in beeld worden gebracht worden om zo ook voor alle partijen de voortgang (of het  gebrek daaraan) in de aanpak van de overlast te kunnen laten zien. Het is dus niet zo dat bij (ervaren) overlast onmiddellijke sluiting volgt. Naar aanleiding van de bekende overlast zal in het algemeen eerst een gesprek en een (schriftelijke) waarschuwing volgen. Als dit geen effect heeft zal een sluitingstijd worden opgelegd. Als al deze maatregelen geen effect sorteren, dan zal uiteindelijk de volledige sluiting worden geëffectueerd. Als er sprake is van verzwarende omstandigheden (bijv. verwijtbaarheid van de eigenaar/ondernemer) of excessen dan kunnen stappen worden  overgeslagen (bijv. direct overgaan tot opleggen van sluitingstijden zonder voorafgaande waarschuwing) of kan een zwaardere maatregel worden genomen (bijvoorbeeld een verdubbeling van de sluitingstermijn).

Zaaksgebonden werking

In veel gevallen is het doel van de sluiting om de ‘loop’ naar een pand voor die activiteiten eruit te halen. Zonder erfelijke belasting zou dit doel niet bereikt kunnen worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer een ondernemer die sluitingstijden opgelegd heeft gekregen zijn zaak verkoopt, de sluitingstijden eveneens zullen gelden voor de nieuwe ondernemer. Een sluiting kan ook niet worden voorkomen of opgeheven door bijvoorbeeld het bedrijf te verkopen of in de Kamer van Koophandel over te schrijven.

 Afwijking beleid

Afwijking van dit beleid is mogelijk (de inherente afwijkingsbevoegdheid is neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht). Afwijking van het beleid kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn indien zich bijzondere feiten of omstandigheden voordoen. Afwijkingen kunnen zowel positief als negatief ten opzichte van betrokkenen zijn én zullen nader worden gemotiveerd. Verzoek tot intrekking De burgemeester kan ambtshalve, of op verzoek van belanghebbenden, het sluitingsbevel intrekken. Uit feiten en omstandigheden moet dan, naar het oordeel van de burgemeester, blijken dat er geen sprake is van (dreiging van) herhaling van de gedragingen die tot de sluiting hebben geleid.

Overtreding

Het negeren of overtreden van het sluitingsbevel is een strafbaar feit en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 Wetboek van Strafrecht.

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Assen op 9 september 2019,

  

De burgemeester, Marco L.J. Out

 

APV artikel 2A:1, sluiting van voor het publiek toegankelijke gebouwen

Afdeling 2A Aanpak ondermijnende criminaliteit

Artikel 2A:1 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

1. De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk sluiten.

2. Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.

3. Het bevel tot sluiting geldt voor bepaalde of onbepaalde tijd; in het laatste geval wordt het bevel tot sluiting opgeheven bij openbaar te maken besluit.

4. Een ieder is verplicht toe te laten, dat het in het tweede lid bedoelde besluit ter plaatse wordt aangebracht en daar aangebracht blijft, zolang het bevel van kracht is.

5. Het is de rechthebbende op en de beheerder van een gebouw of erf als bedoeld in het eerste lid verboden daarin bezoekers toe te laten of daarin te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.

6. Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf te betreden of als bezoeker daarin te verblijven.

7. Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

8. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.