Regeling vervallen per 10-11-2023

Kwaliteitskader peuteropvang Assen

Geldend van 01-01-2020 t/m 09-11-2023

Intitulé

Kwaliteitskader peuteropvang Assen

Dit Kwaliteitskader is gekoppeld aan de ‘Subsidieregeling Peuteropvang gemeente Assen’. Dit is een kindgebonden gemeentelijke financiering voor peuters die gebruik maken van een door de gemeente Assen erkende voorschoolse voorziening uitgevoerd onder de Wet kinderopvang.

Doel : Bewaken, beheersen en verbeteren van vve kwaliteit in de gemeente Assen.

Looptijd : Dit Kwaliteitskader gaat in per 1-1-2020 en eindigt per 31-12-2023. Hiermee is het vorige kwaliteitskader peuteropvang Assen, vastgesteld op 27 juni 2017, ingetrokken.

Toetsing  : De GGD inspecteert jaarlijks de eisen uit dit kwaliteitskader, bovenop de basisvoorwaarden zoals aangegeven in de landelijke wet- en regelgeving. De GGD adviseert de gemeente Assen over haar constateringen.

Ontwikkelingen in de landelijke wet- en regelgeving, recente wetenschappelijke inzichten en de Assense context vormen de basis van het kwaliteitskader.

Nr.

Omschrijving

1.

Wet- en regelgeving:

De aanbieder van peuteropvang moet voldoen aan de basisvoorwaarden zoals aangegeven in het Besluit Basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse Educatie, de Wet Kinderopvang en de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang.

 

2.

Aanbod peuteropvang:

De kindgebonden gemeentelijke financiering voor peuters is er voor peuteropvang waarbij het gaat om

  • 1.

    een laagdrempelige voorziening voor alle peuters van 2,5 - 4 jaar en voor peuters met een vve-indicatie* vanaf 2 jaar;

  • 2.

    een voorziening waar peuters, in groepsverband, een passend aanbod krijgen en gericht in hun ontwikkeling gestimuleerd worden door middel van doelgerichte activiteiten en spel (spelen, ontmoeten, ontwikkelen);

  • 3.

    een voorziening waar wordt gewerkt met een door het NJI erkend vve-programma;

  • 4.

    een voorziening waar peuters van dezelfde leeftijd geplaatst worden in horizontale groepen. Wanneer dit niet haalbaar is kan daar van worden afgeweken op voorwaarde dat dit onderbouwd opgenomen is in het pedagogisch beleidsplan.

  • 5.

    een voorziening waarbij zoveel mogelijk sprake is van gemengde groepen: kinderen met en zonder vve-indicatie en wel of niet vallend onder de kinderopvangtoeslag spelen en ontwikkelen zich gezamenlijk in een groep. Wanneer dit niet haalbaar is kan daar van worden afgeweken op voorwaarde dat dit onderbouwd opgenomen is in het pedagogisch beleidsplan. 

  • 6.

    een voorziening die een vroegtijdige signaleringsfunctie heeft waardoor kinderen en ouders tijdig de juiste ondersteuning kunnen krijgen.

 

Peuters van 2 – 2,5 jaar

Peuters met een vve-indicatie* van de JGZ kunnen 16 uur per week (verdeeld over minimaal 3 dagdelen, verspreid over de week) naar de peuteropvang (8 uur regulier aanbod en 8 uur aanvullend aanbod).

 

Peuters van 2,5 – 4 jaar

Voor alle peuters is er een regulier aanbod voor tenminste 2 dagdelen (verspreid over de week) van in totaal 8 uur per week, gedurende 40 weken per jaar. Voor peuters met een vve-indicatie* van de JGZ is er een aanvullend aanbod van 8 uur extra per week (in totaal 16 uur per week, verdeeld over minimaal 3 dagdelen, verspreid over de week), gedurende 40 weken per jaar.

 

*Peuters die voldoen aan de gemeentelijke doelgroepdefinitie1 krijgen een vve-indicatie en komen in aanmerking voor het aanvullend aanbod (vve). De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) kan dit al vroeg inschatten omdat zij de kinderen volgen vanaf de eerste levensweken. Soms blijkt pas op de peuteropvang dat een kind tot de doelgroep behoort. In dat geval legt de voorschoolse organisatie het ter toetsing voor aan de JGZ.

 

3.

Inhoudelijke eisen:

De aanbieder van peuteropvang beschikt over een pedagogisch-educatief beleidsplan waarin de samenwerking met het basisonderwijs** staat beschreven. Uit dit plan blijkt dat er afspraken zijn gemaakt over

  • 1.

    een gedeelde visie ten aanzien van het ontwikkelen en leren van 0-12 jarigen en de wijze waarop beide visies te herkennen zijn in het aanbod van activiteiten;

  • 2.

    een gezamenlijk pedagogisch klimaat met daarin beschreven:

  • 3.

    de wijze waarop de ontwikkeling van de kinderen wordt gestimuleerd, in het bijzonder op de gebieden taal en sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • 4.

    de wijze waarop de ontwikkeling van de kinderen wordt gevolgd;

  • 5.

    de wijze waarop het aanbod van voorschoolse educatie hierop wordt afgestemd;

  • 6.

    de doorgaande leer- en ontwikkelingslijn van kinderen en de wijze waarop een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie wordt gewaarborgd. Voor kinderen die meer ondersteuning nodig hebben en alle kinderen met een vve-indicatie is er sprake van een warme overdracht.

  • 7.

    een doorlopende zorgstructuur voor 0-12 jarigen (intern en extern) en de wijze waarop kinderen ondersteuning krijgen die past bij hun ontwikkeling en behoeften.

 

Ouderbetrokkenheid bij vve

Uit het pedagogisch-educatief beleidsplan, waarin de samenwerking met het basisonderwijs** staat beschreven, blijkt verder dat er per locatie afspraken zijn over de wijze waarop:

  • 1.

    ouders van kinderen met een vve-indicatie betrokken worden, waarbij de ouders weten

  • 2.

    hoe het staat met de ontwikkeling van hun kind;

  • 3.

    wat zij thuis aan ontwikkelingsstimulering kunnen doen en hoe ze dat moeten doen;

  • 4.

    ouders van kinderen met een vve-indicatie geactiveerd en gemotiveerd worden om deel te nemen aan de ouderactiviteiten in de wijk, zodat zij hun kinderen beter kunnen ondersteunen in hun ontwikkeling.

 

**Peuteropvanglocaties die niet in een Integraal kindcentrum gehuisvest zijn kunnen ook een samenwerking met het basisonderwijs hebben, waarbij de samenwerkingsafspraken zijn opgenomen in een (pedagogisch-educatief) plan.

 

4.

Vve-taakuren:

Er is vastgelegd dat er per peuteropvanggroep formatie is opgenomen voor vve-taken buiten de directe openingsuren.  Deze vve-taken hebben een directe relatie met de kwaliteit van vve:

  • 1.

    voorbereidings- en evaluatietijd;

  • 2.

    oudercontactmomenten;

  • 3.

    deelname aan het Assens ‘kennisnetwerk jonge kind’.

 

1 De Assense doelgroepdefinitie voor vve is als volgt:

 

Kinderen komen in aanmerking voor vve als:

  • -

    het kind een taalachterstand in het Nederlands heeft

  • -

    één of meerdere omgevingsfactoren een storend effect hebben op:

  • -

    het taalaanbod in de thuissituatie van het kind; en/of

  • -

    de taalontwikkeling en/of de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind 

    Bij omgevingsfactoren kan het gaan om:

  • 1.

  • -

    Het opleidingsniveau van de ouders (één of beide ouders/verzorgers heeft maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg);

  • 2.

    Laaggeletterdheid bij één of beide ouders;

  • 3.

    Schuldenproblematiek in het gezin;

  • 4.

    Chronische ziekte bij ouder, broer of zus van het kind (lichamelijk of psychisch)*;

  • 5.

    Een (op andere wijze) kwetsbaar gezin.*

    *Wanneer deze criteria niet van invloed zijn op de taal- en/of sociaal emotionele ontwikkeling van het kind kunnen ze onder SMI vallen (bv. wanneer het gezin ontlast moet worden).

Aldus vastgesteld in de vergadering van B&W op 8 oktober 2019

M.L.J. Out, voorzitter

T. Dijkstra, secretaris