Treasurystatuut Gemeente Assen 2019

Geldend van 21-12-2018 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut Gemeente Assen 2019

xx

1. Inleiding

In artikel 13 van de Financiële verordening gemeente Assen, vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 21 december 2017, is bepaald dat de raad een treasurystatuut vaststelt. Dit conform artikel 212 van de gemeentewet.

In de Wet financiering decentrale overheden (Wet FIDO), die in werking is getreden op 1 januari 2001, worden de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de financieringsfunctie door decentrale overheden. De Wet FIDO definieert de financieringsfunctie als het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het houden van toezicht op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De gemeente Assen onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Zij probeert haar activiteiten op het gebied van financiering op een transparante wijze in te richten.

Voor u ligt het Treasurystatuut gemeente Assen 2019. In dit statuut, dat een geactualiseerde versie betreft waarmee wij het bestaande statuut in overeenstemming hebben gebracht met de geldende financiële verordening gemeente Assen, hebben wij de bestuurlijke en ambtelijke infrastructuur van de financieringsfunctie van de gemeente Assen vastgelegd. Bij het opstellen van het statuut hebben wij rekening gehouden met de bepalingen in de Gemeentewet, de Wet FIDO, de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (RUDDO), de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (UFDO), Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden (BLDO), Wet HOF, Regeling schatkistbankieren decentrale overheden, de Mededingingswet en de Staatssteun-en mededingingsregels uit het EU-verdrag.

2. Begrippenkader

2.1 Algemene begrippen treasury:

Wet FIDO: Wet Financiering Decentrale Overheden; stelt regels voor het te voeren financiële beleid bij decentrale overheden.

RUDDO: Regeling Uitzetting Derivaten Decentrale Overheden; stelt regels voor het uitzetten van gelden in de vorm van belegging in waardepapieren en het aangaan van transacties in financiële derivaten.

UFDO: Uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden; regelt de bepalingen omtrent kasgeldlimiet en renterisiconorm.

BLDO: Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden; stelt regels voor het aangaan van geldleningen in euro’s en hoofdsom niet onderhevig aan enige vorm van indexatie.

Wet HOF: Wet Houdbare Overheids Financiën; nationale wetgeving inzake beheersing van de Europese begrotingsdoelstellingen zoals afspraken omtrent de ontwikkeling van het EMU-saldo en EMU-schuld.

Regeling Schatkistbankieren decentrale overheden: regels ter uitvoering van het verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden (Regeling schatkistbankieren decentrale overheden).

Staatssteun- en mededingingsregels uit het EU-verdrag (artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, VWEU): Europese regels op het gebied verstrekken van staatssteun.

Mededingingswet: nationale wetgeving die eerlijke concurrentie garandeert. De wet verbiedt prijsafspraken, marktverdeling, etcetera.

Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

Treasurydeelfuncties: De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties: risicobeheer, financiering en kasbeheer.

Treasuryactiviteiten: Gerubriceerd naar deelfuncties zijn de treasuryactiviteiten:

Risicobeheer 

renterisicobeheer

koersrisicobeheer

kredietrisicobeheer

intern liquiditeitsrisicobeheer

valutarisicobeheer

Financiering

financiering

uitzettingen

relatiebeheer

Kasbeheer

geldstromenbeheer

saldobeheer

liquiditeitenbeheer

Treasurybeleid:Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

Treasurybeheer: Het treasurybeheer is de uitvoering van de treasuryfunctie binnen de kaders van het treasurystatuut. De uitvoering is gebaseerd op de treasuryparagraaf in de begroting.

Treasurystatuut: Het document, waarin de gemeente haar treasurybeleid heeft vastgelegd.

Paragraaf financiering: De paragraaf vormt een onderdeel van de concernbegroting en -rekening. In de begroting wordt het voorgenomen beleid voor treasury verwoord, terwijl in de rekening de verantwoording aan de orde komt.

2.2 Begrippen van de treasurydeelfuncties:

AA-Rating: Graadmeter voor de mate van kredietwaardigheid van geldnemers. De genoemde rating van AA geeft aan heel betrouwbaar;

Derivaten: Verhandelbare contracten met als onderliggende

waarde een geldlening (of belegging) Het voordeel van derivaten is dat zij

ingezet kunnen worden tegen specifieke renterisico’s

Financiering: Het aantrekken en uitzetten van financiële middelen. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

Financiële instelling: Een organisatie die als kernactiviteit het aantrekken, transformeren en distribueren van financiële middelen heeft;

Financieringsplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven voor een periode van minimaal vier jaar;

Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten doelmatig te beheren zowel binnen de organisatie als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

Huisbankier: De Bank Nederlandse Gemeenten

Kasbeheer: Het rekeningenbeheer en beheer van de financiële posities met een looptijd tot 1 jaar Hierbij ligt de focus vooral op het

beheer van de dagelijkse geldstromen en saldi op rekening courant van de gemeente;

Kasgeldlimiet: Het bedrag dat op grond van de Wet FIDO met kort geld (< 1jaar) mag worden gefinancierd, teneinde effecten van hogere rentes bij herfinanciering van de korte schuld of bij consolidatie van korte naar lange schuld te begrenzen;

Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door koersontwikkelingen;

Kredietrisico: De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) kunnen nakomen van de verplichtingen door de tegenpartij door insolventie (onmacht om te betalen) of faillissement;

Liquiditeitenbeheer: Al die activiteiten die leiden tot het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven tot een jaar ;

Liquiditeitsrisico: De risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en de investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

Onderhandse lening: Lening waarbij de voorwaarden in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld;

Prudent karakter: Uitzettingen hebben een prudent karakter wanneer in ieder geval aan twee aspecten is voldaan, te weten voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de instrumenten van uitzetting;

Publieke taak: Gemeenten kunnen uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de publieke taak. De Wet FIDO geeft aan het begrip publieke taak een beperkte invulling. Bankachtige activiteiten, bijvoorbeeld het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen, worden volgens de Wet FIDO in elk geval niet tot de publieke taak van een gemeente gerekend en zijn verboden. Overigens is het de gemeenteraad die het kader van de publieke taak bepaalt.

Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

Renterisiconorm: Het op grond van de Wet FIDO vastgestelde maximum van het totaal van de jaarlijkse verplichte aflossingen en renteherzieningen van vaste geldleningen, met als doel het budgettaire risico van rentestijgingen te maximaliseren;

Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

Risicobeheer: Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-) resultaten tegen financiële risico's;

Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

3. Doelstellingen

3.1 Het treasurybeleid van de gemeente dient tot:

a. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

b. Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen financiële risico's, zoals rente-, koers-, krediet-, liquiditeits- en valutarisico's;

c. Het minimaliseren van interne en externe verwerkingskosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

d. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet FIDO respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit statuut.

4. Risicobeheer

4.1 Algemene uitgangspunten risicobeheer

a. Bij het aantrekken en verstrekken van leningen of garanties door de gemeente uit hoofde van de publieke taak wordt vooraf informatie ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

b. De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen binnen de kaders van de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden, de staatssteun- en mededingingsregels uit het EU-verdrag (artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, VWEU) en de Mededingingswet worden uitgevoerd;

4.2 Renterisicobeheer

a. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden.

b. De renterisiconorm wordt niet overschreden.

c. Nieuwe leningen en uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeiten- c.q. financieringsplanning;

d. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening en uitzetting worden zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

e. De gemeente stelt een rentevisie op en actualiseert deze visie eens per jaar bij de begroting;

f. In tijden van relatief lage rente zal, indien vervroegde aflossing mogelijk is en financieel voordeel oplevert, tot conversie van relatief dure leningen worden overgegaan;

g. Binnen de kaders gesteld onder 4.2, c en d, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

4.3 Koersrisicobeheer

a. De gemeente beperkt de koersrisico's op uitzettingen uit hoofde van treasury door daarbij uitsluitend van de volgende producten gebruik te maken: rekening courant, spaarrekeningen, daggeld, deposito's, obligaties, onderhandse leningen en garantieproducten.

b. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico's door, zoals aangegeven onder 4.5, de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeiten- c.q. de financieringsplanning.

4.4 Kredietrisicobeheer

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

a. Uitzettingen vinden uitsluitend bij Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen en passend binnen de regeling schatkistbankieren decentrale overheden;

b. Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak, worden zoveel mogelijk zekerheden bedongen.

4.5 Liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico's door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning met een looptijd tot één jaar en een financieringsplanning met een looptijd van minimaal vier jaar.

4.6 Valutarisicobeheer

Valutarisico's worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

5. Financiering

5.1 Financiering

Bij het aantrekken van financieringsmiddelen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

a. Financieringsmiddelen worden uitsluitend aangetrokken voor de uitoefening van de publieke taak;

b. Het aantrekken van financieringsmiddelen wordt uitsluitend gedaan met inachtneming van de voorwaarden onder hoofdstuk 4 Risicobeheer;

c. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken om het renteresultaat te optimaliseren;

d. Voor het aantrekken van financieringsmiddel zijn alleen onderhandse leningen toegestaan;

e. De gemeente vraagt een offerte aan minimaal vier financiële instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken;

f. Voordat de gemeente overgaat tot het accepteren van een offerte met de gunstigste voorwaarden, met in achtneming van effectief rentepercentage, provisie, kosten enzovoort moeten er twee geldige offertes beschikbaar zijn zodat een goede vergelijking mogelijk is.

g. Bij het bepalen van de condities van de aan te trekken leningen wordt rekening gehouden met de condities van bestaande contracten.

h. Beslissingen tot financiering worden genomen op basis van de totale financieringspositie (integrale financiering) waarbij de mogelijkheid van projectfinanciering is toegestaan na goedkeuring van de gemeenteraad.

i. Derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s en afgesloten bij een instelling die voldoet aan art. 2 en/of een effecteninstelling die onder toezicht staat van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 93/22/EEG) en na goedkeuring van de gemeenteraad.

5.2 Uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer geldt het volgende uitgangspunt:

a. Uitzettingen worden uitsluitend gedaan met inachtneming van de voorwaarden onder hoofdstuk 4 Risicobeheer.

b. Er worden geen (hypothecaire) leningen (of garanties daarvan) verstrekt aan personeel en politieke ambtsdragers van de gemeente.

5.3 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige, minimaal marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Met in achtneming van de Wet op het financieel toezicht gelden hiervoor de volgende uitgangspunten:

a. Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen van een AA rating;

c. Financiële instellingen (krediet-, beleggings- en effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen in Nederland of in een ander EER-lidstaat op basis van geharmoniseerde wet en regelgeving onder toezicht te staan.

d. Tussenpersonen dienen geregistreerd te zijn bij de Autoriteit Financiële Markten en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

6. Kasbeheer

6.1 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

a. Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om de verplichtingen tijdig na te komen.

b. Het betalingsverkeer wordt zoveel als mogelijk elektronisch uitgevoerd bij de huisbankier.

6.2 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldo- en liquiditeitenbeheer gelden de volgende richtlijnen:

a. De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen een saldi- en rentecompensatiecircuit bij de huisbankier;

b. Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat dan kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken;

c. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen, krediet in rekening-courant;

d. Bij het aantrekken en uitzetten van middelen zijn de onder hoofdstuk 4 Risicobeheer genoemde voorwaarden van toepassing;

e. De gemeente vraagt prijsopgaves op bij minimaal twee financiële instellingen alvorens middelen worden aangetrokken met een looptijd korter dan één jaar;

f. Voordat de gemeente overgaat tot het accepteren van een offerte met de gunstigste voorwaarden, met in achtneming van effectief rentepercentage, provisie, kosten enzovoort moeten er twee geldige offertes beschikbaar zijn zodat een goede vergelijking mogelijk is.

g. Indien er geen twee geldige offertes beschikbaar zijn is het mogelijk om een kasgeldlening aan te trekken met een looptijd van maximaal 1 maand zodat een nieuwe uitvraag kan worden opgestart en kan worden voldaan aan punt f.

7. Organisatie van de financieringsfunctie en interne controle

7.1 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de financieringsfunctie van de gemeente staan in de onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

toetst de rechtmatigheid en doelmatigheid van de financieringsfunctie aan de hand van de financiële verordening en het treasurystatuut

stelt de kaders voor de uitvoering van de financieringsfunctie vast door middel van de vaststelling van het treasurystatuut

stelt de treasuryparagraaf in de programmabegroting en –rekening vast

College van Burgemeester en Wethouders

draagt de formele verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het financieringsbeleid en wijst de treasurer en zijn vervanger(s) aan

besluit over transacties die vallen buiten de gemandateerde bevoegdheden van medewerkers

rapporteert aan de gemeenteraad via de begroting, het jaarverslag en tussentijdse rapportages over de uitvoering van het financieringsbeleid

voert een repressieve controle uit op de transacties

Wethouder van financiën

draagt de politieke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het financieringsbeleid

draagt verantwoordelijkheid voor de vormgeving en de uitvoering van de planning en control op beleidsmatig, financieel en juridisch gebied

beslist, op advies van de algemeen directeur en de treasurer, over de aan hem gemandateerde financierings- en beleggingstransacties

Algemeen directeur

draagt verantwoordelijkheid voor het opstellen en actualiseren van het financieringsbeleid dat ter goedkeuring aan het college van burgemeester en wethouders wordt voorgelegd

ziet toe de juiste uitvoering van het beleid

beslist, op advies van de treasurer, over de aan hem gemandateerde financierings- en beleggingstransacties.

Teamleider financiën

bewaakt dat er binnen de financieringsfunctie sprake is van functiescheiding

bewaakt de juistheid, de volledigheid en de tijdigheid van de rapportages en doet voorstellen voor beleidswijzigingen

draagt verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het financieringsbeheer

rapporteert aan de directie en aan het college van burgemeester en wethouders

Concernmanagers, projectleiders en budgethouders

dragen zorg voor een goede kwaliteit van de informatie aan de treasurer met betrekking tot toekomstige uitgaven en inkomsten. De informatie wordt eens per kwartaal verstrekt

Treasuryteam

adviseert en ondersteunt de treasurer in het financieringsbeleid en de daaruit voortvloeiende financieringsvraagstukken

Treasurer

geeft uitvoering aan de treasuryactiviteiten conform het vastgestelde treasurystatuut en de paragraaf financiering

draagt zorg voor een goede vertaling van de verkregen informatie met betrekking tot de toekomstige uitgaven en inkomsten zodat uitvoering kan worden gegeven aan het treasurybeleid

bereidt, in samenspraak met het treasuryteam, beleidsvoorstellen en uitvoeringsvoorstellen voor op treasurygebied

beheert, in samenspraak met het treasuryteam, de geldstromen

onderhoudt contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen

legt de treasurytransacties schriftelijk vast geeft dit door aan de financiële administratie

legt verantwoording af aan de teamleider financiën over de uitvoering van de aan hem gemachtigde activiteiten

7.2 Bevoegdheden

In onderstaande tabel zijn de bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven en de daarbij benodigde autorisatie.

Uitvoering

Autorisatie

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

Uitzetten van geld via daggeld, deposito, spaarrekening

Aantrekken van geld via daggeld, kasgeld

Treasurer

Treasurer

Algemeen directeur

Algemeen directeur

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Financiële administratie

Conform procuratie en autorisatieoverzicht BNG

Bankrelatiebeheer

Bankrekening openen, wijzigen en sluiten

Bankcondities en tarieven afspreken

Concernadministrateur

Treasurer

Burgemeester

Algemeen directeur

Financiering en uitzetting

Aantrekken van gelden via onderhandse leningen,

Uitzetten van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Garanderen van gelden uit hoofde van de publieke taak

Treasurer

Treasurer

Treasurer

Algemeen directeur

Wethouder van Financiën

Algemeen directeur

College van burgemeester en wethouders

Algemeen directeur

College van burgemeester en wethouders

7.3 Informatievoorziening

De paragraaf financiering wordt door burgemeester en wethouders jaarlijks in de begroting en jaarrekening opgenomen en -als onderdeel hiervan - aan de gemeenteraad voorgelegd.

In de paragraaf financiering wordt gerapporteerd over de inrichting van de treasuryfunctie, algemene beleidslijn, beleidsinvulling dienstjaar, rentebeleid, toepassing kasgeldlimiet en renterisiconorm, beheersing van het koers-, krediet-, liquiditeits- en financieringsrisico en overige ontwikkelingen die van belang zijn voor de beoordeling van het treasurybeleid.

De realisatie van het treasurybeleid zoals weergegeven bij de renteuitkomsten wordt eveneens opgenomen in begroting en jaarrekening, alsmede in de gemeenterapportages.

Gegevens met betrekking tot significante (wijzigingen in) verwachtingen omtrent tijdstip en omvang van toekomstige betalingen en ontvangsten worden gemeld aan de treasurer, conform de richtlijnen die hieromtrent worden vastgelegd.

8. Inwerkingtreding en citeertitel

8.1 Inwerkingtreding

Dit statuut treedt in werking meteen nadat het Treasurystatuut gemeente Assen, vastgesteld door de raad op 27-02-2007, is ingetrokken.

8.2 Citeertitel

Dit statuut wordt aangehaald als “Treasurystatuut gemeente Assen 2019”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2018

M.L.J. Out, voorzitter

I. Rozema, griffier

Toelichting (Aangepast)

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Het statuut geeft weer binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen van het treasaurybeleid dienen te worden gerealiseerd.

Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet FIDO. Met behulp van de limieten en richtlijnen wordt het risicoprofiel van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

Paragraaf 3

In paragraaf 3 worden de doelstellingen van het treasurybeleid van de gemeente weergegeven.

Paragraaf 3, sub a.

De treasurer dient ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. De treasurer dient te waarborgen, dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten. De condities die worden bedongen moeten in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities acceptabel, dit wil zeggen minimaal marktconform, te zijn.

Paragraaf 3, sub b.

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico's: rente-, koers-, krediet-, interne liquiditeits- en valutarisico's. Het is de taak van de treasurer deze risico's zo veel mogelijk te beperken.

Paragraaf 3, sub c.

Het gaat om het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasurer het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Paragraaf 3, sub d.

De gemeente streeft naar optimalisatie van haar renteresultaten. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten c.q. zo laag mogelijk rentekosten zonder dat daarbij overmatige risico's worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico's. De treasuryfunctie is immers geen winstgerichte afdeling. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Paragraaf 4.1, sub a.

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft enerzijds de publieke taak bij het verstrekken van leningen en garanties en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er wordt dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen "uit hoofde van de publieke taak" en het uitzetten van middelen "uit hoofde van treasury".

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Het gemeentebestuur, in casu de gemeenteraad bepaalt de publieke taak.

Paragraaf 4.1, sub b.

Conform de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden is het de gemeente toegestaan om aan de rekeningcourantrekening schatkistbankieren een deposito te koppelen. De looptijd van een deposito is minimaal gelijk aan 2 dagen en maximaal gelijk aan 30 jaar.

Paragraaf 4.2, sub a.

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Paragraaf 4.2, sub b.

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico's op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van leningen. De renterisiconorm wordt berekend conform de daarop betrekking hebbende bepalingen in de Wet fido (in ieder geval t/m 2007 een percentage van de totale vaste schuld; na aanpassing van de wet wellicht een percentage van de begrotingsomvang). Het geldleningenvolume dat in enig jaar gevoelig is voor verandering van de marktrente (leningen waarvan de rente periodiek wordt herzien, vermeerderd met aflossingen), mag de renterisiconorm niet overschrijden.

Paragraaf 4.2, sub c.

Afstemming op de liquiditeiten- en financieringsplanningen beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Paragraaf 4.2, sub e.

Paragraaf 4.2, sub f.

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan financierings- en uitzettingenbeleid worden uitgevoerd. Afhankelijk van interne of externe ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier, de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat een rentestijging wordt verwacht.

Conversie betekent het vervroegd aflossen van (dure) langlopende leningen en het daarvoor in de plaats aantrekken van (goedkope) langlopende leningen. In het algemeen is bij vervroegde aflossing een boete verschuldigd. Bij conversie moet de rente- en de boetecomponent worden afgewogen.

Paragraaf 4.2, sub g.

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente vast is) van leningen en uitzettingen, wordt de invloed van een rentewijziging op de kapitaalmarkt en op de renteresultaten van de gemeente, gespreid over meerdere jaren.

Paragraaf 4.3 sub a.

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij de genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de nominale waarde) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito's wordt geen koersrisico gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn, in het bijzonder bij deposito's en soms bij een spaarrekening.

Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico's worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.

Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index, zoals de AEX-index. Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het aanbeveling bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement, bijvoorbeeld ter hoogte van het inflatieniveau, te bedingen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit statuut geen richtlijnen voor producten opgenomen. Van belang is dat de gemeenteraad separaat bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de "publieke taak" van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzetting in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoort.

Paragraaf 4.3, sub b.

Koersrisico's kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de gemeente in een vastrentende product heeft belegd maar - wegens wijziging in de liquiditeiten- en of financieringsplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en de resterende looptijd. Om deze koersrisico's zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeiten- en financieringsplanningen.

Paragraaf 4.4, sub a.

Ter beperking van kredietrisico's zijn in navolging van de Wet fido richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet en belegt.

Een (credit-)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling voor zowel de korte als de lange termijn door gerenommeerde rating agencies, zoals Standard & Poor's en Moody's. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor's en Moody's voor de lange termijn weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Voor de korte termijn gelden bij Standard & Poor's de kwalificaties A-1, gevolgd door A-2 en A-3; bij Moody's overeenkomstig P-1, P-2 en P-3. De kwalificaties AAA ,A-1 en P-1 zijn de hoogste kwalificaties.

De omschrijvingen van de ratings zijn als volgt:

AAA extreem kredietwaardig

AA zeer kredietwaardig; veiligheidsmarge echter niet zo hoog als bij AAA zeer kredietwaardig; er zijn echter factoren waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt

A-1 / P-1 capaciteit voor rente en aflossing is zeer groot

A-2 / P-2 voldoende capaciteit, echter niet zo groot als bij A-1

A-3 / P-3 adequate capaciteit, echter kwetsbaar indien omstandigheden tegen zitten.

Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden, zoals door het WSW gewaarborgde leningen van woningcorporaties.

Paragraaf 3.4, sub b.

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties in het kader van de publieke taak. Omdat de gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt op basis van besluitvorming door de gemeenteraad. Ten einde de kredietrisico's te verkleinen kunnen zekerheden van de debiteuren worden verlangd.

Paragraaf 4.5

Interne liquiditeitsrisico's doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden onverwacht nodig zijn voor het doen van een investering.

Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken, indien een uitzetting vast staat in bijvoorbeeld een deposito, of tussentijds een uitzetting moet verkopen, bijvoorbeeld een obligatie. In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op de liquiditeiten- en financieringsplanningen waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van betrouwbare en nauwkeurige liquiditeiten- en financieringsplanningen niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en hun financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de treasurer tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de budgethouders over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Paragraaf 4.6

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Paragraaf 5.1, sub a.

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door de Wet FIDO nadrukkelijk niet toegestaan.

Paragraaf 5.1, sub c.

Voor het optimaliseren van het renteresultaat en uit oogpunt van doelmatigheid wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

 

Paragraaf 5.1, sub e. en f.

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, bijvoorbeeld voor rente en provisie en voor (boete-)clausules bij vervroegde aflossing. Door het vragen van minimaal twee offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Paragraaf 5.2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, bijvoorbeeld voor rente en transactiekosten. Door het vragen van minimaal twee offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

 

 

Paragraaf 5.3 sub a.

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasurer het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de af te nemen diensten. Om structuur aan te brengen in de momenten van beoordeling van bankrelaties, is opgenomen dat de beoordeling minimaal eens in de vijf jaar moet plaatshebben.

Paragraaf 5.3 sub d.

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de financiële instellingen als bedoeld in sub c. Om dit te ondervangen eist de gemeente van tussenpersonen, dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Paragraaf 6.1, sub a.

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken, om de betreffende betaling te financieren.

Paragraaf 6.1, sub b.

Het zo veel mogelijk laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Voor het betalingsverkeer wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de rekening-courant bij de nv Bank Nederlandse Gemeenten.

Paragraaf 6.2, sub a.

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Om interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een saldi- en rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de valutaire debet- en creditsaldi van alle rekeningen worden samengevoegd tot één saldo, waarover rente wordt berekend.

Paragraaf 6.2, sub c.

In deze leden worden limitatief de instrumenten voor korte termijnfinanciering weergegeven. De term daggeld (of callgeld) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen met een vast bedrag, een vaste periode (maximaal twee jaar) en een vast rentepercentage. Krediet in rekening courant betreft de mogelijkheid debet ("rood") te staan.

Paragraaf 7

Bij de treasuryfunctie zijn veel organen en personen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico's, is een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen om een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en -uitvoering en tussen de administratie van en de controle op financiële transacties.

Paragraaf 7.1 en 7.2

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van organen en functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn hier beschreven.

Paragraaf 7.2

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het treasurybeleid ligt primair bij het college van burgemeester en wethouders. Om niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer machtigt het college zijn bevoegdheden aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus op ambtelijk niveau plaats, dat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Paragraaf 7.4

Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante informatie aan de treasurer is één van de belangrijkste voorwaarden voor het adequaat uitvoeren van treasuryactiviteiten.