Notitie standplaatsen en venten gemeente Assen

Geldend van 30-05-2006 t/m heden

Intitulé

Notitie standplaatsen en venten gemeente Assen

1. Inleiding

Wat is nu lekkerder dan nadat de boodschappen zijn ingeslagen nog snel even op het parkeerterrein een visje te eten bij de visboer? Of om tijdens de Drentse Rijwielvierdaagse in Assen aangekomen uit te puffen met een verkwikkend ijsje in de schaduw van de ijswagen?

Binnen de gemeente Assen zijn, naast de marktkooplieden, verschillende standplaatshouders en venters actief. Het geheel van standplaatshouders, marktkooplieden en venters wordt ook wel ambulante handel genoemd. Standplaatshouders en venters verkopen in de regel producten en waren welke aanvullend zijn op de voorzieningen die in de omgeving van de standplaats worden verkocht. Te denken valt aan de visboer en de patatkraam in de woonwijk. Standplaatshouders en venters voldoen aan een maatschappelijke behoefte. Als hierna gesproken wordt over ambulante handel wordt daarmee niet de markt bedoeld.

Standplaatshouders en venters, ambulante handelaren, moeten een vergunning hebben. Dit staat in de APV, waarin tevens het onderscheid tussen standplaatshouders en venters is aangegeven. In 1997 heeft de gemeenteraad een maximum aan het aantal standplaatsen gesteld. Dit om wildgroei te voorkomen. Aan het maximumstelsel is een wachtlijst verbonden voor het geval er meer aanvragers zijn dan er locaties beschikbaar zijn. Daarnaast bepaalt de APV dat er eisen zijn aan het innemen van een standplaats en bepaalt de APV dat aan de vergunning voorwaarden kunnen worden verbonden. Dit in 1997 vastgestelde beleid is het huidige beleid van de gemeente Assen.

Assen koerst en sinds 1997 is er het een en ander veranderd. Assen is in inwonersaantallen gegroeid en de prognose is dat dit voortduurt. Het huidige beleid ten aanzien van ambulante handel is dan ook aan herijking toe. Geconstateerd is dat het huidige beleid te weinig handvatten biedt om consistent beleid te voeren en te handhaven. Daarnaast is geconstateerd dat sommige locaties door herinrichting niet meer voldoen of al opgeheven zijn.

Door verduidelijking van het beleid speelt de gemeente Assen in op de hiervoor geschetste constateringen. In het nieuwe beleid wil de gemeente Assen bestaande locaties bevestigen, uiteindelijk nieuwe locaties vastleggen en duidelijker voorwaarden scheppen voor de locaties. Op deze manier wordt een beleid geformuleerd dat duidelijkheid biedt voor alle betrokken partijen. De voorwaarden zien met name toe op de eisen welke aan standplaatsen worden gesteld.

Een helder beleid ten aanzien van standplaatshouders en venters voorkomt dat ad-hoc beleid wordt gevoerd. Tevens kan in de interne organisatie duidelijkheid geschapen en eventuele miscommunicatie voorkomen worden. Tenslotte benadrukt de gemeente Assen door middel van vaststelling van dit beleid het belang dat wordt gehecht aan standplaatshouders en venters in de gemeente.

Inspelen op de ontwikkelingen doet de gemeente Assen niet zonder daarbij de gerechtvaardigde belangen van de huidige standplaatshouders en venters te betrekken. Ook de belangen van omwonenden van de nieuwe locaties en de middenstand in de omgeving zijn betrokken bij de herijking van het beleid, net als de belangen van de aspirant standplaatshouders welke op de wachtlijst staan.

2. Het huidige beleid.

Het huidige beleid met betrekking tot standplaatsen en venters bestaat uit een vergunningstelsel op basis van de APV en een door de raad ingesteld maximumstelsel uit 1997. De praktijk heeft geleerd dat het beleid aan herijking toe is. Geconstateerd is dat het huidige beleid onvoldoende handvatten biedt voor het verlenen dan wel afwijzen van een vergunning. Daarnaast is het huidige aantal locaties niet meer actueel en in verhouding met het inwonersaantal van Assen.

De bepalingen uit de APV zijn niet nader uitgewerkt waardoor de gronden om in aanmerking te komen voor een vergunning niet volledig duidelijk zijn. Zowel voor de vergunningverlener als voor de aanvrager.

Voorbeelden van knelpunten in de praktijk:

  • Een aantal standplaatsen wordt niet gebruikt als zodanig; er wordt niet vanuit een verrijdbare verkoopwagen gewerkt die 's avonds wordt weggehaald. Sommige locaties zijn feitelijk bouwvergunningplichtig.

  • Er zijn geen duidelijke regels door de gemeente vastgesteld over faciliteiten (electra, water, afvoer etc.) bij de standplaats.

  • De regels uit de APV zijn niet nader uitgewerkt wat te veel interpretatieruimte laat waardoor de gemeente niet afdoende grip heeft op de standplaatsen.

  • De gemeente Assen groeit snel waardoor de behoefte in bepaalde nieuwe wijken toe is genomen. Het huidige maximumstelsel kan niet altijd aan deze behoefte voldoen.

  • Het onderscheid tussen standplaatshouders en venters is niet altijd helder.

  • Een aantal van de in 1997 benoemde locaties zijn in de loop van de tijd verplaatst of vervallen.

Doordat de regels omtrent standplaatsen en venten in de APV ruim zijn opgesteld is vergunningverlening in de praktijk soms lastig.

De keuzes hebben betrekking op varianten van beleid, maar zien met name op de nadere invulling van de regels uit de APV.

2.1. Varianten voor beleid.

Standplaatsen kunnen grofweg op twee manieren worden uitgegeven: op een privaatrechtelijke en een bestuursrechtelijke manier. Uitgifte met behulp van privaatrecht geschiedt door middel van het verpachten van stukken gemeentegrond voor standplaatsactiviteiten. Uitgifte met behulp van bestuursrecht geschiedt door afgifte van een vergunning op basis van de APV. Voor de laatste variant heeft Assen, evenals vele andere gemeenten, reeds jaren gekozen. Hierna volgt een overzicht van de voor- en nadelen van de verschillende beleidsvarianten.

Voordelen

Momenteel is er meer vraag naar een locatie is dan dat er locaties zijn. Bij de privaatrechtelijke beleidsvariant wordt geïnteresseerden de mogelijkheid geboden om in te schrijven op een standplaats. Aan de hoogste aanbieder wordt de standplaats voor een bepaalde periode (bijv. vijf jaar) verstrekt. Het vergunningenstelsel uit de APV wordt hierbij losgelaten. Dit scheelt een hoop 'papierwerk'. Voorwaarden waaronder de standplaats moet worden geëxploiteerd worden vastgelegd in een overeenkomst.

Nadelen

Nadelen zijn dat het huidige systeem volledig wordt omgezet waarbij rekening moet worden gehouden met huidige vergunninghouders die gerechtvaardige verwachtingen hebben ten aanzien van het voortbestaan van hun standplaats. Door het vergunningenstelsel los te laten verliest de gemeente grip op de standplaatsen doordat de voorwaarden waaronder het college een aanvraag kan afwijzen verdwijnen. De gemeente heeft in dat geval ook minder mogelijkheden voorwaarden aan de locatie cq de standplaats te verbinden.

Conclusie

Het meest praktisch lijkt om voort te borduren op het huidige vergunningenstelsel uit de APV en het maximumstelsel. De belangen van de huidige en toekomstige standplaatshouders en de belangen van de inwoners van Assen worden hier het meest bij gebaat. Voor de standplaatshouders vinden er geen grote veranderingen plaats en wordt duidelijker wat hun rechten en plichten zijn en de gemeente houdt grip op het aantal locaties van standplaatsen.

2.2. Juridisch kader.

Op standplaatsen en venten zijn diverse wettelijke bepalingen van toepassing die in dit hoofdstuk in het kort worden weergegeven.

APV Assen

In de APV komen de standplaatsen aan de orde in artikel 5.2.3. Zoals gemeld, biedt het artikel niet voldoende houvast om de standplaatsen in de gemeente te reguleren. Hierna onder 1.2.1.1. worden de voorschriften nader uitgewerkt. Artikel 5.2.2. APV stelt regels ten aanzien van venters. Onder 1.2.2. worden de regels omtrent venters nader uitgewerkt.

Grondwet

Artikel 7 van de Grondwet (vrijheid van meningsuiting) brengt met zich mee, dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunning kan worden geëist. Als dit echter gebeurt vanaf een standplaats of door middel van venten is een vergunning vereist.

Vestigingswet bedrijven

Voor enkele branches is het verplicht te beschikken over een diploma Vaktechniek en/of Bedrijfstechniek. Dit geldt onder meer voor het slagersbedrijf, het bakkersbedrijf, het poeliersbedrijf en het visverwerkingsbedrijf. Het beschikken over een standplaatsvergunning ontslaat de vergunninghouder niet van de plicht om aan de eisen van deze wet te voldoen. Controle geschiedt door de Fiscale Opsporingsdienst-Economische Controle Dienst (FIOD/ECD) en niet door de gemeente.

Warenwet

De Warenwet stelt regels met betrekking tot de hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de wet eisen aan de hygiëne en degelijkheid van producten. De Warenwet geldt ook voor het drijven van handel vanaf een standplaats, maar omdat dit type handel enkele specifieke kenmerken heeft is er per 1 september 2004 de Hygiënecode Ambulante Handel Eet- en Drinkwaren uitgebracht. De Voedsel- en warenautoriteit handhaaft deze wet en de gemeente dus niet.

Winkeltijdenwet

De bepalingen uit de Winkeltijdenwet gelden ook voor standplaatsen (art. 2, lid 2 Winkeltijdenwet). Op basis van de Winkeltijdenwet mag een standplaats op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) van 06:00 tot 22:00 uur worden ingenomen. Controle vindt plaats door de politie. In de vergunning kunnen ook voorwaarden worden opgenomen over het innemen van een standplaats op zondag.

Wet Milieubeheer

In de Wet Milieubeheer wordt een regeling getroffen ten aanzien van inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor standplaatshouders voorzover de standplaats een inrichting als bedoeld in de Wet Milieubeheer is. Vooral aan mobiele verkoopinrichtingen van vis en snacks worden milieueisen gesteld. Deze eisen betreffen in hoofdzaak de gevolgen van het bakken. Het gaat dan om zaken als vetafscheiding van het afvalwater en voorkomen van stankoverlast. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld, afhankelijk van de situatie ter plaatse.

De standplaatshouder kan verplicht worden gesteld zelf voldoende maatregelen te nemen om zwerfvuil rond de standplaats te voorkomen. Deze regels worden in de door de gemeente te verlenen vergunning opgenomen. Controle geschiedt in de regels door de milieupolitie.

Woningwet

Op grond van artikel 40 van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder vergunning van Burgemeester en wethouders. Een standplaatshouder met een mobiele wagen die elke avond zijn standplaats ontruimt, heeft geen bouwvergunning nodig. Voor venters gaat dit niet op omdat deze zich voortdurend verplaatsen.

2.3. Een onderscheid tussen de standplaatshouders en venters.

Een standplaatsvergunning is geen ventvergunning en vice versa. Er is dus een onderscheid. Het onderscheid tussen een standplaats innemen en venten zit in met name de tijdsduur waarin een locatie wordt bezet. Daarnaast is het van belang het begrip standplaatsen te onderscheiden in vaste standplaatsen en seizoensgebonden standplaatsen.

Er wordt eerst een uitwerking gegeven van het begrip standplaatshouders (1.2.1.) en vervolgens een uitleg van het begrip venten (1.2.2.).

3. Standplaatshouders.

In artikel 5.2.3. van de APV wordt bepaald dat standplaatshouders een vergunning nodig hebben om standplaats in te nemen:

Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats:

  • a.

    met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden;

  • b.

    anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek.

Daarnaast worden in dit artikel (lid 2 t/m 7) aangegeven dat het verboden is behoudens een vergunning van burgemeester en wethouders standplaats in te nemen. Tevens worden de weigeringsgronden aangegeven.

Bovenstaande houdt in dat ook een vergunning nodig is indien men standplaats op particulier terrein inneemt. Er is geen maximum verbonden aan het aantal op particulier terrein in te nemen standplaatsen. Wel zal de standplaatshouder naast een vergunning van de gemeente tevens toestemming nodig hebben van de eigenaar van de grond waarop hij standplaats inneemt. Dus ook de standplaatshouder op particulier terrein moet voldoen aan de voorwaarden uit de APV.

Onder deze definitie vallen niet de standplaatshouders van de weekmarkt.

Deze vallen onder het regime van de marktverordening van de gemeente Assen.

Naast het maximumstelsel aan het aantal standplaatsen zijn de voorwaarden uit artikel 5.2.3. APV de basis op grond waarvan momenteel standplaatsen worden uitgegeven. Gelet op de praktijk is het wenselijk een nadere omschrijving te geven van de verschillende types standplaatshouders.

Vaste standplaats

betekent dat het hele jaar standplaats mag worden ingenomen.

Seizoensgebonden standplaats

betekent dat voor maximaal 3 aaneengesloten maanden standplaats mag worden ingenomen.

Voorbeelden van seizoensgebonden standplaatshouders: oliebollen verkopers, kerstboom verkopers, ijsverkopers.

Het onderscheid in standplaatsen (vaste en seizoensgebonden) wordt in de praktijk al geruime tijd gemaakt. Nu wordt het onderscheid ook in deze nota benoemd.

3.1. Beleidsregels met betrekking tot voorwaarden gesteld aan de standplaats

Hieronder worden de eisen die de APV Assen stelt aan standplaatsen nader uitgewerkt. Ook de weigeringsgronden komen aan bod. Omdat de weigeringsgronden zo ruim zijn geformuleerd worden er meer expliciete keuzes gemaakt welke gemeente en aanvrager handvatten bieden. Dit zijn de voorwaarden waaronder de gemeente Assen vergunningen verstrekt. De uitwerking wordt neergelegd in beleidsregels. De beleidsregels worden gezien als een nadere invulling van de voorwaarden uit de APV.

3.1.1. Standplaatsen moeten voldoen aan de eisen van de openbare orde (art. 5.2.3. lid 6, onder a APV)

Openbare orde is een aanduiding voor de normale gang van zaken van het maatschappelijk leven op een bepaalde plaats en onder gegeven omstandigheden. Het criterium openbare orde wordt vaak gehanteerd in combinatie met het beperken of voorkomen van overlast en de verkeersveiligheid. Per aanvraag zal moeten worden bekeken of het belang van de openbare orde dusdanig groot is dat een vergunning moet worden geweigerd of dat vergunningverlening kan plaatsvinden onder het stellen van voorwaarden betreffende de openbare orde.

3.1.2. Maximumstelsel en wachtlijst.

Er is slechts een beperkt aantal locaties binnen de gemeente Assen beschikbaar om standplaats in te nemen. Het aantal locaties op gemeentegrond ligt vast. Dit houdt verband met het feit dat de gemeente Assen een restrictief beleid voorstaat dat wildgroei tracht te voorkomen. Om aan dit beleid invulling te geven wordt gewerkt met een wachtlijst waarop aanvragers van een vergunning worden geplaatst indien het maximum aan te vergunnen locaties is uitgegeven. Het maximumstelsel en de daaraan gekoppelde wachtlijst wordt gehandhaafd in het nieuwe beleid. De wettelijke basis van de wachtlijst kan gelezen worden in art. 5.2.3. lid 6 onder a APV. Als de vergunninghouder stopt met de exploitatie op de standplaats op gemeentegrond dan zal de eerstvolgende gegadigde uit dezelfde branche op de wachtlijst worden benaderd een vergunning aan te vragen. Als er geen gegadigde uit dezelfde branche naar voren komt dan kan het college besluiten de eerstvolgende op de lijst uit een andere branche te benaderen. Dit is een bestendiging van het huidige beleid.

Zoals eerder aangegeven is er geen maximum verbonden aan het aantal locaties op particulier terrein. Wel is voor het innemen van een standplaats op particulier terrein, naast toestemming van de eigenaar van het terrein, een vergunning van de gemeente nodig.

3.1.3 Standplaatsen mogen niet tot overlast leiden.(art. 5.2.3. lid 6 onder b APV)

Als meerdere standplaatshouders tegelijkertijd op korte afstand van elkaar standplaats innemen kan dit tot overlast leiden. Daarom zijn de huidige locaties in Assen redelijk verspreid. Bij het aanwijzen van locaties wordt rekening gehouden met een goede spreiding opdat het innemen van standplaatsen niet tot overlast kan leiden.

Ook het bakken en braden op een standplaats kan tot overlast leiden. Het Besluit Horeca-, sport- en recreatievoorzieningen milieubeheer kent een aantal bepalingen onder meer m.b.t. de uitstoot van bakdampen. Dit zijn echter geen bepalingen op grond waarvan een standplaatsvergunning kan worden geweigerd.

3.1.4. Standplaatsen mogen niet botsen met het uiterlijk aanzien van de omgeving

(art. 5.2.3. lid 6 onder c APV)

Bij toetsing kan deze weigeringsgrond worden toegepast indien een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt. Met deze weigeringgrond kan het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige gezichten worden gewaarborgd. Bij de beoordeling van de aanvraag zal worden gekeken of de standplaats geen zichtlijnen verstoort of is gesitueerd voor of tegen monumenten / kunstobjecten. Na vertrek van de standplaats mogen geen sporen achterblijven, zoals aansluit-, aftap-, en afvoerpunten, welke op esthetisch onaanvaardbare wijze zijn vormgegeven. Naast eisen aan de standplaats zal van de standplaatshouder worden geëist dat deze een verkoopinrichting gebruikt die voldoet aan redelijke eisen van welstand.

3.1.5. Standplaatsen mogen er niet de oorzaak van zijn dat de verkeersveiligheid of -vrijheid in het gedrang komen. (art. 5.2.3. lid 6 onder d APV)

Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door dit verkeersaantrekkend karakter ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers, kunnen looproutes worden geblokkeerd en kan ontoelaatbaar rijwielverkeer in voetgangersgebieden ontstaan. Een standplaats kan teveel parkeerplekken in beslag nemen en daarnaast kunnen parkerende en geparkeerde auto's overlast in de omgeving veroorzaken. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet mogelijk overal een standplaats in te nemen. Handhaving van de bereikbaarheid per auto, doorstroming en mogelijkheid van toelevering van te verkopen producten zijn aspecten die worden meegewogen bij de beoordeling van een aanvraag.

3.1.6. Standplaatsen mogen geen aantasting zijn van het verzorgingsniveau voor de consument (art. 5.2.3. lid 6 onder e APV)

Op een tweetal gronden kan de aanvraag voor het innemen van een standplaats worden afgewezen wanneer het voorzieningenniveau ter plaatse in gevaar komt Ten eerste om winkeliers in een nieuw opgezet winkelcentrum te beschermen tegen concurrentie door standplaatshouders. In de jurisprudentie is aanvaard dat winkeliers gedurende een bepaalde periode, waarin de aanloopkosten nog hoog zijn, gevrijwaard dienen te zijn van concurrentie d.m.v. standplaatsen, in het belang van het opzetten van een voldoende voorzieningenniveau voor de consument. Hierbij wordt opgemerkt dat de vergunning niet geweigerd mag worden enkel omdat door vergunningverlening er concurrentie ontstaat met omliggende winkels.

Ten tweede, wanneer blijkt dat binnen een verzorgingsgebied nog slechts één winkel is gevestigd die door de concurrentie van een standplaatshouder ten onder dreigt te gaan. De betrokken ondernemer moet dan aantonen dat de levensvatbaarheid van zijn winkel in het gedrang is. In dat geval kan worden geconstateerd dat een redelijke verzorgingsniveau voor de consument in gevaar komt.

3.1.7. Standplaatsen moeten passen binnen geldende bestemming(art. 5.2.3. lid 6 onder f APV)

De bepalingen in de APV met betrekking tot het innemen van een standplaats zijn gebaseerd op ordening van de straathandel en zijn een regulerende bevoegdheid van gemeenten die zaken te regelen die tot haar huishouding behoren. Daarnaast vormen de besluiten o.g.v. de Wet op de ruimtelijke ordening, zoals een bestemmingsplan, een zelfstandige weigeringsgrond. Dit betekent dat bij de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van een standplaats, naast de APV bepalingen, altijd gelet moet worden op de voorschriften die uit het bestemmingsplan voortvloeien.

Een bijzondere positie neemt de binnenstad in. Hier worden geen nieuwe vaste standplaatsen uitgegeven. Op de bijlage wordt aangegeven waar de grenzen van de binnenstad liggen. De grenzen zijn gelijk als die zijn gesteld aan de binnenstad binnen het uitstallingenbeleid. Bestaande locaties waar een standplaats wordt ingenomen binnen de binnenstad worden gehandhaafd. Er komen echter geen nieuwe locaties in de binnenstad. Dit is nieuw ten opzichte van het in 1997 vastgestelde beleid.

Onderzocht wordt of standplaatsen die als bouwwerk/kiosk zijn aan te merken als zodanig zijn te bestemmen. Indien dat niet haalbaar is, wordt de standplaats gedoogd tot de standplaatshouder opzegt. Daarna wordt bekeken of de standplaats mobiel is op te vullen. Aan de Havenkade en de Paganinilaan staan bouwwerken die reeds jaren een standplaatsvergunning hebben. Strikt genomen zijn de bouwwerken geen standplaatsen. Als de huidige exploitatie op die plaatsen stopt zal er voor die bouwwerken geen vergunning meer worden afgegeven. Als de locatie wordt aangewezen als standplaats dan kan er vergunning worden verleend mits aan alle voorwaarden wordt voldaan.

3.2. Bepalingen met betrekking tot de vergunninghouder en invulling van destandplaats.

Op grond van artikel 1.2. APV kunnen voorwaarden en voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Hieronder worden enkele voorschriften benoemd waaraan de vergunninghouder moet voldoen. Deze voorschriften zien op de aanvraag van de vergunning, de eisen welke aan de vergunninghouder worden gesteld en de eisen welke worden gesteld aan de standplaats. In de bijlage staan overige voorschriften welke het college aan bepaalde vergunningen kan verbinden aangegeven. Deze voorschriften worden al jaren aan vergunningen verbonden.

3.2.1. Standplaatshouders van vaste standplaatsen en eventuele opvolgers dienen te voldoen aan de publiekrechterlijke eisen voor wat betreft het innemen van een standplaats.

Het betreft de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en bij het Centraal Registratiekantoor Detailhandel en Ambacht.

3.2.2. Standplaatshouders dienen iedere dag na exploitatie van hun standplaats, deze volledig te ontruimen.

Deze verplichting wordt opgelegd om te voorkomen dat er zonder bouwvergunning ongewenste bouwwerken ontstaan en dat er aangebouwd wordt. Door het mobiel te houden is de standplaatshouder, die veelal vanuit een verkoopwagen opereert, gedwongen het nodige onderhoud aan zijn verkoopinrichting te plegen, waardoor mede een redelijk aanzien wordt gewaarborgd. Verkoopmiddelen dienen na exploitatie van de standplaats te worden verwijderd.

Voor standplaatshouders die voor een beperkte tijd achtereen oliebollen verkopen geldt die verplichting niet. Bij de vergunningverlening kunnen hieromtrent andere afspraken worden gemaakt.

Oliebollen worden veelal in de wintermaanden (vanaf november) verkocht. Omdat standplaatshouders toch na die periode de standplaats weer verlaten is het gevaar van het ontstaan van permanente bouwwerken niet aanwezig. Bovendien gaat het soms om verkoopmiddelen die in redelijkheid niet dagelijks verplaatsbaar zijn.

3.2.3. Standplaatshouders van vaste standplaatsen moeten hun standplaats persoonlijkinnemen.

Uitgangspunt in de APV is dat de vergunning afgegeven op basis van de APV persoonsgebonden is (artikel 1.3). Dit hangt samen met het persoonlijke karakter en sluit aan bij het restrictieve beleid dat de gemeente Assen voert. Doordat gewerkt wordt met een wachtlijst (vraag naar standplaatslocaties is groter dan het aanbod) is het noodzakelijk de vergunning op naam af te geven. Het zou immers onredelijk zijn indien de vergunninghouder de vergunning kan overdragen terwijl andere gegadigden op de wachtlijst staan.

Om meer kandidaten de mogelijkheid te bieden om een standplaats te exploiteren, te voorkomen dat één exploitant een vergunning heeft voor meerdere standplaatsen en handel in standplaatsen ontstaat, is de eis van persoonlijke aanwezigheid opgenomen. De verplichte persoonlijke aanwezigheid strekt zich uit tot van het tijdstip van aanvang van de exploitatie tot het tijdstip van beëindiging.

Uitzonderingen:

  • -

    Een openstaande bestaande vaste standplaats kan worden overgeschreven op de partner van de standplaatshouder of op een kind. In afwijking van de hoofdregel kan één kind van een vaste standplaatshouder, dat bij voortduring zijn ouders op diens vaste plaats bijstaat de vergunning 'overnemen' indien hij of zij persoonlijk voldoet aan de regels om in aanmerking te komen voor een vergunning.

  • -

    In het centrum bevinden zich standplaatsen welke onderdeel zijn van een winkel. Het betreft hier standplaatsen van waaruit ijs wordt verkocht. Altijd staat de vergunning op naam van de winkel, maar staat een medewerker in de standplaats. Handhaving van de regel dat standplaatshouders persoonlijk hun standplaats innemen is in deze gevallen niet realistisch.

3.2.4. Nieuwe vergunningen voor vaste standplaatsen worden steeds voor één jaar verleend.

Als vaste standplaatsen worden ook de seizoenplaatsen aangemerkt. Het betreft een voortzetting van het huidige beleid.

3.2.5. De vergunning voor een standplaats kan tijdelijk of definitief ingetrokken worden wanneer standplaatshouder zich, ook na gewaarschuwd te zijn, niet houdt aan het bepaalde in de vergunning.

De vergunning kan ook worden ingetrokken indien standplaatshouder geen gebruik maakt van de vergunning. Hiervan is sprake als gedurende twee maanden de vergunninghouder geen standplaats heeft ingenomen op de locatie.

Omdat er wellicht andere gegadigden zijn die de standplaats willen exploiteren is de bepaling opgenomen dat in geval van geen gebruik van de vergunning, deze kan worden ingetrokken.

3.2.6. Restdagen.

Op een aangewezen locatie mag in principe iedere dag, conform Winkeltijdenwet, een standplaats worden ingenomen. Standplaatshouders kunnen ervoor kiezen om niet op alle dagen standplaats in te nemen. In de vergunning wordt aangegeven op welke dagen standplaats mag worden ingenomen. Zijn er dagen 'over', dan kan het college besluiten voor de overige dagen een vergunning te verlenen voor standplaatshouders uit dezelfde branche. Als er geen gegadigde op de wachtlijst uit dezelfde branche naar voren komt dan kan het college besluiten de eerstvolgende op de lijst uit een andere branche te benaderen.

4. Venters.

Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen venters die uit commercieel oogpunt waren ten verkoop aanbieden en incidentele venters.

Venters: houders van een vergunning van het college die gedurende een bepaalde periode voortdurend voortbewegend handel uitoefenen op of aan de weg/ openbaar water, aan een huis dan wel op een andere- al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden.

Voortdurend bewegen houdt in dat men niet langer dan 10 minuten op een bepaalde plek mag staan. Aan de ventvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat de vergunninghouder niet langer dan 10 minuten op 1 plaats zijn waren mag verkopen. Hierdoor wordt een onderscheid gemaakt tussen de ventvergunning en de standplaatsvergunning. De 10-minutengrens is te handhaven als onderscheidend criterium. Zie ABRvS 05-10-2005, 200503349/1.

Incidentele venters: houders van een vergunning van het college die voortdurend bewegend de handel uitoefenen op of aan de weg/ openbaar water aan een huis dan wel op een andere- al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats/ openbaar water goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden. Voorbeelden zijn sportverenigingen en kerkgenootschappen die de clubkas willen aanvullen.

Voor een uitwerking van artikel 5.2.2. lid 3 onder a tot en met d APV wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent staat onder 1.2.1.1.

5. Locaties en voorzieningen

5.1. Huidige locaties

Voor 2005 heeft het college 15 zogenaamde vaste (dat wil zeggen een vergunning waarbij de vergunninghouder gedurende 1 jaar op een bepaalde locatie standplaats mag innemen) standplaatsvergunningen verleend.

In de bijlage zijn de huidige locaties aangegeven. De huidige locaties worden in het voorliggende beleid herbevestigd. Dit houdt in dat deze locaties worden aangewezen als locaties waar aanvragers een vaste standplaats kunnen innemen

5.2. Voorzieningen

Standplaatshouders zullen gebruik willen maken van voorzieningen als elektriciteit en water. Op dit ogenblik is niet geregeld wie voor de aanleg van voorzieningen verantwoordelijk is. Voorgesteld wordt om de verantwoordelijkheid bij de standplaatshouders neer te leggen. Indien de standplaatshouders voorzieningen plaatsen in gemeentegrond moet hiervoor toestemming aan de gemeente worden gevraagd waarbij afspraken omtrent beheer worden gemaakt.

6. Bijlagen

  • A

    Algemene voorschriften: standplaatsvergunning, ijsverkoopgelegenheid en ventvergunning

  • B.

    Kaart waarop de grenzen van de Binnenstad staat aangegeven

  • C.

    Kaart met huidige locaties

Ondertekening

Assen,
 
Burgemeester  en  wethouders  van  Assen,
 
de secretaris,                            de burgemeester,