Verordening op de warenmarkten 2006

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

VERORDENING OP DE WARENMARKTEN 2006

VERORDENING OP DE WARENMARKTEN 2006.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN.

ARTIKEL 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.markt :

de door het college ingestelde warenmarkt, met uitzondering van de jaarmarkt;

b.standplaats :

de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

c.vaste standplaats :

de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan de vergunninghouder;

d.dagplaats :

de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

e.standwerken :

de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel;

f.standwerkersplaats :

de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

g.vergunninghouder :

degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

h.gegadigde of actieve meeloper:

iemand die tenminste éénmaal per twee weken een dagplaats op de markt inneemt of zich bij de marktmeester heeft aangemeld en getracht heeft een dagplaats te verkrijgen;

i.anciënniteitenlijst :

de lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats;

j.lijst van gegadigden :

de lijst van actieve meelopers die een vaste standplaats hebben aangevraagd;

k.marktmeester :

de persoon die als zodanig is aangewezen door het college.

ARTIKEL 2. Inrichting van de markt; Branche-indeling

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van de markt bepalen:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkersplaats;

    • e.

      welke gedeelten van het marktterrein bestemd zijn voor het verhandelen van bepaalde artikelen;

    • f.

      welke gedeelten van het marktterrein eventueel bestemd worden voor het plaatsen van verkoopwagens of een bepaald soort kramen.

  • 2.

    Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen;

    • b.

      een maximum aantal standplaatsen per branche.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat:

    • a.

      om bijzondere reden er geen markt wordt gehouden;

    • b.

      om bijzondere reden een markt tijdelijk of gedeeltelijk op een andere locatie wordt gehouden.

ARTIKEL 3. Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

ARTIKEL 4. Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

HOOFDSTUK 2. VERGUNNINGEN.

ARTIKEL 5. Standsplaatsvergunning

Het is verboden een standplaats op de markt in te nemen zonder vergunning van het college.

ARTIKEL 6. Vereisten

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbezwaam natuurlijk persoon die schriftelijk een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij aantoont dat hij:

a) staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) en daarvan een recent bewijs toont en

b) een geldige registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) kan overleggen en

c) een geldig indentiteitsbewijs kan overleggen.

ARTIKEL 7. Intrekken vaste standplaatsvergunning

  • 1.

    Het college trekt een vaste standplaatsvergunning in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij met inachtneming van het bepaalde in het Marktreglement de vergunning wordt overgeschreven;

  • 2.

    Het college kan een vaste standplaatsvergunning intrekken indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt.

  • 3.

    Indien degene op wie een vergunning ingevolge het vorige lid sub b wordt overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Hoofdstuk 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.

ARTIKEL 8. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

ARTIKEL 9. Intrekken en schorsing vaste standplaatsvergunning

Onverminderd artikel 7 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende markten schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet;

  • d.

    niet meer voldoet aan de in artikel 6 genoemde vereisten.

ARTIKEL 10. Uitsluiting meeloper of strandwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 Gemeentewet.

ARTIKEL 11. Onmiddelijke verwijdering

  • d.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:

    • a.

      het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

    • b.

      zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

    • c.

      niet als standwerker actief is op de hem toegewezen standwerkersplaats.

ARTIKEL 12. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

ARTIKEL 13. Overgangsbepalingen

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Marktverordening 1996 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    De bestaande anciënniteitslijst en lijst van gegadigden worden geacht anciënniteitslijst en lijst van gegadigden in de zin van deze verordening te zijn.

  • 3.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening 1996 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

ARTIKEL 14. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na bekendmaking.

  • 2.

    De Marktverordening 1996, vastgesteld op 23 mei 1996, wordt per gelijke datum ingetrokken.

ARTIKEL 15. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Marktverordening gemeente Assen 2006.

TOELICHTING VERORDENING OP DE WARENMARKTEN 2006.

ALGEMEEN.

De Marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hierbij om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

Deze Marktverordening is in grote lijnen gebaseerd op het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat totstandgekomen is in samenwerking met het Centraal Overleg Marktaangelegenheden (COM).

In het COM werken drie partijen samen: de Nederlandse Vereniging van Marktbeheerders (NVM), de afdeling Markt-, Straat- en Rivierhandel (MSR) van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) en de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH).

De inhoud van de Marktverordening sluit aan bij de huidige Marktverordening gemeente Assen 1996, maar is uiteraard aangepast aan de Wet dualisering gemeentebestuur, de Aanwijzingen voor de decentrale Regelgeving en verdere wetswijzigingen en jurisprudentie die betrekking hebben op de markt. Gekozen is voor een Marktverordening op hoofdlijnen. Een aantal regels dat momenteel in de Marktverordening 1996 staat, wordt voortaan opgenomen in het Marktreglement.

Hoofdstuk 1 van de Marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel.

Hoofdstuk 2 bevat regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening, bezien vanuit de gemeente.

Hoofdstuk 3 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Nadere regels worden door het college van burgemeester en wethouders gesteld in het Marktreglement. Het Marktreglement bevat de procedure voor het verkrijgen van een vaste standplaats, dagplaats en standwerkersplaats. Ook worden in het Marktreglement de verplichtingen die de vergunninghouder met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen beschreven.

De handhaving van deze regels gebeurt op basis van de strafbepalingen van de verordening.

Het voordeel van het opnemen van nadere regels in het Marktreglement is het feit dat deze regels door het college van burgemeester en wethouders veel eenvoudiger gewijzigd kunnen worden dan een verordening die door de raad moet worden vastgesteld.

In de Marktverordening gemeente Assen 1996 zijn regels opgenomen over de marktcommissie. Ingevolge de Wet dualisering gemeentebestuur is de instelling van een marktcommissie geen bevoegdheid meer van de gemeenteraad, maar van het college van burgemeester en wethouders. Instelling van de marktcommissie gebeurt daarom in een apart collegebesluit.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN.

ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN.

Een aantal begripsomschrijvingen is uit de Marktverordening gehaald. Een omschrijving van marktterrein (oud artikel 1.1. onder b) wordt niet nodig geacht omdat het woord voor zich spreekt.

Door gebruik van het woord "persoon" in plaats van het begrip "ambtenaar" bij de begripsomschrijving van marktmeester onder k. kan ook een niet-ambtenaar tot marktmeester worden aangewezen.

In de gemeente Assen wordt geen wachtlijst gehanteerd voor het toewijzen van nieuwe vaste standplaatsen. Toewijzing van nieuwe vaste standplaatsen vindt plaats aan zogenaamde "actieve meelopers", die zich ingeschreven hebben als gegadigden voor een vaste standplaats.

Daarin wijkt de verordening af van de modelverordening van de VNG.

Ten opzichte van de Marktverordening gemeente Assen 1996 is in dit kader het onderscheid tussen dagstandplaatshouders in de food- en de non-foodsector vervallen.

ARTIKEL 2.INRICHTING VAN DE MARKT; BRANCHE-INDELING.

Lid 1 geeft het college de mogelijkheid om de opstelling en indeling, het aantal kramen, de lengte van de kramen en het gebruikte verkoopmateriaal vast te stellen. Het aantrekkelijk maken van de markt voor de consument en veiligheidsaspecten kunnen daarbij onder meer de doelstellingen zijn.

Lid 2 schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijk voor de consument.

Lid 3 geeft het college de bevoegdheid om de markt tijdelijk of gedeeltelijk te verplaatsen of af te gelasten. Voorkomen moet worden dat te lichtvaardig wordt besloten tot een marktverplaatsing of het afgelasten van een markt. Het moet om zeer bijzondere omstandigheden gaan, waarvoor geen andere oplossing te vinden is.

ARTIKEL 3. NADERE REGELS.

Gekozen is voor een Marktverordening op hoofdlijnen. Het college is op grond van dit artikel bevoegd nadere regels te stellen. Deze regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften. Veel praktische zaken worden daarom geregeld in het Marktreglement.

ARTIKEL 4. VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN.

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperkingen van overlast, regulering van woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.

Niet-nakoming van voorschriften die aan de vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 8 is eveneens van toepassing.

HOOFDSTUK 2. VERGUNNINGEN.

ARTIKEL 5.STANDPLAATSVERGUNNING.

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.

ARTIKEL 6.VEREISTEN.

Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren of in te trekken op grond van artikel 7.

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijke persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Een plicht tot verzekering (WA-marktverzekering) is niet in de verordening opgenomen. De vergunning kan dus niet worden geweigerd indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

ARTIKEL 7.INTREKKING VASTE STANDPLAATSVERGUNNING.

Tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden ("kan" betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning.

HOOFDSTUK 3. STRAF- OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.

ARTIKEL 8. STRAFBEPALING.

Ten aanzien van de in artikel 8 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 8 tot en met 10, een sterk preventieve werking zal uitgaan.

ARTIKEL 9.INTREKKING EN SCHORSING VASTE STANDPLAATS.

In artikel 9 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede "onverminderd artikel 7" is toegevoegd om aan te geven dat ook de intrekking op grond van artikel 7 een punitieve sanctie is.

Artikel 9 heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan. Nieuw is onderdeel c, waarin is opgenomen dat het niet-betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. Deze intrekkings- of schorsingsgrond mag niet lichtvaardig worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) wanbetalers.

ARTIKEL 10.UITSLUITING DAGSTANDPLAATSHOUDER OF STANDWERKER.

In artikel 9 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 11) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer een dagstandplaatshouder of een standwerker op de vuist gaat met een vergunninghouder voor een vaste standplaats.

In artikel 10 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om de in de daar genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats. In de beschikking tot uitsluiting moet worden aangegeven om hoeveel dagen het gaat (maximaal vier) en om welke concrete dagen.

ARTIKEL 11.ONMIDDELLIJKE VERWIJDERING.

Artikel 125 Gemeentewet bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de Marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften.

Op grond van artikel 4: 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 11 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties.

Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam in het COM de wens naar voren om dergelijke "verkapte stille kramers" aan te kunnen pakken.

ARTIKEL 12.TOEZICHTHOUDERS.

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijke persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5:2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen. Door toevoeging van de marktmeester is verzekerd dat deze na beëdiging als opsporingsambtenaar kan fungeren. In artikel 142, lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafrecht is onder meer bepaald dat met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn.

ARTIKEL 13.OVERGANGSBEPALINGEN.

Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering "besluiten" van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor de bestaande anciënniteitslijst en lijst van gegadigden. In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt.

ARTIKEL 14.INWERKINGTREDING.

De vaststelling, wijziging of intrekking van een Marktverordening is een van de besluiten waarover een referendum kan worden gehouden. Verordeningen waarover op grond van de Tijdelijke referendumwet (Trw) een referendum kan worden gehouden, treden in afwijking van artikel 142 Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking van de verordening (artikel 22 Trw).

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26-01-2006
De raad voornoemd,
 
, voorzitter
 
, griffier