Beleidsregels perifere detailhandel gemeente Assen 2010

Geldend van 14-10-2010 t/m heden

Intitulé

BELEIDSREGELS PERIFERE DETAILHANDEL GEMEENTE ASSEN 2010

1.Aanleiding/inleiding.

Er zijn twee aanleidingen om het huidige beleid m.b.t. Perifere Detailhandelsvestigingen (PDV) in Assen tegen het licht te houden:

  • a.

    gewijzigd rijksbeleid

  • b.

    concrete vragen uit de markt in onze gemeente

Het huidige PDV-beleid is met name gebaseerd op de notitie “Perifere detailhandel te Assen, overwegingen bij locatiebeleid” uit 1993.

Om het beleid te kunnen actualiseren is er gekozen voor het instrument “beleidsregels” zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb). Deze beleidsregels vormen het uitgangspunt bij het opstellen van ruimtelijke visies/plannen zoals bestemmingsplannen (gemeenteraad bevoegde bestuursorgaan) en ontheffingen (college van B&W bevoegd bestuursorgaan).

Het voordeel van beleidsregels is dat in bijzondere gevallen gemotiveerd kan worden afgeweken van deze beleidsregels. Indien blijkt dat, gelet op de gewijzigde wet- en regelgeving en/of voortschrijdende inzichten, veelvuldig zou moeten worden afgeweken, dan is het noodzakelijk de beleidsregels aan te passen.

1.a Gewijzigd rijksbeleid

De Nota Ruimte omvat onder meer de decentralisatie van een aantal taken van de rijksoverheid aan de provincies en de gemeenten, waaronder het locatiebeleid en het beleid m.b.t. Perifere en Grootschalige Detailhandelsvestigingen, het zogenaamde PDV/GDV-beleid.

Bij het PDV-beleid (oud) gaat het om de grootschaligheid van de producten (een limitatieve lijst) en op de ligging op een perifere locatie (wel binnen bestaand of te ontwikkelen stedelijk gebied).

De definitie van PDV/Detailhandel in volumineuze goederen/perifere detailhandel(oud) was:

Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in auto’s, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling.

Bij GDV-beleid (oud) gaat het om de grootschaligheid/omvang van de vestiging (minimaal 1500 m2; het kunnen dus wel kleinschalige artikelen zijn die worden verkocht).

Het betreft locaties buiten de aangewezen winkelconcentraties, waar ruimte is voor vestiging van grootschalige detailhandel (minimaal 1500 m2 per vestiging), waarbij de branchebeperkingen van het PDV niet gelden.

(Het GDV-beleid was overigens niet van toepassing op steden zoals Assen! Wel in bijvoorbeeld Groningen).

Het decentraliseren van de rijkstaak naar provincies en gemeenten impliceert overigens niet dat het “oude” PDV/GDV-beleid” helemaal van tafel is maar wel dat de provincies en gemeenten de mogelijkheid krijgen om zelf beleid op te stellen.

In de Nota Ruimte is aangegeven dat “de provincies gezamenlijk richtlijnen opstellen met betrekking tot branchebeperkingen voor perifere detailhandel, die vervolgens door het kabinet worden geaccordeerd”.

Het uitgangspunt is dat het nieuwe detailhandelsvestigingsbeleid niet ten koste mag gaan van de bestaande detailhandelsstructuur in wijkwinkelcentra en binnensteden. Gemeenten dienen de mogelijkheid te hebben om in bestemmingsplannen een aparte bestemming voor perifere detailhandel op te nemen (citaat Nota Ruimte).

Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft vervolgens een aantal richtlijnen opgesteld.

In algemene zin is relevant te constateren dat de provincies weinig behoefte hebben aan een strikte uniforme uitwerking van de algemene doelen van de Nota Ruimte.

De voorkeur gaat uit naar regionaal maatwerk, dat rekening houdt met verschillen in vestigingsomstandigheden. De gezamenlijke richtlijnen zijn daarom een minimumpakket.

Er wordt gewezen op de mogelijkheid om in bestemmingsplannen branches voor detailhandel op te nemen, indien de ruimtelijke relevantie daarvan kan worden aangetoond.

Het moet gaan om detailhandel voor niet frequente doelgerichte aankopen, wanneer deze moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden. Thematische ontwikkelingen (zoals wonen, outdoor) zijn toegestaan als aangrenzend aan bestaande centra er geen plek is en het thema specifiek aan perifere locaties is gebonden. Perifere vestiging kan het gevolg zijn van de grootschaligheid van de betreffende winkelactiviteit en in verband met de bovenlokale functie/reikwijdte.

Uit onderzoek moet blijken dat er geen ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur plaatsvindt voor het kernwinkelgebied en de bestaande wijk- en buurtcentra.

Vestiging van weidewinkels is niet toegestaan.

NB! De richtlijnen binden de gemeenten niet rechtstreeks. Daartoe dienen deze eerst te worden vertaald in streekplannen c.q. POP’s c.q. provinciale structuurvisies (in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening).

In de nieuwe Wro en in het Bro (Wet en Besluit ruimtelijke ordening) wordt de mogelijkheid geboden expliciet brancheringen in bestemmingsplanvoorschriften op te nemen. Er moet dan natuurlijke wel sprake zijn van ruimtelijke relevantie. Deze ruimtelijke relevantie kan onder andere worden onderbouwd door middel van een (detailhandels)structuurvisie. Daarin kunnen (bepaalde) perifere gebieden worden aangewezen en de daarbij behorende brancheprofielen worden opgesteld.

De keuze voor de branches is aan de gemeente, met in acht name van de bepalingen van de provincie (zie hiervoor) en de beperkingen die voortkomen uit de definitie zelf (niet frequent, doelgericht, niet inpasbaar). Het ligt voor de hand de branches te kiezen die betrekking hebben op mobiliteit, recreatie, en woning- en tuininrichting. Andere keuzen, onderbouwd op basis van de structuurvisie, zijn ook mogelijk.”

1.b. Concrete vragen uit de markt in onze gemeente

Een tweede argument voor herijking van het PDV-beleid zijn, zoals gemeld, diverse concrete vragen uit de markt in onze gemeente. Ook is er in het algemeen behoefte aan meer duidelijkheid.

De vraag is nu of en waar we deze vragen uit de markt willen accommoderen.

2.Stand van zaken in Assen

Momenteel kennen we in Assen 4 gebieden waar PDV op basis van het “oude beleid” mogelijk is:

  • ·

    Industrieterrein /Stadsbedrijvenpark (bepaalde vrijstellingsprocedure)

  • ·

    Borgstee (bij recht)

  • ·

    Tussengebied Kloosterveen I (gedeeltelijk bij recht (auto’s, boten, caravans) en gedeeltelijk d.m.v. artikel 11 WRO (overige brancheringen).

  • ·

    Messchenveld (gedeeltelijk bij recht (auto’s, boten, caravans) en gedeeltelijke d.m.v. artikel 11 WRO (overige brancheringen)

Binnenkort start een onderzoek naar intensiverings- en/of verplaatsingsmogelijkheden van panden binnen de huidige PDVzone op het stadsbedrijvenpark.

Het in procedure gebrachte nieuwe bestemmingsplan Stadsbedrijvenpark voorzag in uitbreiding van de PDV-locaties en in een adequate juridische regeling ervan. De procedure van dit plan is echter in 2005 gestopt, met name in verband met voorgenomen transformatieplannen (locatie Havenkwartier).

3.Aanzetten voor een nieuw PDV-beleid

Zoals eerder aangegeven is het thans (op basis van jurisprudentie) en ook in de toekomst (nieuwe Wro en Bro) mogelijk brancheringen in de bestemmingsplannen op te nemen. Er moet dan wel sprake zijn van ruimtelijke relevantie.

Het binnen een detailhandelsbestemming maken van onderscheid naar branche is slechts aanvaardbaar indien dit onderscheid nodig is uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. In een bestemmingsplan past niet een regulering over concurrentieverhoudingen dan wel een bescherming van de marktpositie van in de omgeving gevestigde bedrijven. Bij het maken en uitvoeren van een bestemmingsplan mag het derhalve, waar het detailhandelsbestemmingen betreft, slechts gaan om distributieplanologie.

Een planologische noodzaak voor een nadere differentiatie dan wel aanvaardbare redenen voor branchering zijn:

  • -

    het voorkòmen van een duurzame verstoring/ontwrichting in de verzorgingsstructuur van de binnenstad en bestaande wijk- en buurtcentra. Een en ander aan te tonen door een onderzoek (bijvoorbeeld een distributie planologisch onderzoek);

  • -

    de verschillen in ruimtelijke impact die diverse branches met zich mee (kunnen) brengen. Dit is het geval indien vast staat dat de eisen die de betreffende branche aan het gebruik van gronden en opstallen stelt in ruimtelijk opzicht afwijken van de eisen die het gebruik door een andere branche meebrengt, gelet op de omvang, aard en schaal van de voorzieningen (ruimtelijke uitstraling en omgevingsaspecten, ruimtebeslag etc);

  • -

    het voorkòmen van ongewenste verkeersstromen

Niet aanvaardbare redenen voor branchering zijn:

  • *

    het reguleren van concurrentieverhoudingen;

  • *

    het tegengaan van iedere vorm van aantasting van de

verzorgingsstructuur.

Indien er redenen zijn om aan te nemen dat een duurzame verstoring van de verzorgingsstructuur kan gaan optreden, zou verplicht kunnen worden gesteld een distributieplanologisch onderzoek te laten uitvoeren, teneinde een en ander te kunnen objectiveren.

De mogelijke duurzame verstoring dient vervolgens voldoende aannemelijk te worden gemaakt dan wel ontkend.

Doorgaans worden detailhandelsbestemmingen op perifere locaties buiten de bebouwde kom althans buiten de kernwinkelgebieden gereserveerd voor alleen volumineuze detailhandel (grootschalige meubeldetailhandel, bouwmarkten, tuincentra, automobielbedrijven e.d. ) en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, kortom detailhandel die ruimtelijk niet goed inpasbaar is in winkelgebieden binnen de bebouwde kom.

Dit was een limitatieve lijst van branches die door de regering was opgesteld. Thans wordt er ruimte geboden voor gemeenten zelf een PDV-beleid op te stellen inclusief mogelijke brancheringen die daaronder kunnen vallen. Uiteindelijk moet dat worden vastgelegd in de betreffende bestemmingsplannen. Ook daarin kan weer een onderscheid gemaakt worden. In het ene bestemmingplan kunnen andere branches worden genoemd dan in het andere. Wel moet voldaan worden aan voornoemde criteria.

Bij het opstellen van een nieuw PDV beleid moet worden gedacht worden aan de volgende zaken.

  • 1.

    Branchering;

  • 2.

    Gebieden.

1. De branchering.

Gelet op de hierboven omschreven beleidskaders en gelet op de feitelijke situatie in de gemeente Assen is in 2008 gekozen voor het handhaven van de bestaande lijst en deze te verruimen met één branche, te weten:

Dierbenodigdheden (volumineus/fouragehandel).

Thans wordt daaraan toegevoegd de branche ““rijwielen, motor- en bromfietsen”.

De producten “rijwiel, motor(fiets) en bromfiets” zijn volumineus (“Je neemt het niet mee in een fietstas”), en de ketens waar fietsendetailhandel plaats vindt zijn in toenemende mate groot (meer dan 1000 m2 verkoopvloeroppervlak).

Het betreft goederen die niet frequent en niet in grote hoeveelheden worden aangeschaft.

Daarmee voldoet de detailhandel in deze branche aan de filosofie van het PDV-beleid.

Voorts wordt de minimale verkoopvloeroppervlakte op 1000 m2 gesteld.

De foodsector wordt uitgesloten.

Met de recente en geplande invulling van een Albert Heijn XL (Triade), een Jumbo(Veemarktterrein) en een supermarkt (in de Citadel) is dit segment voldoende gevuld.

Dat leidt tot de volgende definities van perifere detailhandel:

  • Perifeer betreft de ligging van voorzieningen ten opzichte van de bestaande winkelconcentraties, maar binnen bestaand of te ontwikkelen stedelijk gebied; daarbuiten is sprake van weidewinkels.

  • Grootschalig betreft de omvang van voorzieningen, die wordt onderscheiden naar aard, schaal en functie.

Het gaat dan om de volgende branches:

  • a.

    Detailhandel voor niet frequente doelgerichte aankopen is alleen op perifere locaties toegestaan als deze moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege brand en explosiegevaar.

  • b.

    vanwege de volumineuze aard en omvang, en de dagelijkse bevoorrading

    • -

      Auto’s,

    • -

      Boten,

    • -

      Caravans (inclusief tenten)

    • -

      Tuincentra

    • -

      Bouwmarkten

    • -

      Grove bouwmaterialen

    • -

      Keukens en sanitair

    • -

      Woninginrichting, waar onder meubels

    • -

      Dierbenodigdheden (volumineus/fouragehandel)

    • -

      Rijwielen, motor(fietsen) en bromfietsen

2. Geen nieuwe locaties.

Uitgangspunt voor de locatiebepaling is zuinig ruimtegebruik. Dat wil zeggen dat vestiging van perifere detailhandelsvestigingen beperkt blijft op de locaties Industrieterrein (Stadsbedrijvenpark), Borgstee, Kloosterveen Tussengebied I en gedeeltelijk Messchenveld.

Voorts wordt onderzoek gedaan naar intensiverings- en/of verplaatsingsmogelijkheden van panden binnen de huidige PDVzone op het stadsbedrijvenpark.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 September 2010.
De raad voornoemd,
 
, voorzitter
 
, griffier