Regeling vervallen per 27-09-2013

Verordening Wet inburgering 2007 gemeente Asten 1e wijziging 01-07-2007

Geldend van 01-07-2007 t/m 26-09-2013

Intitulé

Verordening Wet inburgering 2007 gemeente Asten 1e wijziging 01-07-2007

De raad van de gemeente Asten;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten d.d. 10 april 2007, inzake Verordening Wet inburgering 2007

gemeente Asten 1e wijziging 01-07-2007,

bezien het advies van de commissie Burgers,

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Wet inburgering 2007 gemeente Asten 1e wijziging 01-07-2007

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen.

  • 2. Het college bepaalt op welke wijze invulling wordt gegeven aan de informatieverstrekking voor de inburgeringsplichtigen.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste ieder jaar bij gelegenheid van de jaarrekening de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college biedt een inburgeringvoorziening aan geestelijke bedienaren en asielgerechtigde inburgeringsplichtingen aan. Daarnaast stelt het college vast aan wie bij voorrang een inburgeringvoorziening kan worden aangeboden op basis van de volgende criteria:

  • a)

    het ontvangen van een bepaalde uitkering;

  • b)

    het hebben van een opvoedingstaak;

  • c)

    een bepaalde inkomensgrens;

  • d)

    vrijwillige aanmelding.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringvoorziening, met uitzondering van de inburgeringvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Bij voorkeur wordt een duaal traject aangeboden. Indien de inburgeringsplichtige een reintegratietraject wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringvoorziening op het reintegratietraject wordt afgestemd.

  • 3. Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat ik de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten;

    • a)

      opvoedingsondersteuning

    • b)

      sollicitatietraining

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 36 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking onder andere één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de geboden inburgeringsvoorziening, met een minimale aanwezigheid van 80%;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet, na een intake, het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringvoorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 2 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 750,00 indien de inburgeringsplichtige met en zonder aanbod niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

    Artikel 11 Afweging boete

    • 1.

      Het college legt geen bestuurlijke boete op voorzover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.

    • 2.

      Het college stemt de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het college houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2007 onder intrekking van de Verordening Wet inburgering 2007, vastgesteld d.d. 27-02-2007.

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering 2007 Gemeente Asten, 1e wijziging 01-07-2007.

Toelichting Verordening Wet inburgering 2007 gemeente Asten 1e wijzinging 01-07-2007

Algemene Toelichting

De Wet inburgering (Wi) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. De Wet inburgering (Wi) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win), de verschillende oudkomersregelingen.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

 

Gemeenten krijgen in de Wi een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringvoorziening aan te bieden. Een inburgeringvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.   

 

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • -

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen (artikel 8 Wi).

  • -

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, Wi).

  • -

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 Wi).

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de Wi en informatie over het aanbod van inburgeringvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen. 

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een uitkering ontvangen die is aangewezen in het Besluit inburgering;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben;

  • 3.

    asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

  • 4.

    nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.

 

Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een algemene bijstand of een nader aangeduide uitkering ontvangen en oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, Wi). Het college is verplicht een inburgeringvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, Wi).

Het aanbod behelst een inburgeringvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

 

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi).

Het vaststellen van de bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1    Begripsomschrijvingen

Ad 1

Deze bepaling spreekt voor zich. 

Ad 2

De omschrijving van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering en de Regeling inburgering zijn ook van toepassing op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Ad 1

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd.

Ad 2

De raad geeft het college de opdracht om aan te geven hoe de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm wordt gegeven. Het is aan het college om deze middelen in te vullen. In de beleidsnota Wet inburgering aangegeven welke middelen worden ingezet.

Ad 3

Het college wordt verplicht de raad periodiek te rapporteren over de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen. Dit zal ieder jaar plaats vinden als onderdeel van de jaarrekening.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Artikel 19, eerste lid, Wi bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringvoorziening kan aanbieden:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

De criteria die worden genoemd in artikel drie kunnen worden ingezet als voorrangscriteria. Het college stelt jaarlijks vast welke voorrangscriteria worden ingezet. Afgeleid hiervan wordt een prognose van het aantal trajecten aangegeven bij het Rijk.                                                                 

Artikel 4    De samenstelling van de inburgeringvoorziening

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringvoorziening samen te stellen.

Ad 1

Er wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn/haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan gedacht worden aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Darbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriele regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reintegratievoorziening) als een inburgeringvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling en die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Indien in deze specifieke situatie geen reintegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringvoorziening.

In de wet is geregeld waaruit een inburgeringvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van het examen (artikel 19, derde lid, Wi). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringvoorziening (artikel 19, zesde lid, Wi).

Het college bepaalt het aanbod. Indien de inburgeringsplichtige hiermee niet akkoord gaat, dient de inburgeringsplichtige zelf een cursus in te kopen en te financieren.

Ad 2

Het college wordt opgedragen om ervoor te zorgen dat de inburgeringvoorziening wordt afgestemd op de reintegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of regeling : het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 Wi).

Ad 3

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

Ad 1

De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,=. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, Wi). Artikel 24, eerste lid, Wi, maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen, mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering.

Ad 2

Indien er sprake is van inhouding op de uitkering zal dit in de beschikking tot toekenning van de inburgeringvoorziening worden vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid Wi, dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot toekenning van de inburgeringvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 7    De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang om zo’n aanbod de start is van een procedure die- als het goed is- leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringvoorziening.

Ad 1

Er wordt geregeld dat er eerste een intakegesprek plaats kan vinden voordat er een aanbod wordt gedaan. Indien het een nieuwkomer betreft die in een opvangcentrum als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers verblijft, moet hij binnen zes weken nadat hij is vertrokken uit het centrum en voor de eerste keer aangifte van verblijf en adres als bedoeld in artikel 65 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft gedaan, worden opgeroepen voor het onderzoek. In de overige gevallen volgt de oproep binnen zes weken nadat de verblijfsvergunning is uitgereikt.

Ad 2

Het college doet het aanbod van een inburgeringvoorziening aan de inburgeringsplichtige schriftelijk. Het aanbod wordt verzonden naar het adres waarop de inburgeringsplichtige staat ingeschreven. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Ad 3

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking. Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente mededeelt. Het niet tijdig reageren wordt ook gezien als een weigering van het aanbod.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Ad 4

Bij acceptatie van het aanbod neemt het college binnen 8 weken het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening. Deze beschikking is overeenkomstig het gedane aanbod.

Bij afwijzing van het aanbod moet handhaving worden bezien.

Een nieuwkomer wordt gehandhaafd conform de verplichtingen gesteld in de wet.

Bij een oudkomer besluit het college in het individuele geval of er een handhavingsbeschikking wordt afgegeven.

Artikel 8    De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

Ad a en b

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringvoorzieningen en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld. De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringvoorziening (artikel 23, eerste lid Wi). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan betrokkene bekend zijn gemaakt.

Ad c

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, Wi). In de beschikking wordt van deze termijn melding gemaakt.

Ad d

Er wordt in de beschikking vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Ad e

Indien het college een inburgeringvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, in combinatie met artikel 26 Wi). Binnen vijf jaar na deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald.

Artikel 9    De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad bij verordening op de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 van de Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

In het kader van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het afstemmen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand), of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of –regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval geen bestuurlijke boete kan opleggen in het kader van de Wi.

Artikel 10             Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is. 

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, te weten 12 maanden.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 Wi moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 10 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt, te weten maximaal € 750,=. Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige. 

De artikelen 9 en 10 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen. In beleidsregels wordt door het college vastgelegd hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.

Artikel 11    Afweging boete

De boetebedragen zijn maximumbedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38 tweede lid, Wi). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

Artikel 12  Inwerkingtreding 

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13   Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.