Regeling vervallen per 23-12-2006

Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2006

Geldend van 24-12-2005 t/m 22-12-2006

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2006

De raad van de gemeente Baarle-Nassau;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2005;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2006

(Verordening rioolrechten 2006)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

a.

onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

b.

onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

c.

onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

d.

onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

Onder de naam ‘rioolrecht’ wordt geheven een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:

  • a.

    degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

  • b.

    ingeval een gedeelte van een eigendom – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 – ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters afvalwater, genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het belastingjaar naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt.

  • 3. Indien gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoegd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd, indien wordt aangetoond dat de laatste bedoelde hoeveelheid minimaal 20% bedraagt van de eerstbedoelde hoeveelheid water.

  • 5. Voor zover de gegevens, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld naar rato van het waterverbruik bij vergelijkbare roerende of onroerende zaken.

Artikel 5 Belastingtarieven

Het recht als bedoeld in artikel 2 bedraagt voor elke kubieke meter afvalwater € 0,95.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. Het gevorderde bedrag moet worden betaald tegelijk en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. moet worden betaald.

  • 2. Ingeval aan de belastingplichtige geen nota’s van Brabant Water N.V. worden verzonden, wordt het recht geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat tijdvak, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2 in de loop van het tijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat tijdvak, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweed en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het rioolrecht.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening rioolrecht 2003’ van 12 december 2002, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 16 december 2004, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2006.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolrecht 2006’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2005.

DE RAAD VOORNOEMD

Griffier

H.H. Dame

Voorzitter

Drs. J.P.M.M. Hendrikx