Regeling vervallen per 01-03-2019

Gewijzigd handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Baarle-Nassau)

Geldend van 01-09-2016 t/m 28-02-2019

Intitulé

De burgemeester van de gemeente Baarle-Nassau,

besluit vast te stellen het: Gewijzigd handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Baarle-Nassau)

Hoofdstuk 1: Inleiding

Op 1 november 2007 is het gewijzigde artikel 13b Opiumwet in werking getreden. Op grond van dit artikel is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen en/of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorend bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is. De werkingssfeer van artikel 13b Opiumwet is daarmee verruimd tot ook de niet voor het publiek toegankelijke lokalen en woningen.

Voor handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het openbaar ministerie en de politie vereist en strikte handhaving noodzakelijk. Bij de aanpak van drugshandel, hennepteelt en synthetische drugs worden naast strafrechtelijke sancties ook bestuursrechtelijke maatregelen ingezet (tweesporenbeleid). Strafrechtelijke sancties richten zich op de illegale drugshandel betrokken personen. Het beëindigen, opheffen en voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel wordt daarmee niet per definitie bereikt. Bestuursrechtelijke maatregelen richten zich op bij overtreding van de Opiumwet betrokken woningen of lokalen, waardoor het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel kan worden bereikt.

Op 2 december 2013 stelde de gemeente Baarle-Nassau haar “handhavingsbeleid 13b Opiumwet” (hierna: damocles-beleid) vast. De voorliggende beleidsnotitie is een wijziging ten opzichte van het oorspronkelijke beleid. Hierin is vastgelegd op welke manier de burgemeester gebruik maakt van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet. Argumenten om beleid voor de bestuurlijke handhaving van dit artikel te formuleren zijn:

  • ·

    Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met illegale verkooppunten van verdovende middelen of productieplaatsen daarvan;

  • ·

    De aanpak van georganiseerde criminaliteit (waaronder drugshandel) is één van de hoogste prioriteiten in de aanpak van onder andere politie en gemeenten;

  • ·

    De beleidsregel sluit aan bij/vloeit voort uit de landelijke en regionale bestuurlijke aanpak georganiseerde misdaad;

  • ·

    Om bij de handhaving aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit te voldoen is het gewenst om de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet vast te leggen in lokaal beleid;

  • ·

    De bestuursrechter eist van de burgemeester een gedegen onderbouwing, bij voorkeur door middel van beleidsregels, in geval van toepassing van een last onder bestuursdwang waarin lokalen of woningen op grond van artikel 13b Opiumwet worden gesloten.

Deze beleidsregels hebben tot doel:

  • ·

    te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

  • ·

    te bewerkstelligen dat er door de gekozen bestuursdwangmaatregel een einde komt aan de verboden situatie ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat;

  • ·

    te bewerkstelligen dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

  • ·

    kenbaar te maken aan de burger welke maatregelen hij van de overheid kan verwachten na een overtreding;

  • ·

    de handhavingactiviteiten van politie, openbaar ministerie en gemeente op elkaar af te stemmen en complementair te laten zijn.

Hoofdstuk 2: Juridisch kader

Artikel 13b Opiumwet

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, lijst II) van de Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen. Artikel 13b Opiumwet is bij wet van 27 september 2007 gewijzigd (Staatsblad 2007, 355). Op 1 november 2007 is de wijziging van artikel 13b Opiumwet in werking getreden en luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoel in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Reikwijdte artikel 13b Opiumwet

Volgens diverse gerechtelijke uitspraken valt ook hennepteelt binnen de reikwijdte van artikel 13b Opiumwet. In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of -planten wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dan geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Er is bij hennepknipperijen, drogerijen en buitenteelt vaak sprake van meer dan 5 gram hennep of hasjiesj. In het geval van 5 gram of meer hennep of hasjiesj brengt dit het risico van overdraagbaarheid met zich mee. De burgemeester van Baarle-Nassau beschouwt de aanwezigheid van meer dan 5 planten en/of meer dan 5 gram softdrugs als een handelshoeveelheid bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b Opiumwet. In geval van harddrugs geldt ditzelfde voor hoeveelheden groter dan 0,5 gram voor drugs die zich in gewicht laten uitdrukken. Voor GHB is dat voor een hoeveelheid groter dan 5 ml van toepassing en voor XTC voor een hoeveelheid groter dan 1 stuks. Daar waar in deze notitie gesproken wordt over drugshandel, wordt dus evengoed bedoeld het daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen (artikel 3.1).

Hoofdstuk 3: Algemene uitgangspunten handhavingsbeleid artikel 13b van de Opiumwet

Artikel 3.1: Definitie drugshandel

In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in een pand en/of de daarbij behorende erven.

Artikel 3.2: Definitie harddrugs

Alle middelen die vermeld worden op lijst I van de Opiumwet.

Artikel 3.3: Definitie softdrugs

Alle middelen die vermeld worden op lijst II van de Opiumwet.

Artikel 3.4: Onderscheid tussen woningen en lokalen

In deze beleidsregels betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt een onderverdeling gemaakt in de volgende rubrieken:

  • 1.

    Woningen: de niet gedoogde drugshandel in woningen en/of bij woningen behorende erven (hoofdstuk 4);

  • 2.

    Niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen en/of bij zodanige lokalen behorende erven (hoofdstuk 5).

Een derde te onderscheiden categorie zou zijn de gedoogde verkooppunten van softdrugs (de zogenaamde coffeeshops). Binnen de gemeente Baarle-Nassau zijn deze niet aanwezig, daarom worden zij in deze beleidsregels buiten beschouwing gelaten.

Artikel 3:5: Informatieverstrekking door politie

Omdat de Opiumwet geen mogelijkheid biedt om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen, is de burgemeester hoofdzakelijk afhankelijk van informatie uit opsporingsonderzoeken. Deze informatie dient aan de burgemeester te worden verstrekt in het kader van zijn taak met betrekking tot de openbare orde (waaronder ook artikel 13b Opiumwet). De politie rapporteert aan de burgemeester, indien is geconstateerd dat in strijd met de Opiumwet in al dan niet voor het publiek toegankelijke panden drugshandel plaatsvindt of heeft plaatsgevonden.

Artikel 3.6: Last onder bestuursdwang

Als beleidsuitgangspunt wordt gekozen voor het toepassen van een last onder bestuursdwang om een woning of lokaal voor bepaalde tijd te sluiten. Van een last onder dwangsom mag in het geval van overtreding van de Opiumwet weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelencircuit dusdanig groot is dat met een last onder dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Een last onder bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de last onder dwangsom tot feitelijke beëindiging van de overtreding kan leiden. Daarnaast wordt hiermee voorkomen dat belanghebbenden een financiële afweging zouden kunnen maken.

Artikel 3.7: Voornemen en zienswijze

Bij de procedure tot sluiting van een woning, lokaal en/of bijbehorend erf op grond van artikel 13b Opiumwet worden de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen. Alvorens over te gaan tot het daadwerkelijk sluiten van een woning, lokaal en/of bijbehorend erf zal aan belanghebbenden de gelegenheid worden geboden een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit. Voor zowel woningen als lokalen wordt een zienswijzetermijn van maximaal 5 dagen gehanteerd.

Artikel 3.8: Begunstigingstermijn

Ingevolge artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tweede lid, wordt in de beslissing tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te nemen. De belanghebbende kan dan de woning of het lokaal zelf sluiten (en indien nodig vooraf alle waardevolle goederen en zaken en/of goederen en zaken die aan bederf of teloorgang onderhevig (kunnen) zijn verwijderen). Deze termijn is voor woningen vastgesteld op maximaal 10 dagen. Voor lokalen is deze termijn vastgesteld op maximaal 5 dagen.

Artikel 3.9: Spoedeisendheid

Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang moet op schrift gesteld worden. Slechts indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing niet tevoren op schrift kan stellen, dan moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk nadat de bestuursdwang is toegepast (art. 5:31, lid 2 Awb).

Artikel 3.10: Uitvoeren sluiting door eigenaar zelf

De sluiting wordt uitgevoerd door middel van het afdichten van deuren en ramen en het vervangen van sloten. Onder het zelf afsluiten wordt verstaan het in het bijzijn van een medewerker van de gemeente Baarle-Nassau (laten) vervangen van de sloten van het pand, waarna het door de gemeente verzegeld wordt. De sleutels van deze nieuwe sloten blijven gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Baarle-Nassau.

Artikel 3.11: Uitvoeren sluiting door gemeente Baarle-Nassau

Wanneer geen gehoor wordt gegeven aan de last onder bestuursdwang, zal de gemeente zelf de ramen en deuren afdichten, de sloten vervangen en het pand verzegelen. Ook dan blijven de sleutels gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Baarle-Nassau.

Artikel 3.12: Aanduiding op het pand

Na sluiting van een pand brengt de gemeente Baarle-Nassau hierop een aanduiding aan, waarop staat dat het pand gesloten is ingevolge artikel 13b Opiumwet. Dit om duidelijk kenbaar te maken dat het pand gesloten is en daardoor de bekendheid als pand waar verdovende middelen beschikbaar zijn teniet te doen.

Artikel 3.13: Verwijtbaarheid

Volgens vaste jurisprudentie speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant/eigenaar geen rol bij de vraag of er zich een situatie voordoet die tot sluiting van de inrichting noopt. De exploitant/eigenaar is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde, verhuurde of anderszins beschikbaar gestelde woning, lokaal en/of bijbehorende erven.

Artikel 3.14: Eigenaar betaalt

Ingevolge artikel 5:25 Awb geschiedt de toepassing van een last onder bestuursdwang op kosten van de eigenaar. In de last onder bestuurdwang wordt dit aan de eigenaar medegedeeld. Het kan zijn dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, als bedoeld in artikel 5:29 Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van de zaken worden opgeschort. Het kostenverhaal bevat de kosten verbonden aan de sluiting: vervangen van sloten, verzegeling, ontsmetting, ontruiming, ambtelijke uren voor de sluiting, afsluiten van nutsvoorzieningen en dierenopvang.

Artikel 3.15: Bewonersbrief

In alle gevallen waarbij dit beleid van toepassing is (ofwel een sluiting, ofwel een bestuurlijke waarschuwing) informeert de gemeente de omwonenden of gebruiken van omliggende panden door middel van een bewonersbrief.

Hoofdstuk 4: Beleidsregels ten aanzien van woningen

Artikel 4.1: Woongenot

De sluiting van woningen grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt er onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

Artikel 4.2: Feitelijk voor bewoning gebruikt

De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een feitelijk voor bewoning gebruikte ruimte. Daar waar dus feitelijk sprake is van het hebben van woongenot. Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Veelal staat dit verwoord in het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dit kan echter ook geconstateerd worden door een medewerker van de gemeente Baarle-Nassau en in een controlerapport worden vastgelegd. Eventuele inschrijvingen in de gemeentelijke basisadministratie zijn mede bepalend om vast te stellen of er sprake is van feitelijke bewoning. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet feitelijk gebruikt wordt als woning wordt aangemerkt als lokaal en valt daarmee onder het handhavingsbeleid wat voor lokalen geldt, zoals dat onder hoofdstuk 5 beschreven staat.

Woningen en harddrugs

Artikel 4.3: Eerste constatering harddrugs in een woning

Bij de 1e overtreding van de Opiumwet (harddrugs) in een woning en/of bij woningen behorende erven, dan volgt een sluiting van 3 maanden.

Artikel 4.4: Tweede constatering harddrugs in een woning

Bij een 2e overtreding van de Opiumwet (harddrugs) in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen vijf jaar na de 1e constatering, dan volgt een sluiting van 6 maanden.

Artikel 4.5: Derde constatering harddrugs in een woning

Bij een 3e overtreding van de Opiumwet (harddrugs) in een woning en/of op bij woningen behorend erven, binnen vijf jaar na de 2e constatering, vindt er een sluiting van 12 maanden plaats.

Artikel 4.6: Vierde en volgende constatering harddrugs in een woning

Bij een 4e en volgende overtreding van de Opiumwet (harddrugs) in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen vijf jaar na de vorige constatering, vindt er een sluiting van 24 maanden plaats.

Woningen en softdrugs

Artikel 4.7: Eerste constatering softdrugs in een woning

Indien in woningen en/of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelsvoorraad van > 5 gram, dan ontvangen de betrokkenen hiervoor een op schrift gestelde bestuurlijke waarschuwing.

Artikel 4.8: Tweede constatering softdrugs in een woning

Bij een 2e overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen vijf jaar na de 1e constatering, vindt een sluiting plaats van 3 maanden.

Artikel 4.9: Derde constatering softdrugs in een woning

Bij een 3e overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen vijf jaar na de 2e constatering, vindt een sluiting plaats van 6 maanden.

Artikel 4.10: Vierde en volgende constatering softdrugs in een woning

Bij een 4e en volgende overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen vijf jaar na de vorige constatering, vindt een sluiting van 12 maanden plaats.

Artikel 4.11: Handhavingsmatrix woningen

Bovengenoemde richtlijnen met betrekking tot woningen zijn schematisch weergegeven in onderstaande handhavingsmatrix:

Constatering

1econstatering

2e constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

3e constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

4een volgende constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

Aanwezigheid van harddrugs in handelshoeveelheid

(> 0,5 gram) en/of verkoop van harddrugs in een woning

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

24 maanden sluiting

Aanwezigheid van softdrugs in handelshoeveelheid en/of verkoop softdrugs in woning (incl. aanwezigheid van een hennepkwekerij/drogerij/

knipperij)

Schriftelijke bestuurlijke waarschuwing

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Hoofdstuk 5: Beleidsregels ten aanzien van lokalen

Artikel 5.1: Lokalen

Onder de in deze categorie bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven, zoals winkels en horecabedrijven en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten. Zoals eerder omschreven vallen ook niet feitelijk bewoonde woningen onder deze categorie.

Lokalen en harddrugs

Artikel 5.2: Eerste constatering harddrugs in een lokaal

Bij een 1e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of daarbij behorende erven waarbij drugshandel t.a.v. harddrugs wordt geconstateerd, wordt dat pand voor de duur van 12 maanden gesloten.

Artikel 5.3: Tweede constatering harddrugs in een lokaal

Bij een 2e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel t.a.v. harddrugs wordt geconstateerd, binnen vijf jaar na de 1e constatering, wordt het pand gesloten voor de duur van 24 maanden.

Artikel 5.4: Derde en volgende constatering harddrugs in een lokaal

Bij een 3e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel t.a.v. harddrugs wordt geconstateerd, binnen vijf jaar na de 2e constatering, volgt een sluiting van 24 maanden.

Lokalen en softdrugs

Artikel 5.5: Eerste constatering softdrugs in een lokaal

Bij een 1e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of daarbij behorende erven waarbij drugshandel t.a.v. softdrugs wordt geconstateerd, wordt dat pand voor de duur van 6 maanden gesloten.

Artikel 5.6: Tweede constatering softdrugs in een lokaal

Bij een 2e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel t.a.v. softdrugs wordt geconstateerd, binnen vijf jaar na de 1e constatering, wordt het pand gesloten voor de duur van 12 maanden.

Artikel 5.7: Derde en volgende constatering softdrugs in een lokaal

Bij een 3e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel t.a.v. softdrugs wordt geconstateerd, binnen vijf jaar na de 2e constatering, volgt een sluiting van 24 maanden.

Artikel 5.8: Handhavingsmatrix lokalen

Bovengenoemde richtlijnen met betrekking tot lokalen zijn schematisch weergegeven in onderstaande handhavingsmatrix:

Constatering

1econstatering

2e constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

3een volgende constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

Aanwezigheid van harddrugs in handelshoeveelheid

(> 0,5 gram) en/of verkoop van harddrugs in een lokaal

12 maanden sluiting

24 maanden sluiting

24 maanden sluiting

Aanwezigheid van softdrugs in handelshoeveelheid en/of verkoop softdrugs in lokaal (incl. aanwezigheid van een hennepkwekerij/drogerij/

knipperij)

6 maanden

sluiting

12 maanden sluiting

24 maanden sluiting

Hoofdstuk 6: Overige uitgangspunten

Artikel 6.1: Aanvullende maatregelen

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De wet Victor regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet).

Artikel 6.2: Rechtsopvolging

Dit beleid is gerelateerd aan de locatie en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een opgelegde sluiting ook werkt voor rechtsopvolgers. Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening, gebaseerd op de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen.

Artikel 6.3: Verjaring

Indien gedurende vijf jaar na de waarschuwing of het op de eerdere constatering genomen besluit geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering. De verjaringstermijn van vijf jaar is met terugwerkende kracht van toepassing.

Artikel 6.4: Verzwarende omstandigheden

Indien er sprake is van verzwarende omstandigheden, wordt in geval van een woning een (extra) sluitingtermijn van 3 maanden toegepast. In geval van een lokaal wordt een extra sluitingstermijn van 6 maanden toegepast. Onder verzwarende omstandigheden worden in ieder geval (niet limitatief) verstaan die gevallen waarbij:

  • -

    er sprake is van gewelds- of andere openbare orde delicten en/of

  • -

    er sprake is van verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie

Artikel 6.5: Softdrugs en harddrugs

Indien bij één constatering zowel harddrugs als softdrugs wordt aangetroffen, wordt bij toepassing van dit beleid uitgegaan van het zwaarste misdrijf. Daarmee is dus het handhavingsbeleid voor harddrugs van toepassing.

In geval van een tweede of volgende constatering binnen de verjaringstermijn, waarbij tijdens de vorige constatering een andere soort drugs (softdrugs of harddrugs) zijn aangetroffen, wordt uitgegaan van de soort drugs (softdrugs of harddrugs) die tijdens de huidige constatering zijn aangetroffen. Dit ongeacht of de sluitingstermijn daarmee positief of negatief uitvalt voor de betrokkenen.

Artikel 6.6: Afwijkingsbevoegdheid

De richtlijnen zijn beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 Awb. Elke zaak vereist een afzonderlijke afweging. Op basis van feiten en omstandigheden kan in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd afgeweken worden van het beleid.

Artikel 6.7: Inwerkingtreding

Dit handhavingsbeleid treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 6.8: Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als "Gewijzigd handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Baarle-Nassau)".

Ondertekening

Baarle-Nassau, 1 september 2016
De burgemeester van de gemeente Baarle-Nassau,
M.H.M.R. de Hoon-Veelenturf