Regeling vervallen per 28-04-2007

Algemene subsidieverordening welzijnsactiviteiten gemeente Baarle-Nassau 2000

Geldend van 11-03-2000 t/m 27-04-2007 met terugwerkende kracht vanaf 24-02-2000

Intitulé

Algemene subsidieverordening welzijnsactiviteiten gemeente Baarle-Nassau 2000

De raad der gemeente Baarle-Nassau;

Gelezen het voorstel van Burgemeester en wethouders van 7 juni 1999;

gelet op de bepalingen in de gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t:

vast te stellen de Algemene subsidieverordening welzijnsactiviteiten gemeente Baarle-Nassau 2000.

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN.

Artikel 1 begripsomschrijvingen.

a.

raad:

de raad van de gemeente Baarle-Nassau;

b.

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau;

c.

gemeente:

de gemeente Baarle-Nassau;

d.

instelling:

een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie danwel een natuurlijke persoon of een groep van personen, die zonder winstoogmerk plaatselijke welzijnsactiviteiten verricht, of voornemens is deze te verrichten en daarvoor krachtens deze verordening subsidie wenst te ontvangen;

e.

subsidie:

de aanspraak op financiële middelen, verstrekt aan een instelling voor het zonder winstoogmerk uitvoeren van omschreven activiteiten op het terrein van het welzijn, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde diensten en/of goederen;

f.

jaar:

kalenderjaar;

g.

begroting:

een raming van inkomsten en uitgaven voor een kalenderjaar;

h.

activiteiten-

een door de algemene vergadering van een instelling

verslag:

vastgesteld inhoudelijk verslag van georganiseerde activiteiten over het afgelopen jaar.

i.

jaarverslag:

een door de algemene vergadering van een instelling vastgesteld inhoudelijk en financieel verslag over een kalenderjaar;

j.

activiteiten-

het door de instelling opgestelde programma, waarin de in het

programma

betrokken jaar uit te voeren activiteiten worden vermeld met de doelstelling, de te hanteren methoden en de benodigde personele, materiële en organisatorische middelen.

k.

welzijn

het beleidsterrein waartoe onder andere behoort het maatschappelijk en sociaal-cultureel welzijn: het welbevinden van personen en groepen in de samenleving, waarvan ontplooiing, het dragen van verantwoordelijkheden voor zichzelf en voor anderen en actieve maatschappelijke deelname aspecten zijn. Als deelterreinen van welzijn worden onder andere genoemd: volwasseneneducatie, vormings- en ontwikkelingswerk, sociaal-cultureelwerk, sport, kunst, recreatie en toerisme, maatschappelijke begeleiding en advies, kinderopvang en (basisgezondheids)zorg.

l.

subsidie

een vierjaarlijks door de raad vast te stellen beleidsprogramma,

programma

waarin het subsidiebeleid ten aanzien van de instellingen die vallen onder de werkingssfeer van deze verordening is opgenomen;

o.

subsidieplafond

het jaarlijks door de raad vast te stellen (maximale financiële kader:

p.

jaarprogramma

een jaarlijks door het college binnen de kaders van het subsidieprogramma en de door de raad vastgestelde subsidieplafonds vast te stellen lijst met daarin opgenomen de te verlenen subsidies aan instellingen die daarom hebben verzocht en vallen onder de werkingssfeer van deze verordening.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening.

  • 2.1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring door de gemeente van de terreinen van welzijnsbeleid, zoals die door de raad worden aangegeven in het subsidieprogramma.

  • 2.2. De raad besluit tot aanwijzing van beleidsterreinen die prioriteit genieten gedurende 4 jaren. Dit geschiedt middels vaststelling van het subsidieprogramma.

  • 2.3. De raad stelt jaarlijks bij de vaststelling van de gemeentebegroting de diverse subsidieplafonds vast.

  • 2.4. Het college stelt jaarlijks het jaarprogramma vast. Het college houdt hierbij rekening met het door de raad vastgestelde subsidieprogramma en de door de raad vastgestelde subsidieplafonds. Indien met instellingen meerjarenafspraken worden gemaakt, maken die deel uit van opeenvolgende jaarprogramma’ s.

  • 2.5. Aan een instelling wordt subsidie verleend indien de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdragen aan het realiseren van, en passen binnen, het geformuleerde welzijnsbeleid van de gemeente. Dit overigens enkel en alleen voorzover deze passen binnen de door de raad bij de begroting goedgekeurde subsidieplafonds.

  • 2.6. De raad stelt middels het subsidieprogramma algemene en bijzondere beleidsregels vast waaraan aanvragen onder andere kunnen worden getoetst.

Artikel 3 Subsidievormen.

  • 3.1 waarderingssubsidie.

    Waarderingssubsidies kunnen worden toegekend aan activiteiten van instellingen waaraan door de raad (in het subsidieprogramma) niet de hoogste prioriteit wordt toegekend. De gemeente wenst niet te treden in de aard noch inhoud van de activiteiten. Tussen het voortbestaan van de activiteiten en de subsidie is geen directe relatie.

  • 3.2 instandhoudings-/normeringssubsidies.

    Instandhoudings-/normeringssubsidies kunnen worden toegekend aan activiteiten van instellingen waaraan door de raad (in het subsidieprogramma) de hoogste prioriteit wordt toegekend. Op basis van in het subsidieprogramma vastgestelde grondslagen wordt gesubsidieerd op activiteiten of in de instandhouding van een instelling.

  • 3.3 budgetsubsidies.

    Budgetsubsidies kunnen worden toegekend aan instellingen die activiteiten organiseren met de hoogste prioriteit en waarover vooraf overeenkomst wordt bereikt over de te leveren prestaties (activiteiten).

  • 3.4 projectsubsidies.

  • 3.4.1. Incidentele subsidies.

    Incidentele subsidies kunnen worden toegekend aan activiteiten (evenementen, projecten) waarvan op voorhand vaststaat dat het een eenmalige activiteit is die in geen enkel opzicht gericht is op het verkrijgen van een structurele status.

  • 3.4.2. Experimentsubsidies.

    Experimentsubsidies kunnen worden toegekend aan activiteiten die het karakter van een experiment hebben en waarvoor geen verzoek kon worden ingediend dat met de behandeling van het jaarprogramma kon worden meegenomen. De activiteiten dienen een vernieuwend en/of beleidsintensiverend karakter te hebben.

  • 3.4.3. Jubileumsubsidies.

    Ten behoeve van 25-, 40- of 50 jarig bestaan van een instelling kan ter felicitatie een subsidie als blijk van waardering worden toegekend. Alleen het jubileum op zich is voldoende om in aanmerking te komen voor deze subsidie. Ten behoeve van activiteiten gericht op de hele plaatselijke bevolking in het kader van een jubileum kan een incidentele subsidie worden aangevraagd.

  • 3.4.4. Investeringssubsidies.

    Verzoeken om subsidies in investeringen van instellingen, met activiteiten die onder de werkingssfeer van deze verordening vallen, worden uitgezonderd. In voorkomende gevallen zal de gemeenteraad na beoordeling van het verzoek een separaat besluit nemen.

HOOFDSTUK 2 DE SUBSIDIEAANVRAAG EN DE SUBSIDIEBESCHIKKING.

Artikel 4 De subsidieaanvraag.

  • 1. Voor de verschillende subsidievormen zoals genoemd in artikel 3 van deze verordening geldt in zijn algemeenheid dat de aanvraag tot subsidieverlening voor 15 april van het jaar voorafgaande waarvoor de subsidie wordt gevraagd dient te worden ingediend.

  • 2. Het door de raad vast te stellen subsidieprogramma en dan met name de algemene paragrafen bevatten nadere regels met betrekking tot de termijn van aanvraag tot subsidieverlening.

Artikel 5 Inhoud van de subsidieaanvraag.

  • 1. Voor de verschillende subsidievormen zoals genoemd in artikel 3 van deze verordening geldt dat de inhoud van de aanvraag varieert. In zijn algemeenheid geldt dat de mate waarin bij de aanvraag bescheiden dient te worden overgelegd afgestemd is op de subsidievorm en de hoogte van het bedrag.

  • 2. In het door de raad vast te stellen subsidieprogramma worden nadere regels gesteld met betrekking tot welk bescheiden voor welke subsidievorm dient te worden overgelegd.

Artikel 6 De subsidiebeschikking.

  • 1. Het college beschikt op een subsidieaanvraag, binnen vier weken nadat zij het jaarprogramma heeft vastgesteld.

  • 2. Voor aanvragen in het kader van projectsubsidies die niet via het jaarprogramma (kunnen) lopen zijn in de algemene paragraaf projectsubsidies van het subsidieprogramma specifieke regels opgenomen.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten;

    • b.

      het bedrag van de subsidie, danwel het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden bepaald en de wijze waarop dit wordt bepaald;

    • c.

      het tijdvak waarover subsidie wordt verleend;

    • d.

      de voorwaarden die verbonden worden aan de subsidie;

  • 4. In het door de raad vast te stellen subsidieprogramma worden nadere regels gesteld met betrekking tot de beschikking.

Artikel 7 Definitieve vaststelling.

  • 1. De instellingen overleggen jaarlijks – voor 15 april van het jaar volgende waarop de subsidieverlening betrekking heeft – het bescheiden dat noodzakelijk is tot definitieve vaststelling van het subsidie.

  • 2. In het door de raad vast te stellen subsidieprogramma worden in de algemene paragrafen per subsidievorm nadere regels gegeven met betrekking tot welke gegevens dienen te worden overgelegd.

  • 3. Indien uit de verstrekte gegevens blijkt dat de toegekende subsidie overeenkomstig haar bestemming is gebruikt (en dus aan de algemene en bijzondere voorwaarden zoals neergelegd in het subsidieprogramma is voldaan) vindt definitieve vaststelling plaats.

  • 4. Indien uit de verstrekte gegevens blijkt dat de toegekende subsidie niet of niet volledig overeenkomstig de bestemming is gebruikt kan besloten worden tot definitieve vaststelling op een ander bedrag.

  • 5. Uiterlijk voor 1 juli van het jaar volgend waarop de subsidie betrekking heeft stelt het college de subsidies definitief vast.

  • 6. Ook instellingen waarmee meerjarenbudgetafspraken zijn gemaakt dienen aan de eisen uit lid 1. te voldoen. Definitieve vaststelling vindt echter pas plaats nadat de meerjarenperiode is afgelopen.

Artikel 8 Weigeringsgronden.

  • 1. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden c.q. verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording af zal leggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, danwel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 3. De subsidieverlening wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      de subsidie niet past binnen de doelstellingen van het gemeentelijk welzijnsbeleid en de beleidsregels zoals door de raad geformuleerd in het subsidieprogramma;

    • b.

      de subsidie niet past binnen het betreffende subsidieplafond.

HOOFDSTUK 3 VOORWAARDEN EN SANCTIES.

Artikel 9 verplichtingen.

  • 1. De instelling die subsidie ontvangt is verplicht alle wijzigingen in de gegevens op grond waarvan de subsidietoekenning heeft plaatsgevonden, ter goedkeuring aan het college voor te leggen, voor zover die relevant zijn voor de uitvoering van de activiteiten waar de subsidie voor wordt verleend.

  • 2. In het door de raad vast te stellen subsidieprogramma worden in de algemene paragrafen per subsidievorm nadere regels gegeven met betrekking tot de overige verplichtingen waaraan de subsidiënt dient te voldoen.

Artikel 10 aanvullende voorwaarden.

  • 1. Aan de subsidieverlening kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. In diverse artikelen van deze verordening wordt daartoe verwezen naar het vier jaarlijks door de gemeenteraad vast te stellen subsidieprogramma. Daarnaast kan het college in de subsidiebeschikking voorwaarden opnemen. Deze voorwaarden kunnen onder andere betrekking hebben op: inhoud en omvang van de activiteiten; de administratie die de instelling voert; het verstrekken van aanvullende gegevens; het afleggen van verantwoording aan de subsidiënt; het verzekeren van risico’s; kwaliteit van de ruimtelijke voorzieningen waar wordt gewerkt; samenwerking met andere instellingen; aantal uren openstelling; de groepsgrootte; eventueel in rekening te brengen eigen bijdragen; het vormen van reserves en voorzieningen etc..

  • 2. De in het eerste lid genoemde opsomming van mogelijke aanvullende voorwaarden is niet uitputtend. De raad c.q. het college behouden de mogelijkheid om andere voorwaarden te stellen. Uiteraard voor zover deze passen binnen de mogelijkheden van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11 sancties.

  • 1. Het college kan besluiten tot opschorting van het verstrekken van voorschotten of de subsidieverlening intrekking of ten nadele van de instelling wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de instelling heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden voorwaarden en of verplichtingen;

    • c.

      de instelling onjuiste en/of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze onjuiste en/of onvolledige gegevens tot een andere beschikking op een aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten;

    • e.

      veranderende omstandigheden en/of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting en/of gewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2. De intrekking en of wijziging werkt terug tot het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking en/of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De beschikking die voortvloeit uit het eerste lid regelt tevens de gevolgen ervan, waarbij de instelling zoveel mogelijk in staat gesteld moet worden haar op grond van de reeds verleende subsidies aangegane verplichtingen behoorlijk na te komen.

  • 4. Bij de intrekking of wijziging op grond van het eerste lid vergoedt het college de onevenredige schade die de instelling lijdt doordat zij in vertrouwen op subsidie anders heeft gehandeld dan zij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 12 intrekking of wijziging van de subsidievaststelling.

  • 1. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan het college bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening had kunnen worden vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten;

    • c.

      indien de instelling na de subsidievaststelling in strijd met de aan de subsidie verbonden voorwaarden heeft gehandeld.

  • 2. De intrekking en of wijziging van de subsidievaststelling werkt terug tot het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij het bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De subsidievaststelling kan niet worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien sedert de dag waarop de subsidievaststelling is bekend gemaakt, dan wel een handeling als bedoeld in lid 1 onder c. heeft plaatsgevonden, vijf jaren verstreken zijn.

Artikel 13 wijziging subsidiebeleid.

  • 1. Indien aan een instelling voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, kan de subsidie voor een daarop volgend tijdvak slechts met inachtneming van een redelijke termijn worden geweigerd op grond van het feit dat veranderende en/of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2. Voorzover aan het eind van een tijdvak waarvoor subsidie is verleend, sedert de bekendmaking het voornemen tot weigering van een daarop aansluitend tijdvak, nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend.

  • 3. De instelling wordt zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld haar op grond van reeds verleende subsidies aangegane verplichtingen na te komen.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 bezwaarmogelijkheden.

Deze verordening voorziet niet in specifieke bezwaar- en of beroepsmogelijkheden. Tegen elk op grond van deze verordening genomen besluit staan de gebruikelijke bezwaarmogelijkheden van de Algemene wet bestuursrecht open.

Artikel 15 Nadere regels.

Het college is bevoegd terzake van onderwerpen in deze verordening genoemd, binnen haar in dit kader toekomende bevoegdheden, nadere beleidsregels te stellen.

Artikel 16 Onvoorziene omstandigheden.

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, treft het college, gehoord de betroffen instelling, de nodige voorzieningen en/of beslissingen. De commissie burgerzaken wordt achteraf hiervan op de hoogte gesteld.

Artikel 17 Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening welzijnsactiviteiten gemeente Baarle-Nassau 2000”.

Artikel 18 Inwerkingtreding.

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2000.

  • 2. Met ingang van dat tijdstip vervallen:

    • a.

      de subsidieverordening welzijn van 23-03-1989;

    • b.

      het welzijnsplan van 1989 met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die op het moment van inwerkingtreding over meerdere jaren op grond van bovengenoemde regelingen zijn toegekend voor een periode die doorloopt na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Ondertekening

De raad van de gemeente Baarle-Nassau,

Namens dezen,

De gemeentesecretaris

Dhr. J. Pekaar

De burgemeester

J.P.M.M. Hendrikx