Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaats

Geldend van 01-12-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaats

Het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau

gelet op

  • 1.

    artikel 49 t/m 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), dat toeziet op de afgifte van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart;

  • 2.

    artikel 15 en 18 Wegenverkeerswet 1994, over de plaatsing en verwijdering van verkeersborden en over het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders dat hieraan vooraf gaat;

  • 3.

    artikel 26 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), over het parkeren op de gehandicaptenparkeerplaats;

  • 4.

    artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid;

  

besluit tot het vaststellen van de volgende beleidsregels:

Hoofdstuk 1 Algemene bepaling

 

Artikel 1 Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990;

  • b.

    wet: Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    motorvoertuigen: alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen;

  • d.

    gehandicaptenvoertuig: voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter en niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km per uur bedraagt, en geen bromfiets is;

  • e.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • f.

    gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats aangeduid met bord E6 uit bijlage I van het RVV 1990 waar uitsluiten mag worden geparkeerd door:

  • 1.

    een gehandicaptenvoertuig;

  • 2.

    een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht of

  • 3.

    indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig;

  • g.

    bestuurder: degene die het motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig bestuurt;

  • h.

    geneeskundig onderzoek; het geneeskundig onderzoek wordt gelet op artikel 3 van de de regeling GPK verricht door de GGD dan wel door een vanwege het bevoegd gezag aangewezen deskundige;

  • i.

    Regeling gehandicaptenkaart: wettelijk kader ten behoeve van het gehandicaptenkaart parkeren;

  • j.

    Europese Gehandicaptenparkeerkaart: ontheffing om te kunnen parkeren op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen als bedoeld in artikel 26, eerste lid onder b RRV;

  • k.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • l.

    stallingsplaats: Een plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaande of toegankelijk.

  

Artikel 2 Indienen aanvraag

Een aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt schriftelijk of elektronisch ingediend met een daarvoor bestemd volledig ingevuld aanvraagformulier.

Artikel 3 Voorwaarden voor een gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Op aanvraag van een houder van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders kan een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken nabij het woonadres worden aangewezen indien:

  • a.

    binnen de vastgestelde maximale loopafstand van het woonadres parkeren niet mogelijk is;

  • b.

    deze houder in de basisregistratie Personen (BRP) is ingeschreven en woont op het adres in Baarle-Nassau waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd;

  • c.

    de Europese Gehandicaptenparkeerkaart minimaal 6 maanden geldig is na de datum van de aanvraag;

  • d.

    deze houder of diens huisgenoot houder is van het motorvoertuig, het gehandicaptenvoertuig of de brommobiel waarvoor de plaats wordt aangevraagd en

  • e.

    deze houder niet beschikt of kan beschikken over een naar mening van het college geschikte stallingsplaats.

  • 2.

    Op aanvraag van een houder van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers kan een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken nabij het woonadres worden aangewezen indien:

  • a.

    binnen de vastgestelde maximale loopafstand van het woonadres parkeren niet mogelijk is;

  • b.

    deze houder in de basisregistratie Personen (BRP) is ingeschreven en woont op het adres in Baarle-Nassau waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd;

  • c.

    de Europese Gehandicaptenparkeerkaart minimaal 6 maanden geldig is na de datum van de aanvraag;

  • d.

    uit een eventueel door het college aangevraagd aanvullend geneeskundig onderzoek blijkt dat het aanwijzen van een gereserveerde parkeerplaats nodig is;

  • e.

    deze houder of diens huisgenoot houder is van het motorvoertuig, het gehandicaptenvoertuig of de brommobiel waarvoor de plaats wordt aangevraagd en

  • f.

    deze houder niet beschikt of kan beschikken over een naar mening van het college geschikte stallingsplaats.

  • 3.

    Op aanvraag van een houder van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders kan een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken nabij het werkadres worden aangewezen indien:

  • a.

    binnen de vastgestelde maximale loopafstand van het werkadres parkeren niet mogelijk is;

  • b.

    deze houder een arbeidscontract of werkgeversverklaring kan overleggen waaruit blijkt dat hij werkzaam is bij de locatie van het bedrijf waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd;

  • c.

    deze houder een uittreksel van de Kamer van Koophandel kan overleggen waaruit blijkt dat het bedrijf waar hij werkzaam is, is gevestigd op het adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd;

  • d.

    de Europese Gehandicaptenparkeerkaart minimaal 6 maanden geldig is na de datum van de aanvraag;

  • e.

    deze houder ook houder is van het motorvoertuig, het gehandicaptenvoertuig of de brommobiel waarvoor de plaats wordt aangevraagd en

  • f.

    deze houder en het bedrijf niet beschikken of kunnen beschikken over een naar mening van het college geschikte stallingsplaats.

4. Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt voor één kenteken aangewezen.

Artikel 4 Locatie van een gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt binnen een loopafstand van 100 meter van het woon- of werkadres van de aanvrager op een verkeersveilige en voor de aanvrager bereikbare locatie op de openbare weg aangelegd.

  • 2.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt binnen de bestaande parkeerruimte aangelegd, tenzij hiervoor binnen een loopafstand van 100 meter van het woon- of werkadres geen geschikte locatie is.

  • 3.

    De exacte locatie wordt in overleg met de aanvrager bepaald.

  • 4.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt niet aangelegd

  • a.

    ter plaatse van een stopverbod of parkeerverbod;

  • b.

    bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;

  • c.

    op wegen zonder parkeermogelijkheid;

  • d.

    voor een inrit of een uitrit;

  • e.

    op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

 

Artikel 5 Aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Aanwijzing van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken geschiedt door middel van een verkeersbesluit binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag. Wanneer dit besluit niet binnen de gestelde termijn kan worden genomen, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. De termijn voor het besluit wordt maximaal één keer verlengd met acht weken.

  • 2.

    De gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd binnen één maand na de dag dat het verkeersbesluit onherroepelijk is en de kosten voor de aanleg zijn voldaan. Wanneer de aanleg niet binnen de gestelde termijn mogelijk is, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. De termijn voor het besluit wordt maximaal één keer verlengd met één maand.

  • 3.

    De houder van een gehandicaptenparkeerplaats is verplicht door te geven als het kenteken van het motorvoertuig wijzigt.

  • 4.

    De houder van een gehandicaptenparkeerplaats bij het werkadres is verplicht door te geven als de werktijden veranderen.

  • 5.

    De aanleg van de gehandicaptenparkeerplaats gebeurt conform de geldende richtlijnen:

  • a.

    parallel aan de stoep minimaal 3,50 breed en 6,00 meter lang;

  • b.

    als insteekvak minimaal 3,00 breed en 5,00 meter lang

  • 6.

    Een gehandicaptenparkeerplaats wordt minimaal gerealiseerd met:

  • a.

    het bord E6 in de bijlage van het RVV met een onderbord waarop één kenteken staat vermeld;

  • b.

    markering van de gehandicaptenparkeerplaats door middel van een wit kruis op het wegdek;

  • c.

    een onderbord met een tijdvenster van de werktijden bij aanleg bij een werkadres.

 

Artikel 6 Kosten van een gehandicaptenparkeerplaats

De te betalen kosten voor het aanleggen en wijzigen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken zijn vastgesteld in de legesverordening.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een aanvraag wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden bij of krachtens deze beleidsregels.

  • 2.

    Indien er op eigen terrein gelegenheid is om zelf in een parkeerplaats te voorzien dan wel dat aanvrager op eigen terrein een mogelijkheid om een auto te stallen heeft zoals een carport of een garage, komt de aanvrager niet in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats. Het doet niet ter zake of de parkeerplaats, carport of garage in gebruik is voor andere doeleinden, tenzij de bestemming van rechtswege is gewijzigd.

  • 3.

    Een aanvraag wordt geweigerd indien een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken van dezelfde aanvrager is ingetrokken op grond van artikel 8, tweede lid onder a en b.

 

Artikel 8 Intrekkingsgronden

  • 1.

    Het college heft een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op indien:

  • a.

    de aanvrager verhuist;

  • b.

    de aanvrager overlijdt;

  • c.

    de aanvrager bij een gehandicaptenparkeerplaats bij het werkadres niet meer werkzaam is op die locatie;

  • d.

    de aanvrager niet meer beschikt over een Europese Gehandicaptenparkeerkaart;

  • e.

    de aanvrager of diens huisgenoot niet meer de houder is van het motorvoertuig, het gehandicaptenvoertuig of de brommobiel waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats werd aangelegd;

  • f.

    niet (langer) wordt voldaan aan de voorwaarden bij of krachtens deze beleidsregels;

  • g.

    de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is aangewezen op grond van de door de aanvrager verschafte onjuiste gegevens;

  • h.

    de aanvrager daar om verzoekt.

  • 2.

    Het college kan een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken opheffen indien:

  • a.

    de gehandicaptenparkeerplaats niet wordt gebruikt ten behoeve van degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen;

  • b.

    zich een wijziging voordoet in de omstandigheden en deze wijziging zich verzet tegen de instandlating van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.

  • 3.

    De houder van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is zelf verplicht relevante wijzigingen door te geven.

 

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

 

Artikel 10 Citeertitel en ingangsdatum

1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ‘Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaats op kenteken’.

2. Deze beleidsregels treden in werking per 1 december 2018.

Ondertekening