Regeling vervallen per 08-02-2018

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2016

Geldend van 24-02-2017 t/m 07-02-2018

Intitulé

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2016

Nadere regels

Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2016

Burgemeester en wethouders van Baarn;

gelet op:

de artikelen 2.1, tweede lid, 3.4, vierde en vijfde lid, en 4.1, tweede en derde lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015 en artikel 156, eerste en derde lid, van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vaststellen van de Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2016

HOOFDSTUK 1: BEGRIPPEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • b.

    algemene voorziening: een voorziening die wordt aangeboden door maatschappelijke organisaties en door de markt en die vrij toegankelijk is voor alle inwoners;

  • c.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • d.

    cliëntondersteuner: degene die de cliënt kosteloos ondersteunt door het geven van informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan. Ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken deel uit van de taken van een cliëntondersteuner;

  • e.

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2,3,2, eerste lid, van de wet;

  • f.

    maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • g.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • h.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • i.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • j.

    Zorg in natura: zorg die via een gecontracteerde aanbieder wordt ingezet.

Hoofdstuk 2: Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld bij:

    • a.

      het loket Wonen, Zorg en Welzijn van de gemeente Baarn;

    • b.

      het Lokaal Team;

    • c.

      de door de centrumgemeente Amersfoort aan te wijzen instellingen voor opvang indien het gaat om een hulpvraag op het gebied van opvang.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of digitaal.

  • 3. In de ontvangstbevestiging is informatie opgenomen over de mogelijkheid van cliëntondersteuning, een persoonlijk plan en eventueel aanvullende informatie welke bij de eerste afspraak moet worden meegenomen.

  • 4. In spoedeisende gevallen, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet, treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Vooronderzoek en indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, ter inzage.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet, op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 5. Bij het opstellen van het persoonlijk plan kan de cliënt gebruik maken van cliëntondersteuning die via de gemeente wordt aangeboden.

  • 6. De cliëntondersteuner ziet erop toe dat het persoonlijk plan ingaat op alle mogelijkheden waarover de cliënt zelf beschikt om een (gedeeltelijke) oplossing voor zijn probleem te vinden.

  • 7. Een persoonlijk plan omvat tenminste:

    • a.

      een beschrijving van de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      een inventarisatie van de oplossingsmogelijkheden;

    • c.

      mogelijkheden om, indien van toepassing, de mantelzorger te ondersteunen;

    • d.

      mogelijkheden van lokaal en regionaal beschikbare algemene voorzieningen die bijdragen aan het oplossen van het probleem;

    • e.

      mogelijkheden die ontstaan door voorliggende voorzieningen vanuit diverse regelingen, zoals zorgverzekering, openbare gezondheidszorg, jeugdhulp, (passend) onderwijs, wonen, werk en inkomen;

    • f.

      toestemming om in het kader van de hulpvraag relevante persoonlijke gegevens uit te wisselen met personen betrokken bij de uitvoering van het plan.

Artikel 4. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn;

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze, en

    • k.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 5. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, als bedoeld in artikel 4.

  • 2. Het verslag is een zorgvuldige weergave van alle relevante feiten en omstandigheden die in de fase van vraagverheldering zijn verzameld.

  • 3. Een ingediend persoonlijk plan maakt (als bijlage) onderdeel uit van het verslag.

  • 4. Het college verstrekt het verslag aan de cliënt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zeven werkdagen, na het gesprek.

  • 5. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen zeven dagen wordt geretourneerd.

  • 6. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens de reden aangeven waarom hij niet akkoord is.

  • 7. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek, voorzien van naam, adres, burgerservicenummer (BSN) en dagtekening, aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

Hoofdstuk 3: Algemene voorzieningen

Artikel 7. Algemeen

1.Een algemene voorziening op het gebied van ondersteuning en dienstverlening die wordt aangeboden door maatschappelijke organisaties en door marktpartijen en vrij toegankelijk is voor iedere inwoner van de gemeente Baarn of een specifiek daarvoor aangewezen doelgroep.

Hoofdstuk 4: Maatwerkvoorzieningen

Artikel 8. Maatwerkvoorziening

  • 1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als er geen toereikende (voorliggende) voorzieningen zijn en de betreffende maatwerkvoorziening bijdraagt aan de zelfredzaamheid en/of participatie van de cliënt in de samenleving.

  • 2. Mantelzorg en mogelijkheden uit het sociale netwerk van de aanvrager gelden niet als afdwingbare voorliggende voorziening.

  • 3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening (technisch) is afgeschreven en/of niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 4. Wanneer de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen kan vervanging van de maatwerkvoorziening noodzakelijk worden geacht, tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk op andere wijze tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

  • 5. De hoogte van de vergoedingen worden weergegeven in het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp.

  • 6. Het college bepaalt jaarlijks de hoogte van vergoedingen.

Artikel 9. Vervoersvoorzieningen

  • 1. Het gebruik van het collectief (openbaar) vervoer heeft het primaat als het de cliënt naar het oordeel van het college in voldoende mate in staat stelt tot participatie.

  • 2. Indien gebruik wordt gemaakt van de regiotaxipas kan maximaal 2000 km per jaar worden gereisd.

  • 3. Een persoon die naar het oordeel van het college bij het vervoer met het collectief (openbaar) vervoer is aangewezen op persoonlijke begeleiding, kan gratis een begeleider laten meereizen.

  • 4. Een vervoersvoorziening wordt geweigerd indien de cliënt:

    • a.

      in het bezit is van een auto die hij gebruikt; en

    • b.

      bij het gebruik van de auto geen problemen ondervindt; en

    • c.

      de auto voorziet in de lokale vervoersbehoefte.

Artikel 10. Woonvoorzieningen

  • 1. Bij de beoordeling van de vraag of een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard noodzakelijk is geldt het primaat van verhuizing naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning in Baarn of in de nabijheid van Baarn liggende gemeenten.

  • 2. Indien een verhuizing in de situatie genoemd in het eerste lid naar het oordeel van het college in redelijkheid niet van de cliënt kan worden gevergd, geldt het primaat van de losse woonunit.

  • 3. Indien een verhuizing of een losse woonunit, genoemd in het eerste en tweede lid, naar het oordeel van het college in redelijkheid niet van de cliënt kan worden gevergd, kan een woningvoorziening van bouwkundige aard of woontechnische aard worden verstrekt.

Hoofdstuk 5: Bijdrage in de kosten

Artikel 11. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1. Voor het gebruik van een algemene voorziening kan een bijdrage in de kosten worden gevraagd door de aanbieder.

  • 2. De aanbieder van de algemene voorziening bepaalt de hoogte van de bijdrage. Deze kan niet hoger zijn dan de kostprijs.

Artikel 12. Bijdrage in de kosten van de algemene voorziening Hulp bij het Huishouden (HH)

  • 1. Voor het gebruik van de algemene voorziening Hulp bij het Huishouden (HH) is een bijdrage in de kosten verschuldigd aan de aanbieder.

  • 2. De hoogte van de bijdrage voor het gebruik van de algemene voorziening HH is gelijk aan de kostprijs van de voorziening.

  • 3. Het college komt tegemoet in de kosten voor het gebruik van maximaal 2,5 uren HH als algemene voorziening, voor wie tot de Wmo-doelgroep behoort. De hoogte van de tegemoetkoming is opgenomen in het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp.

  • 4. Om vast te stellen of een cliënt behoort tot de Wmo-doelgroep, voert het college voor de algemene voorziening HH een lichte toegangstoets uit.

Artikel 13. Eigen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

  • 1. Voor een maatwerkvoorziening, dan wel pgb, wordt aan de cliënt een eigen bijdrage gevraagd, maar niet langer dan dat hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of langer dan de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2. Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdragen en inkomensgrenzen wordt aangesloten bij het uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 3. Het aantal perioden van 4 weken waarover een eigen bijdrage wordt berekend, is afhankelijk van de kostprijs van de voorziening.

  • 4. De eigen bijdrage wordt, bij afschrijving van voorzieningen, maximaal tot het moment dat de voorziening economisch is afgeschreven, opgelegd.

  • 5. Voor de eigen bijdrage voor beschermd wonen en opvang zijn de Nadere regels opvang en beschermd wonen van de gemeente Amersfoort van toepassing.

  • 6. De eigen bijdrage van de Wmo is niet verschuldigd voor de in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in artikel 3.8 lid 4 genoemde categorieën.

  • 7. De eigen bijdrage Wmo kan van 0-100% worden verlaagd indien:

    • 1.

      Het schuldhulpverleningstraject van de betreffende cliënt wordt geblokkeerd doordat het heffen van de eigen bijdrage vanuit de Wmo leidt tot oplopende schulden.

    • 2.

      Er sprake is van schulden waardoor de cliënt de eigen bijdrage niet kan betalen en hulp vanuit de Wmo noodzakelijk is. Om te besluiten tot een verlaging van de eigen bijdrage is het een voorwaarde dat men deelneemt aan de gemeentelijke schuldhulpregeling.

    • 3.

      Indien er sprake is van beperkt ziekte inzicht of zorgmijdend gedrag waardoor heffing van de eigen bijdrage leidt tot het niet accepteren van hulp vanuit de Wmo en deze hulp noodzakelijk is.

      Van noodzakelijke hulp is sprake, wanneer:

    - Het ontbreken van deze hulp leidt tot crises waardoor de veiligheid van de cliënt of zijn/haar omgeving in het geding komt en extra inzet van hulpdiensten nodig is.

    - Er sprake is van overbelasting van de mantelzorger, in die mate dat directe uitval van de mantelzorger en opname van de cliënt dreigt.

  • 8. Tot een verlaging van de eigen bijdrage Wmo als genoemd in het zevende lid wordt alleen besloten indien er geen andere oplossingen mogelijk zijn en voor de periode, het percentage en de vorm van zorg die noodzakelijk is.

Hoofdstuk 6: Regels voor het persoonsgebonden budget

Artikel 14. Toetsing motivatie-eis

  • 1. Een pgb wordt verstrekt als de cliënt kan motiveren dat de verstrekking van de voorziening, gelet op diens participatie in de samenleving, de voorkeur heeft boven ondersteuning in natura.

  • 2. Indien het pgb wordt ingezet voor het afnemen van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van iemand die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt, dan wordt de meerwaarde daarvan aangetoond.

  • 3. Een pgb is van meerwaarde indien uit de motivering blijkt dat:

    • a.

      een verstrekking in de vorm van een pgb aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura;

    • b.

      een verstrekking in de vorm van een pgb aantoonbaar meerwaarde heeft als dat aansluit bij de levensbeschouwelijke, godsdienstige of culturele achtergrond van de cliënt.

  • 4. Een pgb wordt ook verstrekt voor voorzieningen die vanwege hun aard niet in natura kunnen worden aangeboden.

Artikel 15. Aanvragen van een pgb

  • 1. Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe een budgetplan in, waarbij de cliënt aangeeft:

    • a.

      welke voorziening met het pgb wordt ingekocht en door wie deze wordt geleverd;

    • b.

      indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    • c.

      hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

    • d.

      indien het pgb wordt ingezet voor het afnemen van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van iemand die behoort tot het sociale netwerk van aanvrager dan wordt de meerwaarde daarvan aangetoond;

    • e.

      op welke wijze deze voorziening bijdraagt aan participatie en zelfredzaamheid;

    • f.

      op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd;

    • g.

      op welke wijze eventuele meerkosten van de voorziening worden bekostigd;

    • h.

      een onderbouwde begroting.

  • 2. Een pgb is alleen mogelijk als:

    • a.

      De ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde resultaat;

    • b.

      De cliënt naar het oordeel van het college in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of hij daarvoor iemand heeft gemachtigd die:

      • 1.

        Is verbonden aan een organisatie die beschikt over het keurmerk van Per Saldo, of

      • 2.

        Een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het PGB wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het PGB is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.

  • 3. Het college toetst de geschiktheid van cliënt of zijn sociale netwerk om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • 4. Een pgb is niet mogelijk:

    • a.

      Als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • b.

      Voor zover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb.

Artikel 16. Professionele ondersteuning

Er is sprake van professionele ondersteuning als één van de in dit artikel genoemde situaties zich voordoet en de hulpverlener/zorgverlener beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag die na of maximaal 2 maanden voor indiensttreding bij zijn werkgever of de start van de zorg/ondersteuning is afgegeven:

  • a.

    De organisatie die de ondersteuning levert is door de gemeente voor een maatwerkvoorziening gecontracteerd voor het betreffende segment;

  • b.

    De organisatie die de ondersteuning levert voldoet aan alle volgende, cumulatieve criteria:

    • 1.

      staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de activiteiten bestaan blijkens deze inschrijving uit het verlenen van de ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde ondersteuning/zorg die is opgenomen in het plan van aanpak;

    • 2.

      biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers;

    • 3.

      de organisatie en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan aanbieders en ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is;

    • 4.

      indien het gaat om zorg of ondersteuning die op de locatie van de zorgverlener plaatsvindt moet deze locatie voldoen aan de eisen die aan de locatie van de gecontracteerde aanbieders van vergelijkbare zorg worden gesteld.

  • c.

    Een zelfstandig werkende hulpverlener/ondersteuner voldoet aan alle volgende, cumulatieve, criteria:

    • 1.

      staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de activiteiten bestaan blijkens deze inschrijving uit het verlenen van de ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde ondersteuning/zorg die is opgenomen in het plan van aanpak;

    • 2.

      de belastingdienst beschouwt de hulpverlener/ondersteuner in het kader van de hulpverlening/ondersteuning aan de cliënt als ondernemer;

    • 3.

      de medewerker voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en berekent een tarief dat marktconform is.

    • 4.

      Indien het gaat om zorg of ondersteuning die op de locatie van de zorgverlener plaatsvindt moet deze locatie voldoen aan de eisen die aan de locatie van de gecontracteerde aanbieders van vergelijkbare zorg worden gesteld.

Artikel 17. Pgb Huishoudelijk hulp

1.Aanvullend op artikel 16 geldt bij een pgb voor Huishouden Hulp dat er eveneens sprake is van professionele ondersteuning als een hulpverlener/zorgverlener een arbeidsovereenkomst heeft met de cliënt voor het leveren van ondersteuning die past binnen de kaders van de benodigde zorg/ondersteuning die is opgenomen in het plan van aanpak, indien en voor zover de hulpverlener:

  • a.

    voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld;

  • b.

    de ondersteuning levert zoals opgenomen in het plan van aanpak;

  • c.

    geen eerste -of tweedegraads bloed- of aanverwant is van degene aan wie hij ondersteuning biedt.

Artikel 18. Informele zorg

  • 1. De inzet van niet-professionele (informele) zorg is toegestaan in die gevallen waarin deze zorg de gebruikelijke hulp overstijgt.

  • 2. Indien van toepassing voldoet de zorgverlener aan wettelijke/landelijke kwaliteitseisen die gelden voor de betreffende zorg.

  • 3. Een pgb voor dagbesteding is niet mogelijk indien deze wordt ingekocht in het informeel netwerk.

Artikel 19. Grondslag voor een pgb

  • 1. De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van de door de cliënt ingediende specificatie als onderdeel van het budgetplan;

  • 2. Het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;

Artikel 20. De hoogte van een pgb

  • 1. Het pgb bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate voorziening in natura;

  • 2. De hoogte van een pgb voor Huishoudelijke Hulp, individuele begeleiding en dagbesteding door:

    • a.

      Professionals in dienst van een instelling wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

    • b.

      Professionals werkzaam als zelfstandigen worden per uur of per resultaat bepaald op basis van 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel

    • c.

      Niet professionals wordt bepaald op basis van 50% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel

  • 3. De hoogte van een pgb voor kortdurend verblijf- en respijtzorg:

    • a.

      met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, of

    • b.

      met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen wordt per dagdeel bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

  • 4. De hoogte van het pgb is opgebouwd uit salaris- en eventuele reiskosten.

  • 5. Het college stelt het tarief voor de onderdelen genoemd onder 2 en 3 vast in het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp.

Artikel 21. Pgb besteden buiten gemeente Baarn

  • 1. De budgethouder kan het persoonsgebonden budget voor ten hoogste zes weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van ondersteuning te verlenen tijdens verblijf buiten Nederland.

  • 2. Het college kan op aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn verlengen.

  • 3. Op besteding buiten Nederland zijn alle verplichtingen met betrekking tot het persoonsgebonden budget van toepassing.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan een persoonsgebonden budget voor Hulp bij het Huishouden niet buiten gemeente Baarn worden besteed.

Artikel 22. Bestedingstermijn

  • 1. De cliënt kan schriftelijk en gemotiveerd vragen het pgb later te mogen aanwenden dan zes maanden na toekenning van de voorziening.

  • 2. Dit verzoek wordt gehonoreerd indien latere aanwending van het budget onvermijdbaar is en de cliënt nog steeds is aangewezen op de voorziening.

Hoofdstuk 7: Pgb Beschermd Wonen

Artikel 23. Wijze waarop de hoogte van het pgb Beschermd Wonen wordt vastgesteld

  • 1. De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden en is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 2. De hoogte van een pgb voor dienstverlening Beschermd Wonen waaronder begeleiding, dagbesteding en vervoer door:

    • a.

      professionals in dienst van een instelling wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van 90% het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel;

    • b.

      professionals, werkzaam als zelfstandigen of via een arbeidsovereenkomst met de cliënt, wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

  • 3. De hoogte van een pgb voor Beschermd Wonen wordt bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel.

  • 4. Het college stelt het tarief voor de hierboven genoemde onderdelen vast in het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp Baarn.

Artikel 24. Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgb Beschermd Wonen

  • 1. Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe een budgetplan in, waarbij de cliënt aangeeft:wat hij met het pgb wenst in te kopen;

    • a.

      waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

    • b.

      indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    • c.

      hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

    • d.

      op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • e.

      indien meerdere personen uit een huishouden ondersteuning nodig hebben, dan wordt er 1 plan van aanpak/gezinsplan voor het gehele huishouden gemaakt en bekeken hoe bepaalde ondersteuningsvormen gecombineerd en toegedeeld kunnen worden;

    • f.

      een onderbouwde begroting.

  • 2. Een pgb is alleen mogelijk als:

    • a.

      de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het plan van aanpak opgenomen beoogde resultaat;

    • b.

      de cliënt naar het oordeel van het college in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of hij daarvoor iemand heeft gemachtigd die: Een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.

  • 3. Het college toetst de geschiktheid van cliënt of zijn sociale netwerk om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • 4. Een pgb is niet mogelijk:

    • a.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • b.

      voorzover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb;

    • c.

      voorzover de eigenaar en/of mederwerkers van de professionele ondersteuningsorganisatie, de zelfstandig hulpverlener of hulpverlener/zorgverlener die een arbeidsovereenkomst heeft met de hulpvrager eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van de degene aan wie ze de ondersteuning of hulpverlening bieden zijn.

Artikel 25. Pgb Beschermd Wonen

  • 1. De leveringsvorm pgb voor Beschermd Wonen is in beginsel alleen mogelijk indien sprake is van een kleinschalige woonvorm die bestaat uit minimaal 3 en maximaal 26 bewoners en waarbij aan de volgende cumulatieve eisen wordt voldaan:

    • a.

      de bewoners staan bij de gemeente ingeschreven op één adres, op aaneengesloten adressen of adressen die dichtbij elkaar liggen (binnen een straal van 100 meter);

    • b.

      de bewoners hebben een gemeenschappelijke ruimte voor gezamenlijke activiteiten;

    • c.

      de kleinschalige woonvorm voldoet aan dezelfde kwaliteitseisen als de gecontracteerde instellingen voor beschermd wonen.

  • 2. Verblijf bij ouders of wettelijke vertegenwoordigers valt niet onder een kleinschalige woonvorm.

  • 3. Bij toekenning van pgb Beschermd Wonen wordt getoetst of budget houder in aanmerking komt voor wooninitiatieventoeslag.

    • a.

      De Wooninitiatieventoeslag is bestemd voor kosten gemaakt voor het organiseren van de zorg van pgb-houders en infrastructuur in het kader van doelmatige zorgverlening en voor zover het niet mogelijk is deze te financieren uit voorliggende voorzieningen, waaronder het pgb Beschermd Wonen.

    • b.

      Beschikkingen voor de wooninitiatieventoeslag die voor 2016 zijn afgegeven worden in geval van herindicatie verlengd tot 31 december 2016 en bij doorlopende pgb’s tot afloop van het pgb.

Artikel 26: Informele zorg Beschermd Wonen

  • 1. De inzet van niet-professionele (informele) zorg is toegestaan in die gevallen waarin deze zorg de gebruikelijke hulp overstijgt.

  • 2. Indien van toepassing voldoet de zorgverlener aan wettelijke/landelijke kwaliteitseisen die gelden voor de betreffende zorg. Dit betekent dat informele zorg alleen is toegestaan als maatwerk voor persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf, hulp bij het huishouden en individuele begeleiding.

Hoofdstuk 8: Slotbepalingen

Artikel 27. Maatwerk

Van deze regels kan in het kader van het leveren van maatwerk gemotiveerd worden afgeweken.

Artikel 28. Intrekking oude nadere regels en overgangsrecht

  • 1.

    De ‘Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Baarn 2015’ wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de ‘Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Baarn 2015’, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

3.Aanvragen die zijn ingediend onder de ‘Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Baarn 2015’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Nadere regels, worden afgehandeld krachtens deze Nadere regels.

4.Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de ’ Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Baarn 2015’, wordt beslist met inachtneming van die Nadere regels.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    De regeling wordt aangehaald als: Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2016.

BAARN, 26 januari 2016

burgemeester en wethouders van Baarn,

drs. A. Najib M.A. Röell

gemeentesecretaris burgemeester

Toelichting

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2016

Inleiding

In algemene zin heeft de Wmo tot doel om mensen in staat te stellen tot maatschappelijke participatie en te stimuleren tot zelfredzaamheid. Voor veel mensen is deelnemen aan de samenleving en zich inzetten voor zichzelf én anderen een vanzelfsprekendheid. Soms lukt dat meedoen niet op eigen kracht. Dat kan zijn omdat burgers beperkingen hebben, de weg niet weten of de regie kwijt zijn. Als meedoen op eigen kracht niet kan, is er ondersteuning nodig. Wij ondersteunen mensen die dat nodig hebben in hun bijdrage aan de samenleving, bieden hulp bij het herstellen van hun zelfredzaamheid en rusten mensen toe om maatschappelijk te participeren.

Het college van B&W stelt nadere regels vast die gelden als richtlijn voor het uitvoeren van taken op het gebied van de Wmo, zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Baarn 2015. Deze regels treden in werking per 1 januari 2015.

Procedureregels

Melding hulpvraag

Een inwoner met een hulpvraag kan zich melden bij het loket Wonen, Zorg en Welzijn van de gemeente. Daarnaast kunnen mensen met een ondersteuningsvraag worden aangemeld bij het Lokaal Team door de verschillende zorg- en welzijnspartijen, zoals algemeen maatschappelijk werk, MEE, ouderenadviseur, etc.

Voor een hulpvraag op het gebied van opvang kan de inwoner zich melden bij een door de gemeente Amersfoort aan te wijzen instelling voor opvang.

Wanneer de inwoner niet kan worden geholpen in de eerste ondersteuningsvraag en een breed gesprek nodig is, ontvangt de inwoner een bevestiging van de melding en informatie waarin wordt uitgelegd wat het brede gesprek inhoudt.

Vooronderzoek en persoonlijk plan

De Wmo 2015 kent geen limitatieve opsomming van gegevens die de aanvrager moet verstrekken. Wel is de aanvrager verplicht mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan de aanvrager redelijkerwijs mag verwachten dat deze belangrijk zijn voor het vinden van een passende oplossing. Hieruit blijkt dat de Wmo 2015 niet gericht is op het vaststellen van het recht op een bepaalde voorziening. De Wmo 2015 beoogt maatwerk te leveren, aansluitend bij de vraag en de geconstateerde problematiek.

De eigen verantwoordelijkheid en kracht van degene met een hulpvraag om een oplossing te vinden voor het probleem dat wordt voorgelegd, wordt bevestigd door de mogelijkheid voor de inwoner om een persoonlijk plan in te dienen. Het persoonlijk plan is een belangrijk document in de fase van vraagverheldering en vooronderzoek, omdat de inwoner daarin zelf een beeld geeft van de relevante feiten en omstandigheden, van de te ondernemen acties en van resultaten die bijdragen aan zijn participatie in de samenleving.

De Wmo 2015 gaat uit van een “aantoonplicht” voor de aanvrager. Dit betekent dat het aan de inwoner is om alle relevante feiten naar voren te brengen. Vervolgens is het aan de medewerker(s) van de gemeente om de juistheid van deze feiten te verifiëren. De inwoner geeft daartoe uitdrukkelijk toestemming. Het spreekt vanzelf dat de inwoner door de medewerker(s) ondersteund wordt in het volledig en duidelijk presenteren van de relevante feiten en omstandigheden.

Het gesprek

Na bevestiging van de hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Indien mogelijk zal het gesprek zoveel mogelijk bij de inwoner thuis plaatsvinden. Bij het gesprek kunnen ook andere personen dan de inwoner aanwezig zijn. Denk bijvoorbeeld aan personen uit diens sociale netwerk. In geval van mantelzorg wordt de mantelzorger in principe altijd uitgenodigd voor het gesprek.

In het gesprek wordt in samenspraak met de inwoner bekeken welk resultaat hij wil bereiken ten aanzien van zijn zelfredzaamheid en participatie en welke oplossingen daarvoor mogelijk zouden kunnen zijn.

Het verslag

Het verslag geeft de mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheden in zijn netwerk en/of vrijwilligers en de mogelijkheden van algemene voorzieningen weer. Indien nodig geeft het een beschrijving van de in te zetten maatwerkvoorzieningen. Een ingediend persoonlijk plan maakt onderdeel uit van het verslag.

Van het verslag kan niet verwacht worden dat het een altijd een objectieve weergave van de situatie van de cliënt is: het kan duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn.

Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de cliënt het verslag heeft ontvangen, is het zijn verantwoordelijkheid, of die van de mantelzorger, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de cliënt het niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de cliënt om aan te geven waarom hij niet akkoord is en te tekenen voor gezien.

De aanvraag

Als de cliënt het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum, adres en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraag voor een maatwerkvoorziening als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

Een aanvraag kan alleen door de gemeente in behandeling worden genomen wanneer een aanvraagformulier of gespreksverslag voorzien van naam, BSN, adres, geboortedatum en ondertekening door belanghebbende (of gemachtigde) bij de gemeente is ingeleverd. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum.

Algemene voorzieningen

Bij algemene voorzieningen kan gedacht worden aan: boodschappendiensten van bijvoorbeeld supermarkten, pools voor rolstoelen en scootmobielen, en klussendiensten voor bijvoorbeeld kleine woningaanpassingen.

Deze en andere algemene voorzieningen komen, met of zónder gemeentelijke inmenging, voor steeds meer personen beschikbaar. Een algemene voorziening is per definitie geen maatwerkvoorziening en de wettelijke regels rond eigen bijdragen gelden niet. De gemeente kan wel een eigen bijdrage rekenen voor een algemene voorziening die bij verordening is ingesteld.

Vanaf 1 januari 2016 bestaat er in Baarn een algemene voorziening voor hulp bij de huishouding (HH). De algemene voorziening HH is gelijkwaardig aan de maatwerkvoorziening en geldt als voorliggend voor de maatwerkvoorziening.

Maatwerkvoorzieningen

Een maatwerkvoorziening is een, op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie of beschermd wonen en opvang. Een maatwerkvoorziening is dus gericht op het vergroten van het vermogen van de cliënt om zichzelf te redden op alle levensterreinen en/of op het deelnemen aan de maatschappij. Dat wil zeggen dat de aanvrager een dagstructuur heeft (onderwijs, dagbesteding, werk) en zowel lichamelijk als psychisch zo goed mogelijk kan functioneren.

Bij elke vraag naar ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid of participatie onderzoekt het college met behulp van een algemeen afwegingskader welke oplossing het meest adequaat is. Hierbij zijn de persoonskenmerken, behoeften en voorkeuren van de persoon van belang en wordt gekeken wat iemand zelf kan oplossen, welke algemene voorziening bruikbaar is en welke voorliggende wetgeving van toepassing is om uiteindelijke tot een maatwerkvoorziening te komen. In onderstaand afwegingskader wordt de hiërarchie hierbij aangegeven.

Het afwegingskader:

  • 1.

    Eigen oplossingen

  • a.

    Eigen kracht

  • b.

    Gebruikelijke hulp/zorg

  • c.

    Mantelzorg

  • d.

    Met hulp vanuit sociale netwerk/vrijwillige hulp

  • 2.

    Algemeen gebruikelijke voorziening

  • 3.

    Algemene voorziening

  • 4.

    Andere wetgeving

  • a.

    Wet langdurige zorg

  • b.

    Zorg verzekeringswet

  • c.

    Jeugdwet

  • d.

    Participatiewet

  • 5.

    Maatwerkvoorziening

Dit betekent voor de motivering van de beschikking dat bij het toewijzen van een maatwerkvoorziening steeds een verwijzing wordt gemaakt naar de doelstelling van participatie in de samenleving met een korte beschrijving op welke wijze de maatwerkvoorziening daaraan bijdraagt. Bij een afwijzende beschikking is sprake van een zwaardere motivering. De motivering wordt dan opgebouwd vanuit de aanwezige mogelijkheden van bovenstaande voorliggende oplossingen. Bij elke maatwerkvoorziening wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening. Daarnaast kan bij het bepalen van de omvang van de ondersteuning gebruikt worden gemaakt van richtlijnen die zijn vastgelegd in werkinstructies, zoals de “richtlijn indicatieadvisering hulp bij het huishouden 2015”.

Bijdrage in de kosten

Bij de vaststelling van eigen bijdragen en inkomensgrenzen wordt voor maatwerkvoorzieningen aangesloten bij het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Op grond van artikel 3.1 van dit besluit wordt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening vastgesteld binnen 24 maanden na het tijdstip waarop het CAK in kennis is gesteld dat een maatwerkvoorziening is verstrekt. De eigen bijdrage gaat met terugwerkende kracht in. Uitzondering op de eigen bijdrage geldt voor het collectief vervoer (de reiziger betaalt immers al een eigen bijdrage per zone) en rolstoelen (wettelijk niet toegestaan).

Wettelijk is geregeld dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) de enige instantie is die namens de gemeente de eigen bijdrage vaststelt, oplegt en int. Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.

De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen wordt opgelegd over de kostprijs van de voorziening. De kostprijs bestaat uit alle door de gemeente gemaakte kosten voor de maatwerkvoorziening. De eigen bijdrage zal nooit hoger zijn dan de daadwerkelijke kostprijs van de voorziening en wordt in principe nooit langer dan de duur van het gebruik van de voorziening opgelegd. Bij afschrijving van voorzieningen wordt de eigen bijdrage nooit langer opgelegd tot het moment dat de voorziening economisch afgeschreven is.

Voor de algemene voorziening Hulp bij het huishouden is geen eigen bijdrage via het CAK meer van toepassing. Inwoners betalen een bijdrage van maximaal de kostprijs van de voorziening, hiervoor ontvangen zij direct een factuur van de aanbieder. Wanneer inwoners behoren tot de Wmo-doelgroep kunnen zij aanspraak maken op een bijdrage in de kosten door de gemeente. Het college stelt jaarlijks in onderling overleg met de zorgaanbieders de hoogte van deze bijdrage vast. Ten aanzien van de algemene voorziening Hulp bij het huishouden wordt onder de Wmo-doelgroep verstaan een inwoner van de gemeente Baarn die langdurige lichamelijke problemen heeft, waardoor hij/zij (een deel van) de huishoudelijke klussen niet kan doen. Er zijn geen volwassen huisgenoten die in staat zijn om het huishouden te doen. Hij/zij is in staat zelf uit te leggen welke taken moeten worden uitgevoerd.

Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)

Voordat een cliënt een pgb kan aanvragen, is in een gesprek reeds geconstateerd dat hij een maatwerkvoorziening nodig heeft. Een pgb wordt verstrekt als de cliënt heeft gemotiveerd dat in zijn geval de maatwerkvoorziening als pgb de voorkeur heeft boven een verstrekking in natura. Hiertoe dient de aanvrager een budgetplan met (financiële) onderbouwing in bij de gemeente. Het budgetplan gaat ook in op de kwaliteit van de voorziening waarop het betrekking heeft en aan welk resultaat de voorziening bijdraagt.

Het pgb is een geschikt instrument voor mensen die dit kunnen zelf de regie te laten voeren over de inkoop van zorg en ondersteuning en de organisatie hiervan. Hierbij is wel van belang dat cliënten goed begrijpen wat het betekent om budgethouder te zijn. De medewerker van de gemeente/ het Lokaal Team vormt zich een oordeel over de bekwaamheid van aanvrager om de taken en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan een pgb verantwoord uit te voeren. De PGB-zelftest van “Per Saldo” kan hierbij dienen als toetsingskader.

De hoogte van het pgb

De hoogte van een pgb wordt vastgesteld aan de hand van door het college vastgestelde tarieven voor de verschillende soorten dienstverlening Deze tarieven worden door het college jaarlijks vastgesteld in het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp Baarn en zijn een gemiddelde van de met de aanbieders overeengekomen tarieven per onderdeel in het betreffende jaar. Het toegekende pgb kan nooit hoger zijn dan het vastgestelde tarief. Indien de cliënt toch duurdere voorzieningen wil gaan inkopen, dan dient de cliënt de meerkosten voor eigen rekening te nemen.

Voor het vaststellen van de hoogte van de pgb’s voor maatwerkvoorzieningen (persoonlijke verzorging, begeleiding (individueel en groep) en kortdurend verblijf c.q. respijtzorg is aansluiting gezocht bij de AWBZ-tarieven. Voor het vaststellen van de hoogte van het pgb voor inzet van een mantelzorger is aansluiting gezocht bij het beleid van Mezzo (brancheorganisatie van organisatie van Mantelzorg) en de Wet langdurige zorg. Ook is rekening gehouden met gangbare tarieven in de regio voor professionele ondersteuning.

Bij de vaststelling van de tarieven voor dienstverlening wordt een onderscheid gemaakt tussen zorgverlening door professionals in dienst van een instelling, professionals niet in dienst van een instelling en niet professionals (zoals werkstudenten, sociaal netwerk). Het pgb voor dienstverlening door professionals in dienst van een instelling bedraagt het door het college vast te stellen tarief. Voor dienstverlening door professionals niet in dienst van een instelling (zelfstandig werkende zorgverleners/hulpverleners) wordt uitgegaan van 75% van het vastgestelde tarief omdat deze professionals lagere overheadkosten hebben. Voor de categorie niet professionals hanteert het college een bedrag van 50% van het vastgestelde tarief.

De gemeente keert een “bruto” pgb uit aan het SVB, hierop is geen eigen bijdrage in mindering gebracht.

Pgb en kwaliteitscriteria

De kwaliteitseisen die gelden voor voorzieningen in natura gelden ook voor ondersteuning door professionals die in de vorm van een pgb wordt verleend. Deze zijn opgenomen in de wet en in de contracten die met aanbieders zijn afgesloten. Indien de cliënt gebruik maakt van een professional niet in loondienst gelden daarvoor dezelfde eisen ten aanzien van competenties, scholing, training en coaching als voor een professional die in loondienst van een aanbieder werkzaam is.

Hoog intensieve- en laag intensieve ondersteuning

Onder hoog intensieve ondersteuning verstaan we ondersteuning die alleen geboden kan worden door een opgeleide/gekwalificeerde professional. In tegenstelling tot laag intensieve ondersteuning, deze intensieve ondersteuning kan geboden worden door niet opgeleid persoon, maar indien nodig kan hij/zij wel een beroep doen op een professional voor coaching of ter consultering.

Pgb Beschermd Wonen

Beschermd wonen is wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Op het moment dat wordt geconstateerd dat een cliënt in aanmerking komt voor beschermd wonen wordt daarmee feitelijk aangegeven dat iemand niet thuis kan wonen maar moet wonen in een accommodatie van een instelling met het daarbij behorende toezicht en begeleiding. Dit zou wel mogelijk kunnen zijn in een kleinschalige woonvorm, mits aan dezelfde kwaliteitseisen wordt voldaan als bij de gecontracteerde instellingen voor beschermd wonen.