Regeling vervallen per 05-02-2021

Bomenverordening gemeente Baarn 2016

Geldend van 03-03-2016 t/m 04-02-2021

Intitulé

BOMENVERORDENING GEMEENTE BAARN 2016

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: -bij raadsbesluit in het kader van artikel 1 vijfde lid Boswetvastgestelde bebouwde kom

  • b.

    bevoegd gezag: -bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Indien sprake is van een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit vellen, is het college bevoegd gezag.

  • c.

    Bomeneffect-analyse: -een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand.

  • d.

    Bomenfonds: -gemeentelijke voorziening ter financiering van herplant van houtopstand. Herplant vindt plaats binnen een termijn van vijf jaar na ontvangst van de geldelijke bijdrage in het kader van een compensatieverplichting.

  • e.

    boomadviseur: European Tree Technician die deskundige is op het gebied van vaststellen van Bomeneffect-analyses.

  • f.

    boom: -een houtig opgaand en in beginsel overblijvend gewas met een stamomtrek van minimaal 78 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamomtrek van 78 cm geldt geen minimale stamomtrek indien het bomen zijn als in artikel 7, 8, 10, 11 en 12 van deze verordening.

  • g.

    college: -college van burgemeester en wethouders.

  • h.

    compensatieplan: -overzicht waarin opgenomen: aantal en soort te plaatsen nieuwe houtopstand in het plangebied als vervanging van aantal en soort te kappen houtopstand in hetzelfde plangebied.

  • i.

    dunning: -een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van na dunning overblijvende houtopstand.

  • j.

    hakhout: -één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

  • k.

    herplantplicht: -het opnieuw (elders) planten van een te verplanten houtopstand en/of het vervangen van een houtopstand door nieuwe op grond van een verplichting als in artikel 7 of 8.

  • l.

    houtachtige: -een houtig opgaand en in beginsel overblijvend gewas.

  • m.

    houtopstand: -één of meer bomen of hakhout.

  • n.

    kandelaberen: -het tot op de hoofdtakken snoeien van de houtopstand.

  • o.

    knotten: -het afzagen van de kroon van de houtopstand.

  • p.

    noodkap: -kap van houtopstand binnen 48 uur, die nodig is in verband met grote gevaarzetting voor de directe omgeving.

  • q.

    omgevingsvergunning: -betreft een beschikking als bedoeld in artikel 1.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • r.

    perceel: -een bebouwd perceel dat met erf en/of tuin een eenheid vormt. Als meerdere zelfstandige woonadressen binnen één kadastraal perceel vallen, wordt de omvang van het perceel bepaald op basis van het adres van de zelfstandige wooneenheid van de eengezinswoning waarop de houtopstand zich bevindt.

  • s.

    vellen: -betreft vellen, doen vellen of laten vellen. Dit is rooien, kappen, of verplanten of het snoeien van meer dan 20 pro-

    cent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van voor de eerste keer kandelaberen of knotten;

    • -

      betreft het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

ARTIKEL 2: Kapverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, houtopstanden te vellen of doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan houtopstand.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden als bedoeld in artikel 15 Boswet zijnde:

    • a.

      wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand niet staande in een erf of tuin en gelegen buiten de bebouwde kom, mits deze houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

      • -

        ofwel een grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

      • -

        ofwel bestaat uit rijbeplanting van meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      schubconiferen behorend tot de soort:

      • -

        Chamaecyparis (schijncypres);

      • -

        xCupressocyparis (leylandcypres);

      • -

        Platycladus (Japanse levensboom);

      • -

        Thuja (levensboom);

      • -

        Thujopsis (Hiba cypres).

  • 5.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden die staan op percelen kleiner dan 350 m2, mits het perceel niet is gelegen in een beschermd dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35 Monumentenwet 1988.

  • 6.

    Het bevoegd gezag kan indien houtopstand direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt daarna zo spoedig mogelijk schriftelijk bekend gemaakt.

ARTIKEL 3: Criteria omgevingsvergunning

  • 1. Bevoegd gezag kan schriftelijk de omgevingsvergunning om te vellen als bedoeld in artikel 2 eerste lid weigeren, verlenen of onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2. De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 2 eerste lid, kan worden geweigerd op grond van:

    • a.

      de natuurwaarde van de houtopstand;

    • b.

      de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c.

      de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

    • d.

      de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

    • e.

      de cultuurhistorische waarde van de houtopstand.

  • 3. Het college stelt beleid vast voor vaststelling van de in het tweede lid genoemde waarden en voor de beoordeling van een aanvraag als in artikel 4.

ARTIKEL 4: Aanvraag

  • 1. De omgevingsvergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bepalen dat een compensatieplan en een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project worden overgelegd.

  • 3. In geval van een bouwwerk of technische ingrepen in het terrein binnen de invloedssfeer van de houtopstand kan het bevoegd gezag bepalen dat een Bomeneffect-analyse van alle houtopstand die staat binnen de invloedssfeer van de te vellen houtopstand wordt overgelegd.

ARTIKEL 5: Intrekking of wijziging

De ontheffing, vergunning of de omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is verleend, is vereist;

  • c.

    indien de aan de ontheffing, of vergunning verbonden voorschriften enbeperkingen niet worden nagekomen;

  • d.

    indien de houder dit verzoekt.

ARTIKEL 6: Beperking geldigheidsduur

  • 1. De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen drie jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt.

  • 2. In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één houtopstand betreft, is de omgevingsvergunning voor alle te vellen houtopstanden slechts drie jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of meerdere houtopstanden al geveld zijn.

ARTIKEL 7: Bijzondere voorschriften

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften, kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3. Tot de aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, kan indien waarden genoemd in artikel 3 tweede lid van toepassing zijn, het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 4. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften behoren, het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het Bomenfonds.

  • 5. De verplichting als bedoeld in het vierde lid, betreft een geldelijke bijdrage van € 350,00 per gevelde houtopstand.

  • 6. Het college stelt beleid vast, voor vaststelling van de in het vierde lid genoemde verplichting.

  • 7. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 8: Herplant-/instandhoudingsplicht bij illegale velling

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan de verplichting worden opgelegd dat een geldelijke bijdrage dient te worden gestort, in het Bomenfonds.

  • 4. De verplichting als bedoeld in het derde lid, betreft een geldelijke bijdrage van € 350,00 per gevelde houtopstand.

  • 5. Het college stelt beleid vast, voor vaststelling van de in het derde lid genoemde verplichting.

  • 6. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen testellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een Bomeneffect-analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 7. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het vierde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 9: Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een omgevingsvergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

ARTIKEL 10: Afstand tot de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en nihil voor heggen en heesters, voorzover het bomen heesters en heggen betreffen die eigendom zijn van de gemeente.

ARTIKEL 11: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer houtachtigen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtachtige te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtachtige direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde houtachtige of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

ARTIKEL 12: Bescherming publieke houtachtigen

  • 1. Het is verboden om houtachtigen, die eigendom van de gemeente Baarn zijn te beschadigen, te bekladden of te beplakken of daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door ambtenaren of anderen ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een houtachtige als in het eerste lid aan te brengen of anderszins te bevestigen.

  • 3. Het college kan van het verbod van het tweede lid, ontheffing verlenen.

ARTIKEL 13: Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met artikel 11 tweede lid of 12 eerste en tweede lid, kan worden gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

ARTIKEL 14: Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de ambtenaren als bedoeld in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn tevens belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

ARTIKEL 15: Overgangsbepaling

Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Bomenverordening een aanvraag om een omgevingsvergunning voor vellen op grond van de Algemene plaatselijke verordening Baarn 2012 is ingediend en voor de inwerkingtreding van deze Bomenverordening nog niet op die aanvraag is beslist, worden de bepalingen overeenkomstig de Algemene plaatselijke verordening Baarn 2012 toegepast. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift betreffende een vergunning waarvan de aanvraag is ingediend ten tijde van de geldigheid van de Algemene plaatselijke verordening Baarn 2012 wordt beslist conform die verordening.

ARTIKEL 16: Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: "Bomenverordening gemeente Baarn 2016”

  • 2.

    Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening wordt hoofdstuk 4, afdeling 3 ‘Het bewaren van houtopstanden’ de Algemene plaatselijke verordening Baarn 2012 ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening treedt met ingang van de dag na bekendmaking van de besluitvorming in werking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 februari 2016,
de griffier, de voorzitter,

Toelichting

Bomenverordening gemeente Baarn 2016

ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

c. Bomeneffect-analyse

Houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de houtopstanden, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomeneffect-analyse (BEA) is een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan voorgenomen bouw of aanleg. De BEA waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

f. boom

Onder een houtig en in beginsel overblijvend gewas vallen naast levende ook dode bomen.

r. perceel

De definitie perceel is van belang omdat een uitzondering geldt op het kapverbod voor percelen kleiner dan 350 m2, met uitzondering van percelen gelegen in een beschermd dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35 Monumentenwet 1988. Dit omdat dergelijke houtopstanden vaak onacceptabel dicht bij een woonhuis staan en nagenoeg altijd tot een omgevingsvergunning leiden. Met een perceel wordt bedoeld een bebouwd perceel met erf en/of tuin dat een eenheid vormt. De oppervlakte wordt bepaald op basis van kadastrale gegevens. Als meerdere zelfstandige woonadressen binnen één kadastraal perceel vallen, wordt de omvang van het perceel bepaald op basis van het adres van de zelfstandige wooneenheid van de eengezinswoning waarop de houtopstand zich bevindt.

s. vellen

Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij snoeien, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een kroon van een houtopstand tegen te kunnen gaan. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningsplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningsplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstanden eveneens vergunningsplichtig.

ARTIKEL 2: Kapverbod

Lid 1. Het kapverbod betreft bomen met een minimale stamomtrek van minimaal 78 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. Houtachtigen die hakhout leveren komen vaak niet aan een minimale stamomtrek op deze 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. De stam van hakhout wordt namelijk al op een mindere dikte geknot. Vandaar dat hakhout ook onder het kapverbod valt, zonder dat voldaan moet worden aan een minimale stamomtrek.

Lid 2 onder c. Onder snoeiwerkzaamheden wordt verstaan het plegen van onderhoudsnoei gericht op de instandhouding, waarbij niet meer dan 20% van de volume weggenomen wordt.

Lid 3. Artikel 15 Boswet bevat een regelverbod voor provincies en gemeenten ten aanzien van de in artikel 2 derde lid van deze Bomenverordening genoemde boomsoorten en categorieën. Het in het eerste lid gestelde velverbod geldt om die reden niet voor houtopstanden als bedoeld in artikel 15 Boswet.

Lid 6. Indien een houtopstand direct gevaar oplevert kan het bevoegd gezag besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen op grond van noodkap, direct in werking treedt. Dit houdt in dat dan direct tot kap overgegaan kan worden. Belanghebbenden hebben dan wel (achteraf) nog steeds de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Dit is van belang omdat aan de verleende omgevingsvergunning voorschriften kunnen zijn verbonden.

ARTIKEL 3: Criteria omgevingsvergunning

Lid 3. Het college zal als bevoegd gezag ter invulling van haar beoordelingsbevoegdheid, beleid opstellen.

ARTIKEL 4: Aanvraag

Lid 2. Het college kan bepalen dat een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project, wordt overlegd. Dat kan een vergunning in het kader van de Wet Natuurbescherming, ontheffing in het kader van de Flora – en faunawet en dergelijke, of een ander soort toestemming zijn.

ARTIKEL 8: Herplant-/instandhoudingsplicht

De herplant-/instandhoudingsplicht is een bestuurlijke sanctie als in artikel 5:2 eerste lid Awb, maar geen bestraffende sanctie. In artikel 8 wordt de mogelijkheid gegeven een beschikking (herstelsanctie) op te leggen die daadwerkelijk landschapsherstel of instandhouding van landschap mogelijk maakt.

ARTIKEL 9: Schadevergoeding

Op grond van artikel 17 Boswet dient in de gemeentelijke verordening te staan welk bestuursorgaan is aangewezen, om te beslissen over een te bepalen schadevergoeding.

“Artikel 17 Boswet

Indien de gebruiker of eigenaar van een houtopstand tengevolge van een krachtens provinciale of gemeentelijke verordening genomen besluit, houdende een verbod tot vellen van een houtopstand of een weigering tot ontheffing van een verbod tot vellen van een houtopstand, schade lijdt, welke redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoort te blijven, kennen de in de provinciale, onderscheidenlijk de gemeentelijke verordening aangewezen organen hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding uit de provinciale, onderscheidenlijk de gemeentekas toe.”

ARTIKEL 10: Afstand tot de erfgrenslijn

Gemeentebomen mogen op een afstand van 0,5 meter tot aanliggende percelen staan. Zodoende kunnen ook in trottoirs gemeentebomen staan.

ARTIKEL 11: Bestrijding boomziekten

Lid 2. Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde houtachtige of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die een boomziekte als in het eerste lid, kan verspreiden. Een vergunningstelsel is hier op zijn plaats, omdat de raad de situatie niet zozeer bedenkelijk of laakbaar vindt, maar op deze manier toezicht wil houden, op de aanwezigheid van zieke boomdelen. Hiermee wil de raad verspreiding van boomziekten voorkomen.

ARTIKEL 12: Bescherming publieke houtachtigen

Lid 3. De raad ziet het bevestigen van voorwerpen in houtachtigen die eigendom van de gemeente zijn, als minder gewenst. Om in bijzondere situaties toch uitzondering op deze regel- die in beginsel bedoeld is om altijd te gelden- toe te staan, kan het college ontheffing verlenen van het verbod van het tweede lid.

ARTIKEL 13: Strafbepaling

Het- zonder omgevingsvergunning- vellen van houtopstanden die onder het velverbod van deze verordening vallen, is verboden. Dit op grond van artikel 2.2 en 2.3 eerste lid onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit vellen is bovendien strafbaar gesteld in artikel 1a onder 3o Wet op de economische delicten (WED).Het overtreden van de artikelen 11 tweede en 12 eerste en tweede lid van deze verordening, is echter niet in de WED strafbaar gesteld. Vandaar dat de strafbaarstelling van overtreding van artikel 11 tweede lid en 12 eerste lid, in artikel 13 staat.

Kaart Bebouwde kom Boswet