Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2019 (Verordening rioolheffing 2019)

Geldend van 28-12-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2019 (Verordening rioolheffing 2019)

De raad van de gemeente Baarn – gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 oktober 2018 – behandeld in het debat in de raad d.d. 14 november 2018

b e s l u i t: De volgende belastingverordeningen vast te stellen: A. Legesverordening 2019; B. Verordening reinigingsrechten 2019; C. Verordening begraafplaatsrechten 2019; D. Verordening forensenbelasting 2019; E. Verordening hondenbelasting 2019; F. Verordening marktgeld 2019; G. Verordening onroerendezaakbelastingen 2019; H. Verordening precariobelasting 2019; I. Verordening reclamebelasting Centrumgebied 2019; J. Verordening rioolheffing 2019; K. Verordening op roerende woon-en bedrijfsruimten 2019 L. Verordening toeristenbelasting 2019.

Verordening rioolheffing 2019

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater,alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de rondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

2. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4. Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als een perceel worden aangemerkt.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

1. De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd..

2. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle kalendermaand gerekend. .

3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van:

a.een watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

b.een bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

4. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

5. Voor nieuwe gebruikers wordt, zolang geen gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn, een recht geheven naar een waterverbruik tot 250 kubieke meter. Indien er sprake is van een binnengemeentelijke verhuizing, wordt voor het desbetreffende belastingjaar het leidingwaterverbruik van het oude adres ook geacht het leidingwaterverbruik van het nieuwe adres te zijn.

6. Het vijfde lid van dit artikel is niet van toepassing voor bedrijven en overige niet natuurlijke personen. Zolang geen gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn, wordt bij nieuw gevestigde bedrijven of overige niet natuurlijke personen het waterverbruik door de gemeente geschat.

Artikel 6. Belastingtarieven

afbeelding binnen de regeling

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10. Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990  moet een aanslag worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

3. De Algemene Termijnenwet  is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12. Overgangsrecht

De Verordening rioolheffing 2018 van 22 november 2017,wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede, lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13. Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rioolheffing 2019.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering, op 28 november 2018

N.C. Both griffier

M.A. Röell voorzitter